Willem die amok maakte
Willem die ‘amok’ maakte (naar L.P. Boon): een aardig letterspelletje. Je verwisselt de m en de a en je vergeet de d: Madok wordt amok. Als het heel vlug gelezen wordt, hoort men niet eens een verschil. Is er wel een groot verschil? Want even dieper borend ontdek je dat de anonieme Willem inderdaad, bij manier van spreken, ‘amokte’, als je vrede kunt nemen met dit nieuwe werkwoord. Maar laat even een gezaghebbend woordenboek aan het woord. Amok betekent in zijn eigenlijke (historische) betekenis: ‘bij de inheemse bewoners van Indonesië voorkomende toestand van razernij, waarin zij ieder die hen ontmoet trachten te vermoorden (vooral als gevolg van onmatig opiumschuiven)’. Nee, ik vereenzelvig Willem niet met een razende Maleisiër vol opium gepropt. Indien hij een ‘physicus’ was, dan werd hij eerder verondersteld om te helen in plaats van om zeep te helpen. Maar in de oneigenlijke betekenis kan ik beter inkomen. Een amokmaker is dan een herrieschopper, een rebel, een onruststoker, of nog mooier: een stokebrand. Vandaag zou ik het over een hooligan hebben. In elk geval iemand die de boel overhoop haalt. En dat deed Willem wel een beetje, om het met een eufemisme te zeggen. Tweemaal amok, eerwaarde vader! Over het hoe en het waarom van dit amok, wil ik enkele persoonlijke bedenkingen voorleggen naar aanleiding van de lectuur en de studie van Van den vos reynaerde.
Amok nummer één. Willem ‘amokt’ via zijn hoofdpersonage. Reynaert is een onverbeterlijke schurk, een moordenaar, een ontembare rover. En doorheen al die barbaarse ‘treken’ angstaanjagend sympathiek. Willem slaagt erin dat wij al onze gedegen morele scrupules opzij duwen, dat wij zand strooien over verkrachting, kindermishandeling, bedrog, cynisme, roof en geweld, vrijbuiterij, volksverlakkerij, ondermijning van het gezag en de hele hutsepot van negatieve krachten die een vroom en deugdzaam leven lustig van de tafel vegen. Het gehele maatschappelijke bestel, de ganse korf van menselijke waarden waar we zo graag aan tillen, het fatsoen, dat alles lapt Willem aan zijn laars. En wij (als moderne lezers) grinniken genietend mee, hopend dat de schurk het tegen alle regels in haalt. We kraken van leedvermaak als we Nobel en andere behoeders van wet en orde in het zand zien bijten. We begraven de bijbel, moraalturven, wetten en reglementen. Natuurlijk kunnen we ons troosten met de wetenschap dat in feite de corruptie bestraft wordt.
En in dat papje maakt Willem onbeschaamd amok: het hele wereldzootje stinkt van schijn; het is een maskerade, één pot nat, waarin klein en groot, adel en geestelijkheid (van de liederlijke aflatenhandelaar tot de purperen reetlikker van de koning), wolven zijn voor elkaar, zoekend wie ze zullen verslinden. Eerlijkheid, eerbaarheid en solide structuren gaan de vleesmolen in. En Reynaert giert, dat ‘hem craket die taverne’.