werden’. De remedie daartegen was de lach, die onderdrukking deed vergeten (programmabrochure p. 6). In de voorstelling waren een aantal Vlaamse trekjes (op een bescheiden manier) aanwezig. Koning Nobel nam meermaals het nu bijna onsterfelijk geworden ‘Waarde landgenoten, de koningin en ik...’ met de gepaste intonatie in de mond. Reynaert de vos werd beschreven als de onverlaat die de eenheid van de staat bedreigt. Voor een duidelijk Vlaams accent was het echter wachten tot het theatrale slot, waarbij het vossepaar door een geelzwarte poort en met geaccentueerde muziek en belichting een nieuwe toekomst tegemoet stapt.
Het verhaal zelf volgt de dertiende-eeuwse tekst vrij nauwkeurig. Alleen begin en slot (eindigend met de vlucht naar een paradijselijke wildernis en niet met het vogelvrij verklaren van de vos) weken ervan af. Enkele personages verdwenen: zo bijv. Pancer wiens klacht werd overgenomen door Belijn. Firapeel kwam sterk op de voorgrond door reeds van in het begin als raadgever van Nobel en organisator van de bodetochten te fungeren. Vele details bleven echter behouden zoals de verminking van de edelste delen van de pastoor en de duik in het water -in een echt kunstmatig vijvertje- van een van de figuranten.
De voorstelling heeft me kunnen bekoren. Speelruimte, decor, klank en verlichting waren knap. Evenzeer, en misschien nog het meest fascinant was de muzikale inbreng van koortje en orkest o.l.v. componist Dirk Bauters, die zonder klankband alles life uitvoerden. Teksten en muziek van Bauters waren bekoorlijk en werden op spontaan applaus onthaald. Vooral het lied van de lekebiecht, waarin Reynaerts duivelse listen tegenover Isegrim met veel vosseplezier geschilderd werden, was een vondst: elk avontuur met een eigen muzikale vorm.
De akteursprestaties waren bevredigend, zij het dat Reynaert en vooral Grimbeert en Nobel duidelijk sterker op de scène werden gezet. Het feit dat juist Reynaerts grote opponenten Bruun, Isegrim en Tibeert wat zwakker akteerden, was er de oorzaak van dat de toeschouwer nog meer met de vos ging sympathiseren.
De tekst was evenwichtig en humoristisch. Soms werden de mogelijkheden van de rijke middeleeuwse tekst niet uitgebuit, en dat geldt voor de taalrijkdom en vooral voor de pittige (soms obscene) anekdoten: geen geweeklaag van Julocke, een te vluchtige kipperoof nabij het Zwarte Nonnenconvent. Af en toe liet de tekstbewerker zich betrappen op een kleine pekelzonde. De betekenis van vogelvrij werd een aantal malen ten onrechte als ‘zo vrij als een vogel’ geïnterpreteerd.
Deze Aalsterse vos kan, mits enkele minimale correcties en verbeteringen, zeker een nog breder publiek aanspreken. Een stap in de goede richting is reeds gezet door het opnemen van de liederen op cassette. Vermoedelijk kunnen ook Tiecelijnlezers de cassette met een aantal van de songs nog bestellen bij regisseur Herman Slagmulder, Boudewijnlaan 130 te 9300 Aalst. De cassette kost 150 BF.
[R.V.D.]