‘Vrauwe, ic ben(h)u peelgrijn’ (v.2855)
Aldus sprak Reynaert tot de koningin vooraleer hij op pelgrimstocht vertrok naar Rome en overzee. Hij zou haar pelgrim zijn. Broeder Aloïs en vossegezellen werden op hun beurt Reynaerts pelgrims wanneer ze op die tweede sinksendag pelgrimeerden van bank tot bank. Stoer en sterk waren die oorspronkelijke banken: stevig betonnen onderstel, een zwaarhouten zitruimte en rugleuning met de schildering versierd van een toepasselijk tafereeltje en dito tekst.
Het pad vertrekt, zoals reeds gezegd, aan het Reynaertmonument van Hulst, stevent richting St.-Jansteen, waar in het gehucht Absdale de vader van Lamfreit het levenslicht zag en bereikt over Clinge in Nieuw-Namen een eerste bank: Hulsterlo, het bos waar Reyn zijn fameuze leugenschat verborgen had. Het Belgische De Klinge wordt de eerste Wase pleisterplaats, hier immers situeert Pater Stracke het mysterieuze Kriekeputte, wat meteen het ontstaan gaf aan een tweede bank.
Langsheen de rijksweg Hulst-Sint-Niklaas, in de wijk de Trompe, een derde bank, nog steeds in verband met de fameuze schat van Ermenrik. De Reynaertbank in het stadspark van Sint-Niklaas was er in 1955 nog niet, dus fluks naar Belsele gereden waar ‘onder enen boom’ herinnerd wordt aan het verbond dat Reyn en Isegrim hier sloten. Daknam werd de volgende pleisterplaats met niet minder dan twee banken. Een op het stemmig marktpleintje onder een lindeboom - hier zou Coppe begraven liggen - en een langsheen de Durme op de Middendam waar koning Nobel zijn hof zou ‘gecrayeerd’ hebben. De laatste bank (maar eerst nog richting Zeveneken waar broeder Aloïs de galg situeerde) stond nabij Oudenbos tussen Zeveneken en Beervelde, waar Reyn zijn berouw over zijn pas gebiechte zonden vierde met een snood berekende aanslag op een vette hoen van de kloostertuin. Zonder banken (wel met palen) over de Beerveldse wijk Haenhout (Malpertuus) naar Destelbergen, het dorp aan de rivier waar Bruun zijn wilde haren verloor en Tibeert de kater de pape voor de rest van zijn leven de klepel ontnam. Eindpunt tenslotte in het kasteel Notax, Destelbergen. In de middeleeuwse kelders zetelde hier een soort Reynaertacademie tot besluit van de riante pelgrimstocht van de Gentse en Wase vossejagers.