Het volksboek Vanden, X, esels
(1946)–Anoniem Tien esels, Vanden– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 30]
| |
Vanden seuensten esel
Gheen cleyn Esels zijnt die heerlijc connen brassen,
En sitten met anderlieden slippen in dasschen.
[1] Van den seuensten Esel sal hier volghen / die seer [2] wel weerdich is lange Esels ooren te draghene aen zijn [3] hooft. Ende is een hooueerdich Esel / die comenschap 1) [4] doet met ander lieden goet / oft heeft ander lieden goet [5] in handen / ende houdet hem rijckelijcken / ende hi [6] gaet seer costelijcken gecleedt / somtijts gebont endeGa naar eind6 [7] gegraut / somtijts met sijden van alderhande 2) soorten [8] / ende rekent hem rijck 3) te sijne / ende maect den [9] braggaert/ende eet ende drinckt dagelijcx costelijcken enGa naar eind9 [10] lackerlijcken onuersaecht ende onbeschaemt / ende sidtGa naar eind10 [11] dagelijcx en craect van synen grooten goede: maer soude [12] hi zijn schulden betalen / hy soude 4) zijn cleederen [13] moeten vercoopen ende al dat hi heeft / ende gaen met [14] den rabbauwen. Siet doch wat eenen onbeschaemden EselGa naar eind14 [15] dat dit is / die om zijnder hoouerdijen wille ende om zijn [16] lichaem sachtelijcken te onderhouden / verteert ende verdoet [17] onnuttelijcken ander lieden goet / ende brenget 5) [18] hem seluen in groot dangier ende verdriet / ende dan [19] wordt hy somtijts gevangen ende gespannen: oft can hyGa naar eind19 [20] / soo speelt hy dan banckeroete / ende loopt dan wech in [21] ander landen om dat hy niemanden en denct te betalene. [22] Och bekeert v hooueerdich doodtsondich vat / ende [23] betert v boose leuen / ende doet af dees Esels ooren in [24] tijts / ende verlaet v hoouerdije / ende dat delicaetGa naar eind24 [25] onderhouwen van v seluen / als lecker spijse ende costelijcken [26] dranck met pomposicheyt van cleederen / endeGa naar eind26 [27] denckt wat dat v lichaem zijn sal als die siele daer [28] wt gescheyden is / ende verhaelt ende ouerdenckt metGa naar eind28 [29] penitencien in v herte den stock van mijn Refereyn dat [30] hier volcht / hoe dattet lichaem sal sijn Een sack vol [31] moren / een stinckende prije. Hierom gedenct 6) hoe | |
[pagina 31]
| |
[32] cort den tijt is / ende eeuwich hoe lanc dat het is den [33] boosen. RefereynGa naar eind*
O menschelijck pack vol stinckende hoouerdije 1),
Broosch 2) lichaem, vuyl sac, vol moren, wiens weerde 3)Ga naar eind2
Is alte cleyn, als tleuen verscheyden is 4).
Ghy zijt seer wack 5), haest die verteerde.Ga naar eind4
5[regelnummer]
Twij soecty ghemack dan soo seer op deerde?Ga naar eind5
Ick segghe 6) certeyn dat svijants 7) verleyen is 4).
VVeeldich voedy tlichaem, dat een verbeyen is 4).
Van drucke 8), contrarie der sielen claer:
VVant houerdije een recht bereyen is 4)
10[regelnummer]
Om veruult te zijn 9) metten seuen dootsonden swaer.
VVat volchter dan naer? verdriet, anxt en 10) vaer.
Dat tlichaem 11) misdoet, wort geweten met nije
Der sielen voorwaar: Dus seg ick eenpaer,
Als die siele 12) scheyt, blijfdy (soo ick belije)
15[regelnummer]
Een sack vol moren, een stinckende prije.
Een hoouerdich vat is voor Gode stinckende
Soo walghelijck, dat door dyen is minckendeGa naar eind17
Die gracie die ons God soude verleenen.
VVat helpt ons den schat 13), als ons is crinckende
20[regelnummer]
Die doot 14)? niet, dats plat. dus sijt v bedinckende,Ga naar eind20
Die spacie is hier, hebt duechdelijck meenen,Ga naar eind21
Volcht den Coninck van Iuda int beweenen
Der sonden, denct 15) hoe Nabugodonosor was
Door zijn hoouerdije 16) van Gode tot eenen
25[regelnummer]
Beeste verschepen 17), die naemals ghenas
Door tberou 18, dat ras hem cureerde soo ick las,
Dede dit tlichaem 19? wat achty dan hoouerdye 20?
| |
[pagina 32]
| |
Gaert duecht op elck pas: al slichaems ghebrasGa naar eind28
Is min dan niet: doot zijnde soo blijft ghye
30[regelnummer]
Een sack 5) vol moren, een stinckende prye.
VVat wildy cleeden tlichaem met grau en bont?
Ghy moet doch scheeden, al schijndy nu ghesont.
Tis haest verkeert, alst Gode belieft.
Ghy doet bereeden leckernije voor den mont.
35[regelnummer]
Solasheyt 1) breeden, twelck die siele 2) doorwont 3)Ga naar eind35
Dus blijft verseert die siele 2) en ghegrieft.
VVat baet dat ghy v noch soo seer verhieft,
Die doot sal die siele 2) wten lichaem drijuen,
Die ten hemel oft ter hellen, dats cort ghebrieft 4)
40[regelnummer]
Nae verdienste moet varen: ten baet geen kijuen.
VVant hier gheen blijuen en is, zoo ons schrijuen
Alle doctoren, en wij sient oock telcken tije.
VVat zijn die lijuen der sondigher katijuen
Voor Gode gherekent, dan aen elcken zije
45[regelnummer]
Een sack 5) vol moren, een stinckende prije.
Prince
Dlichaem vol sonden, is een sack 5) vol moren,
Die tallen stonden dat hier houwen vercoren,
Die zijn veel meer met vuylheden besmet,
Om fraey oorconden 6), dan swijnen die sporen
50[regelnummer]
Tvuyl te doorgronden. dus blijft verloren
De edel siele 7) die van Gode is gheset
By dlichaem als een wtuercoren let.Ga naar eind52
Dus achtet tlichaem 8) cleyn, maer die siele 9) groot:
Ouerdenckende dijn vier wtersten 10) altemet,
55[regelnummer]
Die helle, Doordeel 11), Hemelrijck ende Doot.
Doet dit, tis noot. want als ghy zijt bloot
Sonder siele, ende v die wormen te strije
Sullen doen aenstoot, doorknaghende tconroot,Ga naar eind58
| |
[pagina 33]
| |
So en wordy maer gherekent inden eertschen crije 1)Ga naar eind59
60[regelnummer]
Een 2) sack vol 3) moren, een stinckende prije.
|
|