Het volksboek Vanden, X, esels
(1946)–Anoniem Tien esels, Vanden– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 17]
| |
Vanden vierden esel
Ghy coppelers die donnoosele brengt tot schanden
Ergher dan Esels, wacht v van Lucifers banden.
[1] Vanden Esels met lange ooren aent hooft mach hi [2] wel gherekent zijn / ende hy en is niet soo goet als dye [3] simpele onredelijcke Esel / hy dye zijn lustighe ionckheyt [4] ende bloeyende iuecht ouerbrengt met swaren ende [5] vreemden sonden / sonder eenich bedwanck / bewarende [6] die huysen vanden bordeelen met dye openbare ghilden [7] ende hoeren / ende is daer af dopperste meester ende [8] Roffiaen. Dat welcke ey lacen nv veel 1) geuseert wortGa naar eind8 [9] in vele 2) herbergen van sommige steden / in veel wijnhuysen [10] / ende ooc bierhuysen / daermen dicwils laet [11] ongelijcke persoonen secretelijcken sitten drinken / kallenGa naar eind11 [12] ende clappen / daer dan ooc dicwils gebuert ouerspel [13] / ende oock ander oncuyssche wercken / want daer en [14] coemt 3) niemant by hunlieden 4) voer datmen clopt oft [15] roept / om soo te beter aen goet te gheraken / ende [16] goede ghemackelijcke daghen te hebben. Aldus wil dese [17] roffiaen eenen tijt lanck bordeel houden / ende setten [18] die sielen 5) een iaer oft vier inden torfhoeck. Ende dyeGa naar eind18 [19] hooftvrouwe vanden bordeele tracteert hem so vriendelijckenGa naar eind19 [20] / soo liberalijc / ende si verbint hem soo dat hy [21] haer ten lesten trout tot eenen wijue Ende dan verlaet [22] hi dat bordeel / ende wil dan wat eerlijcker leuen / ende [23] gaet woonen in een ander huys niet verre van daer / by [24] zijn eerste huys / om te behouden zijn oude calanten / [25] ende gheselschap / ende vercoopt daer eten ende drincken. [26] Ende dan coemt 6) daer elck drincken / ende goet [27] chier maken / mannen ende vrouwen / die daer dicwils [28] comenschap 7) maken / ende dinghen daer dicwils vandenGa naar eind28 [29] lijue / nochtans en wort daer niemant totter doot [30] verwesen. Siet doch wat berouwe heeft dese Esel van [31] zijn eerste quaet leuen ende regiment / om eenen goedenGa naar eind31 [32] name te vercrijghen / ende om zijn leuen te beteren: | |
[pagina 18]
| |
[33] want watter coempt / tsy hoere oft dief / ende bringhen 1) [34] wat te coope / tsy hoe dattet ghecregen is / het is al [35] willecomme / ende hy coopet al / dat thien penninghen [36] weert is daer gheeft hy eenen voer / niet vraghende van [37] waer dattet coempt. Siet doch waer af hy leeft, wat [38] neringe hy doet, dese aelmachtige bedroefde Esel /Ga naar eind38 [39] dwelcke leuen (sterft hy also) hem brenghen sal int [40] gheselschap der duuelen 2) / daermen den eers met [41] branden veecht / rechts midden inden ketel / so en verbrant [42] brant hy hem aen die canten niet. Maer tis best dat ghy [43] af doet die leelijcke Esels ooren / ende keeret om v [44] sondighe siele noch inder tijt van gracien / ende denckt [45] op den stoc van mijn Refereyn / Want Christus heeft [46] ons so diere ghecocht.
RefereynGa naar eind*
Verwaende houerdie 3) dede afgrijselijck
Lucifer vallen wt deeuwighe weelde
Metten 4) sinen, ende om auijselijckGa naar eind3
Dijdel plaetse te vullen 5), schiep Godt wijselijck
5[regelnummer]
Den mensche die hy seer hoochlijck eelde,Ga naar eind5
VVant hy formeerden na zijn eyghen beelde
Ende stelden int paradijs der wellusten soet,
Daer hy tghebodt brack, twelck hy bequeelde,
Ende bracht 6) hem en 7) ons allen in grooten onspoet,Ga naar eind9
10[regelnummer]
Om ghenesen dees quetse, moest 8) deewighe goetGa naar eind10
Oock mensche worden inden eertschen 9) slijcke,
Ende coopen ons weder met zijn heylighe bloet,
Souden wy besitten zijn glorie en rijcke:
Door twelck Christus worden is ons ghelijcke,
15[regelnummer]
Drijendertich iaren heeft hy hier ghesocht
Tuerloren schaepken, ouerdenct dit met versijcke,Ga naar eind16
VVant Christus heeft ons so dier ghecocht.
Soo die cooper om een goet dat hy bemint,
Gheeft meer dan de weerde, twelck dick geschiet,
| |
[pagina 19]
| |
20[regelnummer]
Soo heeft Christus ons Heere, diet wel versint,
Dierder dan de weerde 1) ghecocht ons menschen blint,
VVant die menschelijcke weerde 2) is min dan niet
In haer seluen, maer door Christo, vatet tbediet 3), Ga naar eind23
Is die mensche groot en 4) weerdich ghetelt,
25[regelnummer]
Vanden Enghelen ghedient. Aldus aensiet
In wat hoocheden heeft v Christus ghestelt.
Regiert v dan soo in dit 5) eertsche 6) velt
Dat ghy ghebruyct daer ghy toe zijt geschepen,
Dats deewich leuen, dat Christus met 7) ghewelt
30[regelnummer]
V weder 8) ghecocht heeft, en 9) den vijant ontnepen.
Eertsche 10) vruecht en mach een haer niet drepenGa naar eind31
Tegen shemels 11), teertsch is haest te niete gebrocht 12).
Pijnt dan den vijant v siele te ontslepen 13),
VVant Christus heeft ons soo diere 14) ghecocht.
35[regelnummer]
Laet eertsche 15) sorghe, v loopen, v drauen,
Ende denct hoe cort dat hier dlijf vergaet:Ga naar eind36
VVat wildy om deertsche 16) goet veel slauen,
Vergaderende lant, erue, iuweelen ende hauen?
Tis heden 17) ghesont, morghen doot, eylacen iaet.
40[regelnummer]
VVant als die doot sonder confoort oft raet
Tlichaem crinct, ende die siel 18) ter hellen vaert,
Dan soumen 19) wel willen sonder verlaet
Duecht ghedaen hebben, maer 20) tis te laet bewaert,
Men sal niet moghen: Aldus nu onghespaert
45[regelnummer]
Doet duecht, ende en roept niet Cras CrasGa naar eind45
Soo die 21) rauen doen, maer tegenwoordich gaert 22)
Voetsel der sielen, want men op gheen pas
En weet, oftmen 23) Morghen sal crijghen, tcoemt 24) ras,
Morghen suldy bequaem zijn ende wel bedocht,
50[regelnummer]
Maer heden 25) wel leuen, vlyende sweerelts ghebras,Ga naar eind50
| |
[pagina 20]
| |
VVant Christus heeft ons soo diere 1) ghecocht.
VVie mach meer liefden ter weerelt draghen
Dan die zijn siele voer zijn vrienden set.
Och niemant: dus mach ick by reden ghewagen
55[regelnummer]
Dat Christus dopperste liefdrager sonder vertragenGa naar eind55
Aldermeest liefden ghetoont heeft onghespletGa naar eind56
Aen 2) ons Adams kinderen met sonden besmet,
Om ons van svijants handen te vrijen.
Dus volcht die duecht, houdt Christus wet,
60[regelnummer]
Inder eeuwicheyt suldy met hem verblijen.
Alle eertsche 3) sorghe wilt stellen besijen.
Als die 4) Sonne declineert soo vergatet licht 5):Ga naar eind62
Sghelijcs als tleuen, en wort 6) sonder vermijen
Elcx werck voor den oppersten iuge beslicht.
65[regelnummer]
Die dan int leuen hebben goet ghesticht,
Sullen met den bant der liefden worden gheknocht
By Christo: ouerpeyst dan sreghels ghewicht,
VVant Christus heeft ons soo dier ghecocht.
Prince
Prince alsmen anders niet en weet te biene
70[regelnummer]
Dan die 4) siele naect, wat machmen dan peysen?
Eylaes Gods oordeel is seer tonsiene 8),
Twaer goet datmen in tijts pijnde te vliene
Die 4) sonden, denckende 9) op tlanghe henen 10) reysen.
Voordachten wy dat, wy mochten wel eysen.
75[regelnummer]
VVant sonde en brengt 11) niet dan druck en pijne 12),
Ende iaecht die siele ten helschen forneysen,
Daer niet dan druck en is te 13) gheenen termijne,
Och eeuwich is al te lanck. maer 14) daer te zijne
Daermen alle solaes en blijschap hantiert 15),
80[regelnummer]
In glorien schouwende met 16) blijden schijne
Dminlijck aenschijn Christi met 16) glorien door viert,Ga naar eind81
| |
[pagina 21]
| |
Daer sullen wy met 1) vruechden worden verciert 2),
Met gracie en glorie, hebben wy goet ghewrocht.
Siet elck dan dat ghy v daer nae regiert,
85[regelnummer]
VVant Christus heeft ons so dier ghecocht.
Die met Christo hier naemaels wilt verblijen 3)
Die schouwe [dees] esels wercken tot allen tijen.
|
|