Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdOp een nieuwe Voys1.
In 't groeye van myn teere jeugt
Wierd ik bestrede van de deugt, Ga naar voetnoot+
Maar Bachus voegde hem daar by
Met een seer soet gevley:
‘De deugt die kiest een Munneke kap
Maar Bachus syt: 'Gy bent te slap,
Voegt u liever met myn hande snel, Ga naar voetnoot+
Want gy hebt geen klooster vel.'’
| |
[pagina 111]
| |
2.
Dit klooster is na myn sin Ga naar voetnoot+
En ik myn Officy Ga naar voetnoot+ haast Ga naar voetnoot+ begin:
Voor elcken Paternoster bol Ga naar voetnoot+
Drink ick heel myn buykje vol,
En voor het bidden van mijn sel Ga naar voetnoot+
Speel ik liever op het Tiktak spel, Ga naar voetnoot+
Of wel een kaartje om geleyt,
Het welk myn hart verbleyt.
3.
Maar Bachus die behiel de strijdt
En hy heeft myn naar syn tent geleyt.
Veel smockel Broertjes Ga naar voetnoot+ die ik vond
Met een pypje in de mont
En sy songen daar met plasier
Elk met een pintje by het vier
En dat stont mijn aan en siet, de deugt
En hiel myn aan de vreugt. Ga naar voetnoot+
4.
Smorgens seer vroege voor myn begin
Neem ik een Brandewyntje in
En een pakjen Snuyf daar by gekocht:
't Is seer goet voor een quade Loght,
En daar op smook ik een pyp Toebak
En ik giet daar op een spel in 't gat Ga naar voetnoot+
En des smiddaghs gaan wy in de Wyn
Met de knuetjes Ga naar voetnoot+ vroolyk zyn.
5.
En vorder dan tot op de noen
Gaan ik myn mede Taffy doen Ga naar voetnoot+
Want Continuwerelyk in de pint
Snags my opgeroyt vint: Ga naar voetnoot+
Ben ik smorgens dan niet wel te pas
En ik haal van 't selfde seer ras, Ga naar voetnoot+
En myn dunkt dat alle dese pyn
Zal een Mortefekaasi Ga naar voetnoot+ zyn.
| |
[pagina 112]
| |
6.
Snaghts slaat het myn seer dickwils aan, Ga naar voetnoot+
Moet ik naar Baghus met haar Ga naar voetnoot+ gaan
Want yder roept: ‘Baghus leeft
Die dat eedele Nat ons geeft’,
En tot syne lof een yder singht
En ook een volle Fluyt uyt drinkt.
Viva de Paapkens met gewelt
Die de Order heeft gestelt. Ga naar voetnoot+
7.
Loof, ly ik dees smert en groote pijn… Ga naar voetnoot+
-------------------------------------------------------------------------------
a.
De Priester sey: ‘Wilt u bekeeren
En treet met ons het Klooster in,
Geloof aan Christus onsen Heere
Dat gy u zaligheyt verwin.
Gy sult met ons gaan Triomfeeren,
In 't Hemelrijk
Met onsen Heere En Vader
In der Eeuwigheyt.’
b.
Maar desen Joodt dat niet en achten
Maar bleef volstandig in syn geloof.
Hy riep seer luyt met groote krachte:
‘De Godt Abrahams’ - en sach omhoogh -
‘Die sal myn wel genadig wesen
Den Godt Jakobs klaar
Daar op soo stel ik Mijn vertrouwen
In 't openbaar.’
c.
Men liet hem doen ter plaatse brengen
Daar men hem stelde in het vuur.
Hy riep noch al met luyder stemme:
‘Heer sterckt myn in het laatste uur
Erbermt u over de Martelaren,
Ick ben nu in ly!
Den Godt Jakobs sal myn ziel ontfangen,
Och, staat myn by!’
| |
[pagina 113]
| |
Tot assen sag men hem toe verbranden,
Hy sterf volstandig in 't Joots geloof.
Een yder denkt na syn verstande,
Syn lichaam was daar tot een roof. Ga naar voetnoot+
Och, wilt dit toch gedachtig wesen,
Kom, koopt dit Liet, Ga naar voetnoot+
Laat het jou kinders over lesen
Tis waar geschiet.
|
|