Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdOp een aangename Voys1.
Al die 'er zyn kosje aan Landt niet kan winnen,
Die moet 'er gaan varen al by der Zee.
Daar sal men ze leeren na boven toe klimmen,
Halen de Zeiltjes vlak voore de Ree.
2.
‘Haal Kabel, haal Kabel, wil 't Anker opwinden!’
Zoo roepter de Stuurman alle zoo styf. Ga naar voetnoot+
Dan ziet men ze loopen gelijke de blinden:
Den eenen die loopter den ander op 't lyf. Ga naar voetnoot+
3.
Soo dra het Anker dan is gewonden,
Dan moeten wy weder na bovenen toe.
Dan roepter de Bootsman tot aller stonden:
‘Hier valt wat te rusten, ben jy 'er niet moe?’ Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 114]
| |
4.
Dan gaans ons van agter na vooren toe stuuren.
Waar datte wy lopen, wy zyn in de knip. Ga naar voetnoot+
De Duyvel die zou het niet hallif beguuren Ga naar voetnoot+
Wat dat 'er te doen is op een Oorlogs-Schip.
5.
't Is Masje te schrapen, Want aan te zetten,
Of 't Scheepje te Teeren, of 't Schuytje Ga naar voetnoot+ te Boord:
Hoe dattet 'er gaat - gy meugt 'er op letten -
Jan Hagel Ga naar voetnoot+ word uit zyn Kooytje gestoort.
6.
Soo dat wy geen rust en kunnen genieten.
Jan Hagel die doet 'er malkander haar klag,
Sy seggen: ‘Het zou de Duyvel verdrieten,
Dat mender met ruste niet vreeten en mag!’
7.
Den uitkyk van boven, je meugt het geloven, Ga naar voetnoot+
Die roepter: ‘Ik zie 'er een Zeyltje in Zee!’
Ons Stuurman, dit horend, liep haastig na vooren,
Riep: ‘Mannen, za maakter jou Zeyltjes vast ree!
8.
Wilt Blinde by zetten, Bram-zeyltjes los maken,
Hys op 'er jou Stag-zeyl, dan hebje gedaan!’ Ga naar voetnoot+
Dan is het: ‘Jou Buik gording Ga naar voetnoot+ en wilder niet schaken!’ Ga naar voetnoot+
Dan moet 'er een Jantje na boven toe gaan.
9.
Ons Kapitein waardigh, roept: ‘Mannen, vaardig, Ga naar voetnoot+
En wilt 'er jou Sloepje vast maken klaar.
Wy willen gaan roeyen tot wat beschaardig Ga naar voetnoot+
Van Water en Bier, val in alle gaar.’ Ga naar voetnoot+
10.
Soo dra en zynder wy niet gezeten,
Dan roept de Provoost met stemme niet kleyn:
| |
[pagina 115]
| |
‘Za mannen, en hebje nog niet gevreten, Ga naar voetnoot+
Ons Sloepie dat moet 'er ontladen zyn. ‘
11.
Gy Jonge Gezellen, houd mynder ten besten,
Wat mynder den heele dagh word belast Ga naar voetnoot+
't Is Schoot aan te halen, of Boelynt te vesten, Ga naar voetnoot+
Of: ‘Braster jou Zeylen weer voor de mast!’
12.
Gy Jong Gezellen, wilt dit vry vertellen,
Maar laat u niet quellen Ga naar voetnoot+ in sulken schyn:
Of schoon ook het Schip somtyds wat magh hellen,
Denk, 't salder geen Reysje van zeven Jaar zyn.
13.
Die ons 'er dit Nieuwe Lied eerstmaal Dichten,
Het was 'er een Knaapje uyt Soetendal, Ga naar voetnoot+
Hij heeft 'et op 't Scheepje Schiedam gaan oprichten,
En heeft het gezongen. Hy liegt het niet al.
|
|