Thirsis Minnewit. Deel 2
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Op een aangename Voys1.
‘Weest 'er gegroet, schoon Herderinne,
De Liefde dringt my sterk aan, Ga naar voetnoot+
Ik voel myn berooft geheel van zinne.
Kan ik geen troost van u verwinnen,
Dat gy my wilt ten antwoord staan?
2.
Want ik leg stadig heele nagten
Dat ik peins om u, mijn soete kind.
Daerom en laet my niet lang staen wagten,
Gy kunt myn pijn heel gaan versagten
Als gy mijn maer geeft weder-min.’ Ga naar voetnoot+
3.
‘Jonkman, houd op van al uw klagen
Want ik en kan my dat niet verstaan
Dat gy u nood soo aan my komt klagen
Om my soo veel eer te dragen. Ga naar voetnoot+
Wel, waar komt dit soo gau van daan?
4.
Daar ik nog noit, in geen occasie,
Of conversatie en hebbe gehad Ga naar voetnoot+
Als lest in de nieuwe spruit Plantagie, Ga naar voetnoot+
Met onse Schaapjes, vol couragie
Daer gy met my te praten sat.’
5.
‘Schoon Lief, en ik moet het u openbaren:
Sedert die tijd dat ik u daer sag
En onse Lammeren te samen waren,
| |
[pagina 102]
| |
Wat is my droefheid wedervaren!
Om u soo treur ik nagt en dag.’
6.
‘Jonkman, u klagen is verloren,
Ik ben tot Trouwen nog niet gesint,
Geen minnaar kan mijn Jonk hert bekoren.
Daerom en wilt u niet verstoren Ga naar voetnoot+
Maar ziet dat gy een ander mint.’
7.
‘Niemand kan ik ter wereld minnen
Nog ook niet klagen myn droefheid groot
Als u, myn over soete Herderinne,
Die ik geheel, met hert en sinne,
Steeds zal beminnen tot in der dood.’
8.
‘Jonkman, 'k geloof, 't sijn geile lusten
Daar u Jonk hert mee bevangen sal zijn.
Dat gy een maagt op 't Bet sag rusten
Die uwe minne-brand eens blusten,
Dan waar genesen u smert en pijn.’
9.
‘Schoon Lief, wilt staken al die gedagten
Want ik bemin u in eer en deugd
En stort u uit mijn droeve klagten.
Soud gy daer door niet weder tragten?
Met soete woorden myn hert verheugt!’
10.
‘Jonkman, houd op van al u klagen,
Want al mijn praten is veinsery.
Een maagt moet altijd listig vragen
En tot respect haar eerbaar dragen Ga naar voetnoot+
Wanneer een Jonkman komt daar by.’
| |
[pagina 103]
| |
11.
‘Wel, is mijn droefheid dan ten enden?
Zijt gy bewogen, og Herderin,
Myn te verlossen uit veel elenden,
Zal ik met vlijt dan gaan wenden, Ga naar voetnoot+
Dryven myn Schaepjes de stal waart in.’
12.
‘Ja Herder, gaat maar na de weiden,
Sy sijn versadigt heel gants met groen. Ga naar voetnoot+
En laten wy samen ons wat vermeiden
En met genugten dit gaan verbreiden. Ga naar voetnoot+
Komt Herder, geeft mijn daar op een soen.’
13.
‘Schoon Lief, ik neem u in myn armen.
Ik zal u beminnen en wesen getrouw
En u voor angst en druk beschermen.
Gy hebt verhoort myn droevig kermen,
En gy sult wesen mijn Lieve Vrouw.
14.
Komt Herders, wilt nu vreugde aanschouwen
En maakt nu een kranse van Lauwerier
Om op 't hooft van myn Lief te bouwen!
Wat groote vreugt, nu zal ik trouwen!
Mijn soete Lieve Kaetje, komt maer hier!’
|
|