Thirsis Minnewit. Deel 2
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Stem: Laat Febus in het Morgenrood, etc.1.
‘Hoe Kloris, hoe zoo vroeg in 't velt!
Wie heeft in slaap u komen stooren?
Of heeft de Liefde met gewelt
U na mijn minneklagt doen hooren?’ Ga naar voetnoot+
2.
‘Neen, Dafnis, neen. De dart'le min
Is over lang van my verwesen.
Dat Boefie laat ik niet weer in,
Soo hoef ik nooit sijn pyl te vresen.
3.
Ik haat de minneraserny
En houw mijn vryheit buiten banden.
Wat baat het harssenloos gevry
Op aard ons meer als spot en schanden?"
4.
‘Noemt gy de Liefde een razerny,
Die al de Wereld kan bekoren?
Ag, dat ge eens voelde wat ik ly,
'k Zou u wel anders singen hooren! ’
5.
‘Ja, 'k noem de Min een snoo tyran,
Een vuile pest, een ritse Sater.
Deed yder een hem in den ban,
Zoo plaagde ons nooit dien vreugden hater.
| |
[pagina 105]
| |
6.
Om dat de min uw harßens kwelt,
Daarom kund gy me niet vermaken.
Gy legt me altijd aan 't oor en lelt Ga naar voetnoot+
Van met u in dien gloed te blaken,
7.
Daer andersins, indien ge vry,
Gelijk als ik, gestaag woud leven,
Wy vry van alle slaverny
Aan vreugd ons souden overgeven.’
8.
‘Wat vreugde kan je, sonder min
- Gaet waerje wilt - ter werelt soeken?
Ons Leven nam hier door begin.
En zoud ge dese drift vervloeken?
9.
't Mind alles wat hier leven heeft.
Bezie 't gediert in bos en velden,
Wat in de Lugt, of 't water sweeft:
Elk weet zyn minne-vlam te melden.
10.
Bezie de kruiden op het velt:
De bloempjes staan van min te blaken,
Elk voed het lieve mingewelt.
En zou dat noyt uw hartje raken?
11.
Neen Kloris, trots uw tegenzin,
De Liefde doet hier alles groeyen:
De blaatjes kraken zelf van min,
Die in uwen boomgaert bloejen.’
12.
‘Wel wat vertelt een minnaar niet
Om slegte Ga naar voetnoot+ Nimfen te bekoren!
Neen, Dafnis, 't is wel meer geschiet
| |
[pagina 106]
| |
Dat wy van min u singen hooren.
13.
Den Hemel geeft ons 't velt-gewas
En 't Aardrijk levert kruit en bloemen,
Maar hoe de min hier komt te pas
Daar hoor ik u alleen van roemen.’
14.
‘Het zaad in vrugtbare aard gezait,
Beminde Kloris, doet wel teelen:
Hier door is 't dat gy vrugten maid.’ Ga naar voetnoot+
‘Hoe kan de min daar onder speelen?’ Ga naar voetnoot+
15.
‘De min alleen weet met zijn gloet
In 's Aardrijks schoot een brant te ontsteken:
Natuur, die 't Zaad daar leven doet,
Moet door dat vuur Ga naar voetnoot+ haar Schepsels kweken.
16.
Dus geeft, gelijk in barens nood,
Het aardrijk haer gewassen boven.
Maar mogt ik uyt uw Roozeschoot
Die vrugtbaarheid my ook beloven! Ga naar voetnoot+
17.
Natuur zou op die selve wijz'
De Teelzugt u wel haest doen leeren.
De Liefde streek dan wis den pryz Ga naar voetnoot+
En deed u haer geheimen eeren.’
18.
‘Weg, Dafnis, weg! Uw yd'le praat
Maakt dat ik altijt u sal haten.’
‘Maar, trots uw afkeer en uw haat,
Zal ik u egter noit verlaten.’
| |
[pagina 107]
| |
19.
‘De min komt altijd tijds genoeg.’
‘ 't Is ydelheit zyn jeugt te spillen.
De Liefde komt ons nooit te vroeg
Dan voor die nimmer minnen willen.’ Ga naar voetnoot+
20.
‘Myn jeugt belooft myn nog wat tijt.’
‘Maer als die tijd eens is verloopen,
Dan zijt ge Jeugt en schoonheit kwijt.
Wat is 'er, meen je, dan te hopen?’
21.
‘Een vry, een onbesorgt gemoed.’
‘Een hartseer, die u staag doet quynen,
Dat Ga naar voetnoot+ gy de lieve minne gloed
Zoo vrugteloos hebt doen verdwijnen.
22.
‘Maar waarom my nu juist gevrijt,
Daar ik tog nimmer soek te minnen?’
‘Wanneer gy uit de Werelt zijt,
Mag ik by and'ren eens beginnen.’ Ga naar voetnoot+
23.
‘Dat sy soo, 'k hou mijn vreyigheit.
Gy sult me nimmer meer belesen.’ Ga naar voetnoot+
‘Had dat uw moeder ook geseit,
Gy zoud niet in de Werelt wezen.’
24.
‘Ag, Dafnis, ag, myn hart dat beeft.’
‘Een teiken, dat gy moet beminnen.’
‘Wat of 'er door mijn leden sweeft?
Ik ben geheel ontstelt van sinnen!’
25.
‘Betrouw uw schoonheid aan mijn hert
Dat u zoo lang heeft aangebeden.’
| |
[pagina 108]
| |
‘Ag, ag, ik voel de minnesmert!’
‘Zoo laat u eenmaal overreden.’
26.
‘Hoe? Kan ik dit dan niet weerstaan?’
‘Nee, zoo ge zijt een Mensch geschapen. Ga naar voetnoot+
Want tegen Liefde (laat u raan)
Mijn Kloris, is geweer nog wapen.’
|
|