Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
[Ey lieve Jan, loopt met een set]1.
‘Ey lieve Jan, loopt met een set Ga naar voetnoot+
En haalt den Doctoor hier:
Ik weet niet wat ons Neeltje let, Ga naar voetnoot+
Myn deert dat jonge dier.
‘t Word een so frayen Vrystertje, Ga naar voetnoot+
En sy is also krank:
Sy sugt, sy steent, sy maakt geween,
Haar lust nog spys nog drank.’
2.
‘Goeden dag patroon.’
‘Wel Goeden dag, Doctoor,
Myn dochter gaat so af, Ga naar voetnoot+
En weetje daar geen rade voor:
Zo raakt sy licht in ‘t graf.
En sou ik dan myn jongste kind, Ga naar voetnoot+
Myn Dochter in myn hert
Die ik altyd so heb bemint,
Die leit in groote smert.’
3.
‘Waar is u dochter, beste man?’
‘Ach, sy leyt in ‘t Salet.’ Ga naar voetnoot+
‘Kom, wil ik haar besoeken dan
En treden voor haar bed.
Ik heb so menig soete maagd
Genesen van haar pyn.’
‘Och Doctoor, my dat wel behaagt,
Wilt ook haar Doctor zyn.’
4.
‘Goedendag Neeltje, hoe is het al,
U siekten is myn leet.
U pols die slaat so dapper snel,
En ‘t heele Lyf is heet.
| |
[pagina 134]
| |
Maar na dat ik bemerken kan,
Patroon, houd goede moet:
Een Vryer haar genese kan,
‘t Is liefde die ‘t haar doet.’
5.
‘Sus, sus, en wat geseg is dat,
Is ‘t liefde? ‘t Mogt, de droes!
Ik schop de Kleuter een voet voor ‘t gat,
De kop word myn so kroes.’ Ga naar voetnoot+
‘Ja, ‘t is haar eerst, en sy is jong,
‘t Is kalver liefd’ oprecht.
Die komt zo op een stel en sprong
En neemt de jeugd heel weg.’ Ga naar voetnoot+
6.
‘Sta op, jou kleuter, dit ‘s een deun. Ga naar voetnoot+
Hoe stelt gy dus den dief?’ Ga naar voetnoot+
‘Och Vader, ‘t is een Edelmans Zeun,
En ik heb hem so lief.
Hy heeft myn met sijn praat verleyt,
Ik ben op hem so groen!’ Ga naar voetnoot+
‘Een vent die niemendal en heyt! Ga naar voetnoot+
Wat soud gy daar mee doen. Ga naar voetnoot+
7.
Daar ‘s Jaques die u wel begeert,
Die staat gy niet te woort.
Hy is van alles gestoffeert
Wat tot den winkel hoort. Ga naar voetnoot+
Wat dunkt u dog van sulken saak?’
‘Daar ‘s Klaartje, myn speelmeyt.
‘Zyn suyker is niet soet van smaak,’ Ga naar voetnoot+
Heeft zy myn wel geseyt.’
| |
[pagina 135]
| |
8.
‘Ei hoor, en wat geseg is dat! Ga naar voetnoot+
Hoe komt de jeugt so dom!
Hebt gy al sulken praat gehad?’
‘Wel Vader, wel waarom?
Als meysjes by malkander sijn,
Gy weet niet wat een praat
Datter van sulke saken zyn
En watter al om gaat.’ Ga naar voetnoot+
9.
‘Heer doktoor, geeft wat goeden raat
Te halen in d’ Apteek,
Op dat dees siekte over gaat.’
‘Wat Pimpernel met Eek Ga naar voetnoot+
En maagde palm en liefde-kruit Ga naar voetnoot+
Gestooten onder een: Ga naar voetnoot+
O, dat is voor een sieke Bruid
Probatum ongemeen.’ Ga naar voetnoot+
10.
‘Dank heb, Heer, voor het goet bescheit,
Komt, zit een weinig neer.’
‘O Neen, ik word al lang verbeyt.
Maar weest gerust, ik zweer,
Dees siekten isser veel aan vast, Ga naar voetnoot+
Dus dunkt my, met verlof,
De liefde is een groote last.
Slaat dog geen huw’lyk of.’
|
|