Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermd[Wanneer de Zon zyn Paarden ment]1.
Wanneer de Zon zyn Paarden ment
Uit ‘t Oosten westwaart op,
En als zijn jagt in ‘t Zuiden rent, Ga naar voetnoot+
Dan zweetet Ydas top,
Dan stilt den loop der Rivieren,
Dan waait geen loover der of,
Dan gaan de Nimphjes pleisieren,
In ‘t schaduw van ‘t lommere lof. Ga naar voetnoot+
2.
Zo beurden ‘t op een middendag, Ga naar voetnoot+
Op ‘t heetste van de Zon,
Dat ik mijn dorst te lessen sag
| |
[pagina 131]
| |
Uit Beek of koele Bron. Ga naar voetnoot+
Zo hoor ik in ‘t lomm’re der boomen
Het ruisen van een Fontein.
Ik spoeide my na de stroomen,
Daar vond ik een Nimphje allein.
3.
Die sat met haare leden naakt
Om spoelen in de vloet Ga naar voetnoot+
En ‘t scheen sy was in slaap geraakt:
Dat deed men nog soo goed, Ga naar voetnoot+
Want geen Diana geleekse
Noch ik geen Acteon. Ga naar voetnoot+
‘k Bleef stil staan, En ik bekeekse
Veel vreugden dat ik bevon.
4.
Daar sag ik aan haar gout geel hair Ga naar voetnoot+
Dat krinkeld en krullend wast,
Haar voorhooft als een pronk-altaar,
Zo wit als een Albast,
Haar neusje zo net besneden,
Haar mondje korale root.
Haar kaakjes en andere leden
Die maakten my levend' dood.
5.
Noch sag ik dit Goddinnetje Ga naar voetnoot+
Van lit tot lit in als: Ga naar voetnoot+
Haar wit gekloofde kinnetje, Ga naar voetnoot+
Haar poesele blanke hals;
Doen sag ik nog wat lager,
Ik was ‘er tot kijken gesind:
Mijn lusjes die wierden veel grager
En wierde door ‘t kyken schier blind. Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 132]
| |
6.
Ik die voort op haar boesem sag Ga naar voetnoot+
Twee Mammetjes Ga naar voetnoot+ wit en bol,
Doorstraalt met blaauwe aders, ach,
Van melk en honing vol,
Haar Tepeltjes root koralig
Daar druypter een Nectar uit:
O Goden wie is ‘er zo zalig
Die genieten mag zulk een Bruid! Ga naar voetnoot+
7.
Mijn oog dat myn tot minne dreef,
Dat sag haar buikje aan
En straalden Ga naar voetnoot+ na de middelschreef. Ga naar voetnoot+
Daar vond ik nog wat staan:
Dat was, ik en derft niet segge,
Het singen is te gemeen…
Ik ging ‘er wat by haar leggen,
Doen ontwaaktese, so het scheen. Ga naar voetnoot+
8.
Maar ik omhelsden haar terstont
En greep haar in myn arm.
Ik kuste hare lieve mont,
Cupido blies allarm!
Haar twee bruin oogjes die lonkten,
Zy zagen mijn vriendelijk aan.
Myn bloed in de aders ontfonkte.
Een sugjen heeft syder gedaan…
|
|