Thirsis Minnewit. Deel 1
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdStemme, C’est un amant, ouvre la Porte1.
Indien oit maagt haar droeve klachten
Vermogt te brengen aan den dag,
Ik ben het die geheele nachten,
Ik ben een Maagt die klagen mag. Ga naar voetnoot+
2.
Ik was een Bloempje vers ontloken,
Ik was een Roosje noit geplukt.
Van vryen was my noit gesproken,
Door liefden was ik noit verrukt.
3.
Ik ging met Dochters van den Lande,
Ik ging besien een vreemde Stad.
| |
[pagina 126]
| |
Ei, siet daar bleef mijn eer te pande,
Eer ’t imand wist, was ik gevat.
4.
De Jonge Prins, in min ontsteken, Ga naar voetnoot+
Die quam aan myn sijn gunste bien.
Ik, onbewust in hoofse treken, Ga naar voetnoot+
Ging met hem om het Hof te zien.
5.
De maagden die omtrent my waren,
Die gaf men vast een soete praat. Ga naar voetnoot+
Ach, sy, noch in haar domme Jaren,
En sien niet watter omme gaat.
6.
Ik werd in stilheit weg genomen
En ik weet niet waar gerukt,
En eer ik weder mochte komen
Zoo was myn Bloempj', eilaas, geplukt.
7.
Ik was bedroefd in al mijn sinnen,
Maar hy bood my sijn rechter hand
En zwoer, hy zou my eeuwig minnen,
Hy zou mijn eeuwig zijn verpand.
8.
Dies, om mijn droefheid af te weeren,
Zond strax sijn Vader uit de Stad Ga naar voetnoot+
En liet in Echte mijn begeeren,
En bied ons Eer en groote schat.
9.
O, Broeders vol onwijse kuuren,
Die niet als Bloed en wraaken Dorst! Ga naar voetnoot+
Gy doet de stad den dood besuuren
En in den Stadt den Jongen Vorst.
| |
[pagina 127]
| |
10.
Daar leid de Vader dood geslagen,
Daar leid de Sone nevens hem,
Daar hoord men duisend Vrouwen klagen,
Maar boven al mijn droeve stem.
11.
Wat ging u aan, o rouwe gasten,
Te komen tot soo wreden vond, Ga naar voetnoot+
En zo geweldig aan te tasten
Die my alleen vereeren kond.
12.
Ik ware nu als Koninginne
Gekroond in Sichems hooge Zaal,
Ik leefde nu in Echte minne,
Maar gy verbrod Ga naar voetnoot+ het altemaal.
13.
Nu moet ik al mijn leven treuren
Gelijk een Tortel-duifjen plag.
Geen Prins, geen man, sal my gebeuren.
Och, waar dit nu mijn lesten dag!
14.
O, bloedig zwaard van wreede menschen,
Waarom doch hebje my gespaart!
Ach, nu en heb ik niet te wenschen
Als in de dood te zijn gepaart!
15.
Nu Vrysters, wilt dees les onthouwen
En weest geleerd door mijne pyn:
Qua Beenen Ga naar voetnoot+ ende goede Vrouwen
En moeten niet uithuisig zijn.
|
|