Het geschrift van konerêd.
Mijne voorouders hebben achtereenvolgens dit boek geschreven. Dit wil ik bovenal doen, omdat in mijne staat geene burgt overig is, waarin de gebeurtenissen opgeschreven worden gelijk te voren. Mijn naam is Konereed (Koenraad), mijn vaders naam was Frethorik, mijne moeders naam was Wiliow. Na mijn vaders dood ben ik tot zijn opvolger gekozen. Toen ik vijftig jaren telde, koos men mij tot opperste Grevetman. Mijn vader heeft geschreven, hoe de Lindaoorden en de Liudgaarden verwoest zijn. Lindahem is nog weg, de Lindaoorden voor een deel, de noordelijke Liudgaarden zijn door de zoute zee bedolven. Het bruissende zeewater slikt aan den ringdijk der burgt. Gelijk mijn vader vermeld heeft, zijn de van have beroofde menschen heengegaan en hebben huisjes gebouwd binnen den ringdijk der burgt, daarom is dat ronddeel nu Liudwerd geheeten. De zeelieden zeggen Liuwerd, maar dat is wanspraak. In mijne jeugd was het andere land, dat buiten den ringdijk ligt, alles poel en broek. Maar Fryas volk is wakker en vlijtig, zij werden moede noch mat, omdat hun doel ten beste geleidde. Door slooten te delven en kadijken te maken van de aarde die uit de slooten kwam, hebben wij weder een goede hemrik buiten den ringdijk, die de gedaante heeft van een hoef, drie palen oostwaarts, drie palen zuidwaarts en drie palen westwaarts gemeten. Heden ten dage zijn wij bezig waterpalen te heijen om eene haven te maken en meteen om onzen ringdijk te beschermen. Als het werk gereed is, zullen wij zeelieden uitlokken. In mijne jeugd stond het er hier raar voor, maar tegenwoordig zijn de huisjes reeds huizen die in reijen staan.