Tom Van de Voorde
De lachende vulkaan: over Fiston Mwanza Mujila
De voorlaatste keer dat ik Fiston Mwanza Mujila sprak, zaten we op een lommerrijk terras tussen de wijnheuvels, niet ver van de Oostenrijkse grens. Hij droeg een prachtig hemd in kleuren die ik met de zomerjurken van mijn grootmoeder associeer, maar die bij hem nog sierlijker pasten. Het landelijke kader leek niet echt te passen bij deze literaire sapin, maar hij woonde gewoon een uurtje verderop, in het barokke Graz. Niet als politiek vluchteling, zoals de meeste schrijvers van de Afro-Europese diaspora, maar als ‘artiste indépendant’, die elk jaar zijn inkomsten moest aantonen om in Europa te kunnen (ver)blijven. We spraken over Europese paspoorten en welke adelbrieven hij nodig had om hier wat standvastiger te kunnen blijven, nu hij gezinshoofd was geworden. De jonge vader beklaagde zich erover dat hij zijn zoontje sinds de geboorte anderhalf jaar daarvoor nauwelijks gezien had. Reden was het internationale succes van zijn debuutroman Tram 83, een knotsgek verhaal dat zich afspeelt in een bordeel. Het boek was inmiddels aan een tiental landen verkocht. Hij kwam net terug van een tournee door de States, en zou die herfst twee maanden door Duitsland reizen. In Nederland was de roman, verschenen bij de Bezige Bij, helaas geen succes geworden.
Voor hij als romancier doorbrak had Mwanza Mujila een reputatie opgebouwd als dichter-performer. Hij woonde een tijdje in Brussel, de Europese hoofdstad van Congo, was daar een graag geziene gast op slam-avonden en publiceerde ook een paar dichtbundels bij de Brusselse uitgeverij Maelström. De hiernavolgende gedichten werden vertaald naar aanleiding van een optreden in BOZAR.
Zijn gedichten doen een beetje aan voodoo denken. Niet de Caraïbische variant met vijanden die met popjes naaldenprikkend bezworen worden, - wat voor verzen moet ik me daar bij voorstellen? - maar een voor mij onbekende soort, die ik in al mijn witte onschuld met zijn Congolese roots associeer. Ze lijken zachtaardig in hun nervositeit en gevoeligheid, maar daaronder schuilt een kleine vulkaan van emotionele gekte. Mwanza Mujila laat een soort waanzin zien die zich vooral op de eigen demonen richt. Het lijken tovenaarsbezweringen waarin hij tegelijk heel veel ruimte openlaat voor humor en zelfrelativering. Zijn beelden zijn vaak morbide in hun fysieke gewelddadigheid, maar het is eerder het geweld van oude tekenfilms dan dat van etnische stammentwisten en burgeroorlogen, zoals die in de nieuwsberichten over Congo opduiken. Toch kun je er als witte lezer niet onderuit om ook aan dit laatste te denken. Of dit de bedoeling is van Mwanza Mujila, kan ik niet inschatten. Als ik aan hem denk, denk ik aan een jonge vader met een kleurrijk hemd en een berg van een glimlach. Misschien is die glimlach ook een vulkaan, maar daar kom je pas achter als hij uitbarst. En dat doet nu net zijn poëzie.