Silvia Marijnissen
Inleiding Zhu Zhu
Van een wingerd tot een wasserette, van de Chinese Muur tot Florence en New Jersey, van Mandelstam tot Nalan Xingde, geen onderwerp lijkt de Chinese dichter Zhu Zhu (1969) vreemd. Maar een gedicht gaat zelden echt over datgene wat het noemt, zo is de wingerd, door hem beschreven in termen van een aanvallende tijger (het Chinese woord voor wingerd is ‘over muren kruipende tijger), in feite een beeld voor een bezitterige geliefde.
Door zijn onderwerpen goed te kiezen en ze vaak rond één beeld te concentreren, dat hij in alle facetten belicht, weet de dichter - tevens afgestudeerd politicoloog en jurist, essayist, kunstcriticus en curator - een gedetailleerde en beeldende stijl te creëren. Elke regel is een uitbreiding van het beeld dat een wingerd kan oproepen. Een lichte speelsheid en ironie zijn hem bij deze manier van werken niet vreemd, zoals in het gedicht ‘New Jersey op de maan’, waarin een naar Amerika verhuisde Chinese dame in de leegheid van haar bestaan wordt vergeleken met een speelgoedtreintje dat over haar loopband loopt - een mooi portret dat getuigt van spijt én acceptatie.
In het verraad van idealen dat in dat gedicht aan de orde komt, zien we dat achter de gedichten een betrokken persoon schuilt. Zhu Zhu lijkt een dichter die nadenkt over individuele ontwikkelingen, maar ook over bredere maatschappelijke problemen zoals de vluchtelingencrisis en het terrorisme (in ‘Lekker weer’), of het feit dat westerlingen levende Chinese schrijvers anders beoordelen dan westerse schrijvers (in ‘Florence’). Een meer persoonlijke, lyrische blik komt dan weer naar voren in een gedicht als ‘De zee in mij’. Al met al geeft het werk van Zhu Zhu een heel originele, toegankelijke en menselijke indruk.