Vesaas. O Mattis en o Matisse het doek,
met de kracht die voortkomt uit de hoogste nood.
een Inuït die een lapje spek gebruikt als
sledeschaats; het bloed van de ijsbeer bruist onder
een dikke witte bontjas. Het noorden zit in de
stalen hemel. De adem wordt gezuiverd door
sneeuw verzadigd met lood dat poeierig is als
de doodskist van de beer die getransporteerd wordt
in de wind; per ipsum cum ipso in ipso;
de scheur in het uitspansel doet ectoplasma's
klonteren. Ginder wachten mijn doden mij op.
Uit: Lucien Suel, Je suis debout, La Table Ronde 2014.