De schilder, onderdaan van een gevreesd heerser, heeft geen superieure levenskracht uitgebeeld, wilde dat ook niet, vond het vast onnodig. Het teken was voldoende. De Koning is degene die de ogen doet neerslaan. Koningschap: recht op arrogantie.
Dat soort blikken kom je niet meer tegen, een detail dat datering mogelijk maakt.
Op een smal weitje grazen een koe en een paard. Het voedsel is hetzelfde, de plek is dezelfde, de baas aan wie ze toebehoren is dezelfde en de jongen die ze op stal zal zetten is dezelfde. Toch zijn koe en paard niet ‘samen’. De een eet het gras aan zijn kant, de ander aan de andere zonder dat ze naar elkaar kijken, ze verplaatsen zich traag, houden steeds afstand, en komen ze toch bij elkaar in de buurt, dan lijken ze elkaar niet op te merken.
Geen enkel contact - ze zijn niet in elkaar geïnteresseerd - maar ook geen agressie, geen ruzie, geen ontstemdheid.
Hoog uit de lucht valt een man. Zijn snelheid neemt gestaag toe, een snelheid waarop hij geen enkele rem kan zetten, van generlei aard.
Aan de tijd die hem rest wordt in stilte geknaagd.
Omlaag nu, alleen maar omlaag.
De grond daarbeneden begint aan verte te verliezen, vertoont her en der oneffenheden, schaduwen, iets wat beslist duidt op nadering, een vervaarlijke nadering...
De betrekkelijke behaaglijkheid van de grote hoogtes is verdwenen.
De komende gebeurtenissen beginnen de ruimte van het heden te betreden. Daarbeneden doen de details zich nu in groter getale voor, ze drukken zich steeds dichter tegen elkaar aan... binnenkort ook tegen hem.
Het is nu niet ver meer, misschien elf seconden, misschien negen of nog maar acht.
De grond, maar wat heeft de grond een haast ineens!... om een man tegen te komen, één maar, want op dit moment zijn er in de lucht geen andere, tenminste geen zichtbare. Er wordt niet meer op hem geschoten. Hoeft niet meer, helemaal niet meer.
Soldaat S. sluit zijn ogen, hij heeft nu wel genoeg gezien.
In zekere zin valt hij al jaren, soldaat S.
Hoe beter het schrijven je afgaat (als je schrijft), hoe verder je afraakt van de vervulling van het zuivere, krachtige, oorspronkelijke verlangen, het zo fundamentele verlangen om geen sporen na te laten.
Welke voldoening weegt daar tegenop? Als schrijver doe je precies het tegendeel, moeizaam het tegendeel!