Terras. Jaargang 2016 (10-11)(2016)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] B. Zwaal Drie gedichten staal ligt op de loer in de doorboorde zeer harde zee staal loert op staal in de uitgehakte nauwsluitende zee angst trilt door het water voor dat bessemerbeest telegraaf rinkelt te zwak zee omwikkelt de flarden zinkt hen af naar afgrondelijk mangaan donker water woelt in de trog stuikt over het opgekropt wrak vlijt het in bedden van zeldzame aarden scandium en yttrium dekken het toe lanthaniden bewaken de grafrust kobalt kleurt de rouw [pagina 53] [p. 53] 't erts was op, per vergissing. kiruna kom over! schreeuwde de haven. maar geen ertskorrel belastte de ruimen, geen plaatstaal in hope wachtte de wals. geen konvooi naar de waterweg geen destroyer geen vrachtschip geen veger geen jager op stoom meer van narvik. rotterdam zo tuk op transito bleef leeg geen opdracht zou gusto of droogdok of wilton bereiken geen kiel werd op stapel gezet en alle casco's waren verdwenen, de rijnvaart lag roerloos. plat was de stad, veel was er gevallen nog niet bezonken het stof of daar renden de directies van werven en vemen naar de nieuwe meesters en baden als heer onder herren om orders. volvette opdrachten verschenen op hellingen, spekglad was de toekomst en afglijden betekende diepstekend gewin uitglijden een visie op welvaart. al het staal keerde werfwaarts en kromde zich dienstbaar naar de nodige vormen verhoogde flakkracht en ontmijnde de vaargeul. snelboten troffen en ertsen vlogen de ruhr op. plat was de stad, veel was er gevallen [pagina 54] [p. 54] van oudsher uit stamboom en uit mijn genie tripten de munten op lieflijke pootjes en rookten mijn schoorstenen in de gloedvolle nabrand van de dakvorst mortieren. alles wat ik raakte was ijzer en het besmette mij allergewiekst met voordeel uit delven en smelten gegoten. goud was ooit al aan midas vergeven en dat raakte mij niet want ook ijzer en koper en brons brachten mij goud in losse realen van zilver die mijn beurzen en schatkisten boeiden maar mijn vleselijke stoffen vrij lieten bewegen. ik had ook niet de ezelse oren van midas, ik gaf niet om de wind door het riet doch slechts om 't geluid van rinkel en winkel en een gieteling was voor mij niet een merel maar voorbode van een geschutsstuk dat rechtvaardig kan blaffen. rijk was het leven, tot sterven bereid. later meende ik vrede uit oorlog te hebben geschapen. ik, lodewijk trip. zeker op mijn drie klompjes! Vorige Volgende