Emilia Menkveld
Herinneringen aan een exodus.
De dagboekaantekeningen van Marisa Madieri
De literaire productie van Marisa Madieri (1938-1996) is - zeker in vergelijking met het gigantische oeuvre van haar man, Claudio Magris - op z'n minst bescheiden te noemen. Naast haar debuut Verde acqua (‘Watergroen’) uit 1987, waaruit de hier vertaalde fragmenten afkomstig zijn, publiceerde ze slechts enkele verhalen en de onvoltooide roman Maria, die postuum werd uitgegeven in 2007. Ondanks de geringe omvang van haar werk heeft Madieri toch een belangrijke bijdrage geleverd aan de literatuur over een historische gebeurtenis die in Italië en daarbuiten lange tijd onderbelicht is gebleven: de esodo istriano, het massale vertrek van de Italiaanse inwoners uit Istrië, Fiume (het huidige Rijeka) en Dalmatië na de Tweede Wereldoorlog.
De regio, met zijn gemengde Slavisch-Italiaanse bevolking, had in de decennia daarvoor al meerdere keren aanleiding gegeven tot onenigheid. Vooral Madieri's geboorteplaats Fiume, waar de meerderheid van de inwoners Italiaans was, vormde een grote bron van spanningen. Na de val van de Oostenrijks-Hongaarse dubbel-monarchie werd de havenstad in 1918 toegewezen aan het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen - tot ongenoegen van veel Italianen. In 1919 wist de Italiaanse schrijver Gabriele D'Annunzio Fiume meer dan vijftien maanden te bezetten. Nadat hij in 1920 was verdreven, werd de Vrijstaat Fiume uitgeroepen, die standhield tot Mussolini de stad in 1924 annexeerde. In 1945 kwam het gebied onder Joegoslavisch bewind. De Italiaanse inwoners moesten de Joegoslavische nationaliteit aannemen, of anders het land verlaten. De meerderheid - zo'n 250.000 Italianen - koos voor het laatste. Veel van de Italiaanse vluchtelingen werden opgevangen in Triëst, waar ze vaak in erbarmelijke omstandigheden leefden en de plaatselijke bevolking hen vol wantrouwen bekeek.
In Verde acqua vertelt Marisa Madieri het verhaal van haar jeugd, waarin het afscheid van Istrië de grote waterscheiding was. In dagboekaantekeningen, die ze bijhield van 1981-1984, gaat ze op zoek naar haar verleden: haar gelukkige jaren in Fiume, de gedwongen verhuizing en de moeizame tijd daarna, als vluchteling in Triëst, waar ze uiteindelijk een bestaan opbouwde en het grootste deel van haar leven woonde en werkte. Al vanaf de eerste pagina's schemert ook het heden door in de tekst, en verweeft het zich met het verleden: Verde acqua is voor Madieri boven alles een poging om de grenzen tussen die twee te overbruggen, een zoektocht naar de wortels van haar bestaan.