Op de alm
Sanneke van Hassel
Laat 'm nog maar even bungelen, zegt de knecht van de kaasmaker. Zijn baas hangt verstrikt in een spar aan zijn parapente. De laconieke houding van de knecht is exemplarisch voor de omgangsvormen van het stelletje dat met elkaar zit opgescheept aan de voet van de bergtop Sez Ner. De varkenshoeder, de koeherder, de kaasmaker en zijn knecht: samen wonen en werken ze op de alm, maar ze staan ook los van elkaar, gaan hun gang, hebben hun eigenaardigheden. Hun microkosmos doet soms denken aan situaties zoals Beckett die beschreef, bijvoorbeeld in Eindspel. Ver weg van de rest van de wereld het elkaar moeilijk maken. Het zijn gemankeerde mensen - soms letterlijk, zo heeft de knecht aan zijn rechterhand maar drie vingers - die zich zo goed en zo kwaad als het gaat staande houden, of zelfs dat niet. Ze voeren hun werk uit, of proberen eronder uit te komen, ze herhalen zichzelf. Ze geven de hond een schop, slaan de koe met een stok. Wie hoopt in de korte roman Sez Ner terecht te kunnen voor pastorale idyllen, voor het echte leven op de bioboerderij, komt bedrogen uit. Ruw is het en smerig. De geit pist op het bed, de overrijpe kaas kan zo in de mestkist.
In hun wreedheid zijn de taferelen vaak onweerstaanbaar grappig. De immer ontsnappende varkens breken ook uit wanneer meneer pastoor komt. Ze sjorren aan zijn pij als hij de omstanders en het land zegent (om er daarna met vijf kilo boter achterop zijn brommer gauw vandoor te gaan).
De zomer verglijdt in korte prozafragmenten van een regel of veertien lang, steeds gevolgd door een witregel. Schrijver Arno Camenisch lijkt ook zelf tussen de bergtoppen te paragliden, hij overziet alles, hij ziet de lelijke gedachten die de personages over elkaar hebben en hij ziet hoe de zon opkomt en hoe de boeren - de werkelijke eigenaren van het vee - een bezoekje komen brengen. Die Bauern kommen Sonntags, wenn Sie kommen. Maar de schrijver blijft nergens hangen, zwevend legt hij geen verbanden, hij houdt gepaste afstand en toont van alles slechts een glimp. Klik. Volgende. Steeds kan de lezer zelf bepalen hoe lang hij naar een kort tafereel blijft kijken.
Sez Ner van Arno Camenisch (1978) is het eerste deel van een trilogie over het leven in het Zwitserse kanton Graubünden. Camenisch registreert met John-Bergeriaanse belangstelling het boerenleven, de mestkisten en Schweinegehege (omheining van de varkens), telt het aantal Platten (tegels) voor de hut, waarvan 51 gespalten zijn, 12 geviertelt en 22 haben einen Ecken ab. Alles moet bewaard blijven, ongestoord en onverstoorbaar.
Ondanks de eeuwenoude tradities en werkwijzen zijn de taferelen niet nostalgisch. Er racen mountainbikers voorbij, toeristen spoelen