De tempel der zanggodinnen(1750)–Anoniem Tempel der zanggodinnen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Afscheydt gezang aan Annaatje Vois: Courante la bare. ANnaatje, myn lief, myn schoone zon, Wyl my de nood nu dwingt van u te schyden, Zoo moet ik door u of zyn lyden, De swaarste pyn, die men ooit lyden kon, De Hemel schynt my zonder licht, Wyl dat ik missen moet uw zoet gezicht, Wiens gunst dat my weleer plag te bestralen, Maar nu myn hert, Geen aam kan halen, Leef ik steets in smert. Myn oogen, die weleer haar vrucht, Ja 't leven zelf uit uw gezicht ontfongen, [pagina 69] [p. 69] Zyn van verdriet nu zoo gedrongen, Dat zy versmelten in al de ongeneugt, Myn tranen smoren gras en kruyt, Op 't vruchtbaar lant, tot aan den wortel uit, Ja d'aarde zelf die schynt met ons te weenen, Mits myn elent, De harde steenen, Zelfs tot tranen wendt. 's Nags als men 't al in rusten vint, Soo woelt myn hart, 'k meen zomtyds met myn oogen, Uw gints te zien, maar ik ben bedrogen, Want in u plaas omhels ik niet dan wint, 'k Ben levent doot, want 'k mis myn ziel, Mits gy, ô Schoone! die tot pant behiel, Maar Echter kan ik deze doot niet haten, Wyl ik tot pant, Myn ziel zal laten, In zoo waarde hant. Vorige Volgende