Het Amsterdamse manuscript van Lanfrancs Chirurgia Magna
De Middelnederlandse vertalingen
Van Lanfrancs Chirurgia magna werden meerdere Middelnederlandse vertalingen van gemaakt. Deze vertalingen worden wel onderscheiden in een Eerste Middelnederlandse vertaling, overgeleverd in de zogenaamde Keulse- en Darmstadtse fragmenten (±1340-1350; Hessiche Landes- und Hochschulbibliothek, zu 2201 en Historisches Archiv Keulen, Fragm. A57) omvat en het Gentse handschrift (midden vijftiende eeuw; Universiteits Bibliotheek Gent, 1272). Voorts een Tweede Middelnederlandse vertaling: de tekst van het manuscript in Uppsala (vijftiende eeuw; Universitetsbibliotheket Uppsala, Kodex Waller) en tenslotte een Derde Middelnederlandse vertaling in het Amsterdamse handschrift (±1460; Amsterdam, Bijzondere collecties UvA, hs. II F 39). In dit manuscript ontbreken kortere en langere passages, die in de Middelengelse en Latijnse versies wel voorkomen. Het valt ook te betwijfelen of het Gentse manuscript en het Amsterdamse manuscript geheel onafhankelijke vertalingen zijn, onder andere omdat in beide manuscripten soms hetzelfde stuk is weggelaten of is toegevoegd. De dialectverschillen tussen beide zijn aanzienlijk.
Het Amsterdamse manuscript
Het Amsterdamse manuscript bestaat uit 16 katernen papier; de tekst is geschreven in een littera cursiva. Het boek wordt gedateerd in het midden van de vijftiende eeuw. De band, een twintigste-eeuwse imitatie van een middeleeuwse band, bestaat uit houten borden die met leer zijn bedekt en is beslagen met de vijf originele koperen noppen en er zijn restanten van twee koperen sluitriemen. Afgezien van de schutbladen bestaat het boek uit 189 bladen van 215 x 140 mm. De recto-pagina’s zijn in de moderne tijd door een onbekende in de rechterbovenhoek gefolieerd met een blauwgrijs potlood. De eerste twee bladen zijn genummerd 144 en 145, waarna 5 bladen, genummerd 1-5, volgen. Na een ongenummerde blanco pagina volgen de nummers 6-143, gevolgd door 146-188. De tekst op de bladen 144 en 145 werd kennelijk later toegevoegd (dit is aangegeven op blad 143v). Maar toen het handschrift opnieuw werd gebonden, belandden deze twee bladen voor in het boek. De oorspronkelijke schutbladen voor en achter die bij een restauratie los zijn gemaakt van de band, bevatten fragmenten van een oudere (niet-medische) Latijnse tekst. Op een perkamenten blad voorin wordt vermeld dat het boek in 1851 door A. Cohen werd gekocht uit de boedel van S.J. Einthoven, heelmeester te Groningen. Waar de laatste het verkregen had, is niet bekend.
Evenals de oorspronkelijke Latijnse tekst is de inhoud verdeeld in vijf ‘traktaten’, die een wisselend aantal ‘leringen’ bevatten met een - eveneens wisselend - aantal ‘kapittels’. De kapittels, leringen en traktaten zijn later voorzien van initialen en een titel in rubriek, waarvoor de benodigde ruimte nogal eens te krap ingeschat was. De initialen zijn rood gekleurd en versierd met grof, blauw penwerk. De initialen aan het begin van de ‘traktaten’ zijn groter dan die aan het begin van de ‘leringen’ die weer forser zijn dan aan het begin van de ‘kapittels’. Het boek bestaat uit 15 katernen van zes dubbelbladen, waarbij twee maal een dubbelblad verwijderd is en één maal een dubbelblad is toegevoegd. Aan de laatste katern waren oorspronkelijk twee enkelbladen toegevoegd die verloren gegaan zijn. Hierdoor ontbreekt het laatste deel van het laatste kapittel.
De twee kopiisten van het manuscript
De tekst is geschreven door twee kopiisten. Kopiist A schreef de tekst van fol. 1r tot en met fol. 162v, regel 16. Daarna nam kopiist B het werk over en voltooide de tekst. Beide schreven een gewone gotische cursief. Zowel A als B verzorgden in hun werk zelf de rubricatie.
Kopiist A heeft een groot aantal hoofdstukken overgeslagen. De reden hiervan is niet duidelijk. Gezien de volgorde van de ontbrekende kapittels in de Latijnse brontekst is het onwaarschijnlijk dat de kopiist een heel katern in zijn legger miste. Hij sorteerde ook niet op bruikbaarheid voor de dagelijks praktijk van een chirurgijn.
Na fol. 162v heeft kopiist B alsnog de ontbrekende kapittels afgeschreven. Hij stuitte daarbij op een probleem. Bij het kapittel over de ontwrichting van de onderkaak was niet het hele kapittel maar slechts een deel weg. Hij besloot daarom de ontbrekende tekst niet in het tweede deel in te voegen maar op twee aparte pagina’s te kopiëren.
Het werk van B verschilt in meerdere opzichten van dat van A. Het schrift lijkt weliswaar veel op elkaar, maar is in het tweede deel wat hoekiger. De initialen zijn ook iets anders van vorm en het blauwe penwerk van A heeft B niet overgenomen. De custoden, die in het eerste gedeelte aanwezig zijn aan het eind van ieder katern, ontbreken in het tweede gedeelte. Verder zijn er veel verschillen in spelling en er verschijnen in het tweede deel soms alinea-tekens en punten. Het aantal regels per folium neemt toe van 29-30 in het eerste deel, tot 41 in het tweede.
Nadat kopiist A zijn `pars’ voltooid had, klopte - door het weglaten van een aantal kapittels - de volgorde van de kapittels niet meer met de oorspronkelijke nummering, die ook in de gebruikte titels van de kapittels genoemd wordt. De hierdoor ontstane verwarring werd opgelost door de kapittels opnieuw te nummeren (met Romeinse cijfers in rubriek in de linkermarge) en voorin een inhoudsopgave op te nemen, gebaseerd op deze nieuwe nummering. Kopiist B heeft deze hernummering echter niet voortgezet.
De leesbaarheid
Het handschrift verkeert in goede conditie en is goed leesbaar, alleen aan het eind van het manuscript wordt het schrift slordiger en kleiner. Beide kopiisten waren professionals. Dat betekent dat het boek vervaardigd werd voor een onbekende opdrachtgever.
Kopiist A maakt veel fouten: in zijn werk komen erg veel doorhalingen voor en nogal wat evidente verschrijvingen. Merkwaardig zijn de ophogingen. Soms zijn die terecht, maar dikwijls lijken de ophogingen geheel willekeurig. De namen van Galenus en vooral van Avicenna zijn vaak onderstreept. Hiermee werd de grote mate van autoriteit benadrukt die met name aan Avicenna toegekend werd. De sporadische afbeeldingen zijn zeer primitief en lijken alleen begrijpelijk voor een lezer die uit eigen ervaring het afgebeelde instrumentarium of het betreffende deel van de anatomie al kende. Doordat er soms aanzienlijke delen van kapittels zijn weggelaten, is de Middelnederlandse tekst soms moeilijk te begrijpen. De initialen zijn aardig maar uiterst primitief versierd.
Gebruikerssporen
Met hetzelfde materiaal als de foliering zijn soms woorden onderstreept die voor een onbekende lezer onbegrijpelijk waren en werden er vraagtekens in de marge gezet. Hiernaast staan er - vooral in het hoofdstuk over de oogziekten - veelvuldig in zwarte inkt onderstrepingen en aantekeningen in de marge in een vroeg zeventiende-eeuwse hand. Tenslotte zijn er zeer sporadisch aantekeningen in zwarte of groene inkt uit later perioden.
Samenvatting
Der tekst in het Amsterdamse handschrift is een vertaalde - maar enigermate verkorte - versie van de oorspronkelijke tekst van Lanfranc. Naast de anatomische, diagnostische en chirurgische informatie wordt erg veel ruimte ingenomen door de talrijke recepten. De praktische bruikbaarheid van deze tekst zal voor de chirurgijn groot geweest zijn. Het hele boek is, evenals de oorspronkelijke tekst, strikt logisch opgebouwd: grote lacunes voor de toenmalige praktijk uitoefening zijn er niet in aan te wijzen. Misschien is het juister om het manuscript niet als een vertaling te beschouwen, maar als een bewerking van Lanfrancs tekst.