Het groote Tafereel der dwaasheid
(1720)–Anoniem Tafereel der dwaasheid, Het groote– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
Tweede toneel
Eelhart, Hendrik, Hillegond, Beatris.
Hendrik.
MYn waarde lief al 't geen wy wenschten is gelukt.
Verban nu al uw vrees, daar is niets dat u drukt.
Wy hebben de Acties van Grypvogel al in hande.
Beatris.
Gy hebt myn man gered van een aanstaande schande!
Hoewel, zo hy het wist, hy nam 't u kwalyk, Heer.
Ik ben u dankbaar voor 't bewaaren van zyn eer.
Eelhart.
Die schade die hy lydt, zo de Acties mogten daalen,
Wil ik ter liefde van myn broeder graag betaalen.
De welstand van uw huis, en eer van myn geslacht,
Wordt meer van my, als dit verlies van 't geld geagt.
Beatris.
Neen Broeder, neen, 'k waar dan de ondankbaarste aller menschen.
De schade is buiten u. En Hendrik, uwe wenschen
Zult gy ook zien vervuld. Ik geef aan u myn woord.
Hendrik.
Mevrouw 'k bedank u. Maar wie of ons hier verstoort?
| |
Derde toneel
Windbuil, Eelhart, Hendrik, Hillegond, Beatris.
Windbuil.
WAar 's Heer Bonavontuur? daar is veel aangelegen,
Dat ik hem spreek; 'k vind hem in velden noch in wegen.
Hy 's in de Quincampoix, noch Karseboom, noch Dam.
Ik ben verwonderd dat hy niet te voorschyn quam.
't Is nu een tyd dat hy een millioen kan winnen.
Foei! dat hy nu niet komt! ei zeg, waar zyn zyn zinnen?
Eelhart.
Daar de uwe zyn, myn Heer; zyn zinnen zyn van huis.
Windbuil.
Is 't mooglyk! wel hoe komt die Heer aan dat abuis!
Maar ach! Mademoizelle! is 't mooglyk! kan 't gebeuren,
Dat ik u niet eer zag? 'k bid laat myn hart niet treuren,
Om zulk een acht'loosheid. Ik was daar wat verward.
Hillegond.
Schoon gy hier zyt, in Quencampoix, Heer, is uw hart.
Windbuil.
Dit hart! dit hart! dat min en vreugde herwaarts parsten!
Hillegond.
Dat hart zo vol, dat 't nog aan de Acties zal barsten.
Windbuil.
Gy meent van liefde. Maar 'k hoor Heer Bonavontuur.
| |
Vierde toneel.
Bonavontuur, Eelhart, Hendrik, Hillegond, Beatris, Windbuil.
Bonavontuur hinkende.
MYn Windbuil!
Windbuil.
Hoe, myn Heer, waar is die drift, dat vuur
Om u gelukkig in dit oogenblik te maaken?
Men kan op heden aan de grootste premies raaken.
En 'k hoor uit Londen dat daar alles loopt te niet.
Kom, laat ons noemen van al wie maar premie biedt.
'k Heb onder 't volk gestrooijd dat de Acties staan te ryzen.
Myn vrinden houden die door list ook op hun pryzen:
Maar als zy hebben al de Premies in de kist,
Zal elk verkoopen. Zeg wat dunkt u van die list?
Kom laat ons gaan.
Bonavontuur.
Myn vrind! myn Windbuill! 't kan niet weezen.
Ik kan niet uit, voor dat myn voet weer is geneezen.
Windbuil.
Uw voet gequest! uw voet! hoe komt dat zo myn Heer?
Bonavontuur.
Is 't u vergeeten? wel gy liept my zelf om veer
Windbuil.
Ach pardonneer me! 'k wou om duizend Dukatonnen
Dat dit niet was gebeurd; 'k had een miljoen gewonnen!
Windbuil doet de deur op en roept.
Lakkei! Lakkei! Lakkei! haal voort myn Koets!
Eelhart
‘Maseur
Dat moet niet zyn, uw man dient nu in huis te blyven.
Beatris.
Mon keur, gy gaat niet uit. Wat zoudt gy tog bedryven
In 't midden van den nacht?
Bonavontuur.
Daar hangt myn welvaart aan.
Ik moet uit weezen, al zou ik op krukken gaan.
Maar hoe of 't komt dat ik Krispyn niet op zie dagen?
't Is of hy toeleit om geduurig my te plaagen.
Hy zou maar Hoorn gaan, om daar voor myn rekening
Wat in te schryven, en sints ik zyn brief ontving,
Zyn reets, naar myn onthoudt, drie dagen al verlopen.
Hendrik.
Hoe, heer, zou hy voor u daar van die Acties koopen?
Bonavontuur.
Wel neen, inschryven: wyl ik hem daar volmagt gaf.
Hendrik,
Gy zult lang wagten eer hy komt, uit vrees van straf.
Bonavontuur.
Hoe zo, ik hoop niet dat Krispyn my zal bedriegen?
Hendrik.
Hy is een heer, en doet nu niet als ryden, vliegen;
Dan eens naar Rotterdam, en dan eens naar Tergou,
Schiedam en Alkmaar. ò Ik weet hy dient u trouw.
Hebt gy hem niet met een naar Medenblik gezonden,
Wanneer hy in uw dienst ging met een pink naar Londen?
Hebt gy hem niet van daag gekleed als een sinjeur,
Om van de bobbelbos re weezen direkteur.
Bonavontuur.
Wel neen ik, 'k zeg als nog dat ik hem voor myn oogen
In lang niet heb gezien.
Eelhart.
Dan zyt gy wis bedrogen:
Want 't is geen uur geleên dat hy in Quincampoix
Gekleed heel tout a fait, het volk bedroog, zo mooi,
Dat elk moest laghen: maar ik dagt dat al die zaken
Door u geschiedden; en het schynt dat ze u niet raaken.
Bonavontuur.
My raken! wel ik zweer komt hy voor myn gezigt,
Dat hy gevoelen zal wat dat hy heeft verricht.
| |
Vvfde tooneel.
Krispyn, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris.
Krispyn.
UW Dienaar heeren, en Madames. 'k Moet u spreken
Myn heer, van 't geen ik heb verrigt voor u, en reken
Dat gy myn moeite en zorg my wel beloonen zult.
Bonaventuur.
ô Guit, ô Vagebont! gy tergt nog myn geduld?
Krispyn.
Wel hoe, myn heer, is dit myn welkomst? 'k zal vertrekken,
Zo gy pleyzier neemt my t'zamen te begekken.
Bonavontuur.
Geef rek'ning van al 't geen gy hebt voor my gedaan;
Want eerder zult gy nu van deze plaats niet gaan.
Krispyn
ô Snoode ondankbaarheid! hoe kan het mooglyk wezen!
Een heer, als gy, die zelf de goedheid waart voor dezen!
Een heer, tot welkers dienst ik ben by dag en nacht!
Wiens intrest ik, gelyk het myne, heb batragt;
Spreekt dus tot my! tot my! die eer zou willen sterven,
Als dat ik zyne gunst, voor my zo nut, moest derven.
'k Heb niemendal gedaan, waarom my dus versmaad?
Bonavontuur.
Om dat gy niemendal gedaan hebt ben ik quaad.
AKom, kom, doe rek'ning van uw Reis, en laat ons hooren,
Wie u tot Direkteur der bobbels heeft verkooren.
Krispyn.
Myn heer nu merk ik 't eerst. Ho, ho, gy zyt misleid.
Ik speelde in Quincampoix dat spel uit zoetigheid.
'k Ben op de Reis geweest, met wonderlyke snaaken,
Die dit bedagten om ons t'zamen te vermaken.
Bonav.
Wel Hendrik, wat is daar dan aan bedreven?
Krisp.
'k Sweer
U dat het ander niet als kortswyl was, myn heer.
De onkosten van myn Reis heb ik hier opgeschreven,
En 'k wil u gaeren daar goê rekening van geven:
Voor eerst een stortertje van hier tot aan Buiksloot;
Van daar een Chaize die my koste drie pont groot.
Bonav.
Hoe, drie pond groot!
Kris.
Gew is 'k had aârs te laat gekomen.
Voor een nacht slapens moest ik geven een dukaat.
Bonav.
Is 't moog'lvk!
Krispyn.
Ja, ik kon niet blyven op de straat.
Een regel wittebrood heeft my gekost twee zesjes.
Een derdepart voor my in honderd tachtig vlesjes
Met tamelyken wyn, die 'k niet gedronken heb....
Bonav.
Hoe! zo veel vlessen wyn?
Krisp.
Wy raakten aan de fep.
Ik vond een vrind die sterk in Acties negotieerde,
Waar op de Waard ons met zo'n rekening vereerde,
En of ik zwoer dat 'k zo veel wyn niet had gezien;
Al evenwel moest die betaaling voort geschiên,
Of anders hadden wy wel met bebloede bekken,
Naar Amsterdam, gelyk twee narren moeten trekken.
Bonavontuur.
Hebt ge uw kommissie daar volvoerd, voor dit geval?
Wat winsten hebt gy nu gedaan? spreek.
Krispyn.
Niemendal.
Bonavontuur.
Guit! niemendal? en durft gy zulk een rekening maken?
Krispyn.
Geloof my, ik vertel u niet als ware zaken.
Daar liepen duizenden van menschen puur als dol,
Om in te teik'nen: maar de Kompanjie was vol.
Bonaventuur.
En zonder dat 'er nog een duit was ingeschreven?
Krispyn.
Wel neen, zy hadden die juist vol gekregen, even
Eer ik daar met de rest uit vreemde plaatsen quam.
Elk ging toen met de kous op 't hoofd naar Amsterdam:
Maar ik zogt echter, tot myn voordeel, daar te blyven:
Want dat waar schande dat Krispyn niets zou bedryven:
'k Heb veertig Acties voor uw Rekening gekocht
Tot vier percent, 'k heb de Kontrakten meê gebrocht,
Zy doen nu zeven, dat is drie percent gewonnen.
Bonavontuur.
Gy hebt heel wel gedaan, 'k was flus wat onbezomen,
Krispyn, ik zie dat gy my heel getrouw bedient.
Eelhart.
Zo hy desnaay niet deelt met de eene of de andere vriend.
Krispyn.
Die dat maar denken dorst zou my op 't hoogste hoonen.
Bonav.
Neen, neen, Krispyn, 'k zal u myn dankbaarheid beronen.
Windbuil.
Waar blyft die rekel myn Koetzier?
| |
Zesde tooneel.
Koetsier, Krispyn, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris,
Krispyn.
DAar is hy al.
Windb.
Zyt gy gereed?
Koetsier.
Myn heer, de paerden slaan op stal.
| |
[pagina 24]
| |
Windbuil:
Wel hondsvot! hebt gy dan myn order niet ontvangen?
Koetsier.
Ja heer: maar om u niet te houden in verlangen;
Ik heb 't geluk gehad door de Acties, dat my de eer
Zal werden aangedaan gelyk een treflyk heer.
En eer dat mogelyk drie dagen zyn verloopen,
Zal ik een Koets van een die arm moet worden, koopen.
'k Heb dat te danken aan myn waarden vrind Krispyn.
Windbuil.
Mord bleu! moet ik dat zien! Par diabel! ik verquyn!
| |
Zevende toneel.
Vier Dansers als Snyders en Paruikemaakers.
De Koetster, Krispyn, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris.
Koetsier.
KOmt gy Messieurs? wel aan, verzie myn nu van kleeren.
En wilt 't gezelschap met een nieuwen dans vereeren.
Hier word gedanst.
| |
Achtste toneel.
Grypvogel, eerste en tweede Jood, een Notaris, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris, Koetsier.
Grypvogel.
VErgeef het my dat ik u hier zo laat verstoor,
'k Heb van myn meesters last, gun me als u b'lieft gehoor.
Heer Windbuil 'k dacht het wel dat ik u hier zou vinden.
Ik ben gezonden van verscheide goede vrinden
Om negen Acties nu op te eischen in de Zuid.
Windbuil.
Hoe eischen ze op! ik weet niet wat dit nu beduit.
Gryvogel.
Gy naamt de premie toen zy op vier honderd waren,
Ny zyn zy zeven.
Windbuil.
Ja, en ik kan u verklaaren,
Dat ik die zottigheid niet kan begrypen vrind.
Grypvogel.
Ik ook niet: maar gy moet het neemen zo gy 't vind.
Zy zyn gereed om die Partyen voort te ontvangen.
Windbuil.
'k Gaa order geeven.
Tweede Jood.
Neen begutje, wilt ze langen!
Windbuil.
Hoe kaerel hebtje geen krediet voor myn persoon!
Die meer dan twee miljoen bezit, ô welk een hoon!
Tweede Jood.
Je bent een groote gek.
Windbuil.
Vent heb jy iets te zeggen,
Kom aan myn logement, ik zal 't eens overleggen.
Tweede Jood.
Kom 'k laat me paeijen, schryf begut twie tonne gouds
In Banko af.
Windbuil.
Zou ik die af gaan schryven, Smous?
Dat gaat zo makk'lyk niet, ik moet eerst Reskontreeren.
Wagt nog zes maanden, 'k zal 't opeischen van de Heeren
Daar 'k mee te doen heb. Als ik Actien ontvang
Zult gy ze hebben; dat is red'lyk, wagt zo lang.
Tweede Jood.
'k Zel op de volle van de Beurs het gaan vertellen!
Windbuil.
Ik zeg je Kaerel dat je my niet meer moet quellen,
Of 'k zweer je dat ik u zal steeken door de huit.
Eerste Jood.
Je bent een schelm!
Windbuil, trekt den degen.
Een schelm? dat zal ik toonen guit.
Eerste Jood.
Hou vast begutje! hou hem vast! hy wil me steeken!
Krispyn. Windbuil den degen afneemende.
Brui heen, eer dat hy jou mogt hals en beenen breeken.
1 Jood.
Neen, ik zal blyven, 'k durf begutje nog wel staan! Zy vechten.
Bonavontuur.
Hou op! hou op! 'k verstaa niet dat gy hier zult slaan!
Eerste Jood.
'k Gaa naar myn Heer de Schout om over jou te klaagen,
Dat jy voor de Acties my betaalen wilt met slaagen.
Bonavontuur.
Vertrek; want ik verstaa geen raazen in myn huis.
| |
Negende toneel.
Grypvogel, Krispyn, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris, Koetsier.
Eelhart tegen Grypvogel.
‘Elsch van myn Broeder ook nu de Acties op quansuis.
Grypvogel.
Myn Heer Bonavontuur, my is ook hast gegeeven
Dat ik opeischen zal, al 't geene gy tot zeven
Moet lev'ren.
Bonavontuur.
Hoelwat 's dat? zyn alle menschen gek?
Of zou hier tovery om gaan in dit vertrek.
Eelhart.
Myn Broeder, 'k denk dat ge uw krediet zo hoog zult agten,
Dat gy den eisch voldoet waar na hy staat te wagten?
Grypvogel.
Myn Heer de Zuidzee ryst, zy passen op hun tyd.
Bonavontuur.
‘Indien dat waar is, broer, dan ben ik alles quyt
Grypvogel, gaa, en wilt tot zeven voor my koopen.
Grypvogel.
Myn Heer, zy zyn al tot de negen opgeloopen.
Zeg ook als Windbuil dat gy reskonteeren moet,
Dus stelt gy de eischers uit.
Eelhart.
'k Bid dat gy zulks niet doet.
Bonavontuur.
Al moest ik aanstonds nu myn kapitaal verliezen,
Krediet is my meer waard, 'k zal nooit dien weg verkiezen.
Maar, waarom hebt gy my gebracht in dit gevaar?
'k Deed alles naar uw raad, gy zyt myn Makelaar.
Grypvogel.
't Gaat alles boven myn begrip in deez' ravazie.
Dees wint, en die verlieft. 'k Verdien ook graag koertazie.
Windbuil.
Ha! ha! ik heb daar iets tot nut van ons bedacht.
Verlies ik nu, ik word in 't kort een man van macht.
Bonovontuur.
Hoe, zyt gy niet in staat om de Acties te betaalen?
Windbuil.
Ja, maar myn kapitaal moet ik uit Vtankryk haalen.
De Missizippi is een oorzaak van myn winst.
't Heb twee miljoenen aan muntbriefjes op het minst.
Koetzier.
Myn Heer, gy zyt om geld verlegen, na 'k kan hooren.
Windbuil.
Ha schelm! moet gy my in dit overvai nog stooren?
Myn Heeren, 'k heb een schoon, een fraay project bedacht.
Laat ons ons zelven nu bedienen van de macht
Die wy nog hebben, en een Kompanjie oprechten,
Waar by de bobbels zyn te rekenen als slechren,
Laat ons in Assurance, en in Commercie doen,
Door een inschryving van een honderd millioen.
Elke Actie moet op 't minst zes duizend guldens wezen,
Daar elk by de ingaaf geeft drie gulden, en door dezen
Zo grooten rykdom kan men reden in den vaart
Te Ostende.
Krispyn.
Weg, myn Heer, dat is geen oortje waard.
Maar kon je maken dat die bobbels niet verzwinden,
't Waar beter; nu kan ik geen voordeel daar in vinden.
Maar, wilt ge iets doen waar door uw geest ons word bekend.
Smelt deze Kompanjies eens tot een regiment.
Eelhart.
Die Windnegoties, die wy hier de bubbels noemen,
Is, als men 't wel bezier, heel weinig op te roemen;
Dewyl den handel door die dingen word gestremde.
Zy zullen met 'er tyd ons zetten in het hemd.
Om Duitsch te spreeken. 'k Kan niet merken dat de Heeren,
Die in de grond zich zelf verstaan op 't Assureeren,
Het honderst deel profyt in vyf en twintig jaar
Getrokken hebben; zet hun alle by malkaar,
Als deze bobbels (zo zy niet haast willen vallen)
Uitdeelen moeten in twee jaaren met hun allen.
En hun Commercie kan 't verval ook niet verhoên,
Ten zy men Waaren poogt in menigte op te doen,
En zetten dan de markt; maar dat is niet te denken
Dat zy hun eer door zulken gruwel zouden krenken.
Wy pryzen dan te recht een wyze Majestraat,
Die zich door zulken wind dus niet vervoeren laat.
Krispyn.
Hoor Heerschap Windbuil, om uit dezen strik te raken,
Zou ik een Kompanjie gaan in Vianen maken,
En leggen met dat geld de Stad ten eersten uit,
Dan kan die geen, die hier zyn kapitaal verbruid,
Verzekerd zyn, dat hy daar zal een wooning vinden.
Gaat overleg dat eens daar ginder met uw vrinden.
Windbuil
Myn Heer verdraagt gy zulk een taal hier van uw knegt
Bonaventuur.
Myn Heer, hy heeft gelyk in al 't geen hy zegt.
Windb.
Mordbleu! 'k Word disperaat! hoe kan het mogelyk wezen.
Krispyn, trekt zyn kleed uit, en verkleed zich.
Ik ben, Bonavontuur, uw knecht geweest voor dezen:
Maar ik bedank u nu myn Heer voor alles goedts.
'k Heb zin, Heer Windbuil, in uw paerden en uw koets.
Ik bid u stel ze op prys, ik wil ze van u koopen:
Want ik kan merken dat gy nu te voet zult loopen.
Windbuil.
Had ik myn degen, schurk, ik stak u in de pens.
Krispyn.
Gy moet zo quaad niet zyn, bedenk ik ben een mensch.
Tegen Bonavontuur.
Myn Heer, ik zie dat gy verwonderd staat te kyken:
Maar wilt het vonnis tot myn nadeel nog niet stryken.
'k Heb veel gewonnen met uw geld dat gy niet weet:
Maar doet een eisch, want gy moet weeten, ik ben reed
Om tot voldoening u in alles te behaagen.
Bonav.
Myn geld! Krispyn, myn geld! hebt gy dat durven waagen?
Eelhart.
Heer broeder, zyt gerust, wyl gy geen schade lydt.
Zie Uw Kontrakten, die 'k heb ingetrokken, zyt
Te vreede, wil Krispyn hier van 't verlies vergoeden,
Gelyk 't behoort, dan is hy vry van quaad vermoeden.
Krispyn.
Dat zal ik doen; 'k weet door Grypvogel hoe veel geld
De schade is, die u voort zal zyn ter hand gesteld.
Hendrik.
Myn Heer, mag ik dan op uw lieve dochter hoopen?
Bonavont.
Geef haar uw hand: maar 'k wil gy zult nooit wind verkoopen.
Krisypn.
Nu Juffrouw Klara geef uw hand ook aan Krispyn.
Klaar.
Viva! de Quincampoix, nu wy vreenigd zyn.
Krispyn.
Kom dan eens vrolyk op, eer dat wy saam vertrekken.
Windbuil.
Ik zal my met Viane, of Fredrik Hendrik dekken.
Windbuil loopt de deur uit.
Daar wordt gedanst.
Eynde van 't derde en laatste Bedryf. |
|