Kunst- en letternieuws.
Er is in Antwerpen, eene nieuwe vlaemsche maetschappy opgerigt, onder den titel van de Eikenkroon. Het doel van dit gezelschap is de verdediging, de behartiging van alle kunst- en volksbelangen; de verbroedering van die, welke zich aen de schoone kunsten, aen de vlaemsche beschaving en veredeling des volks toewyden.
- De rederykkamer de Olyftak, is door het centrael comité van Noord-Nederland, benoemd tot centrael comité voor Belgie, ter oprigting van het Tollensfonds. De commissie van den Olyftak bestaet uit de heeren Cenie, consul-generael van Nederland; X. Gheysens, lid van de provinciale en gemeente raden; baron Osy, volksvertegenwoordiger; N. De Keyser, kunstschilder; Deliagre, F. Geelhand, Ch. Loyaerts, ridders van den nederlandschen leeuw; Verspreeuwen, voorzitter des Olyftaks, en Van Kerckhoven, letterkundige. De heer Cenie is voorzitter en de heer Verspreeuwen is geheimschryver der commissie benoemd.
- Het litterarische genootschap, voor Tael- en Kunst, heeft zondag 27 october laetstleden, eene openbare zitting gehouden, die eene groote menigte volks in zyn gewoon lokael vergaderd heeft, en die zeer luisterryk is geweest.
De zitting werd geopend en gesloten door een koor, welken de zangleden der maetschappy met zeldzame juistheid hebben uitgevoerd.
Dr Matthyssens, voorzitter, heeft in eene korte doch kernachtige redevoering de vooruitgang en het doel der maetschappy doen kennen. De voordragt van den heere voorzitter is gemakkelyk, klaer en vol vastheid.
De heer Lambert Van Ryswyck, broeder van den overleden volksdichter, heeft een dichtstuk voorgelezen ten titel voerende: Judith of de belegering van Bethulie.
Het stuk heeft den aenhoorderen wel bevallen, en heeft aenhoudend hunne lachspieren in werking gehouden.
De heer Conscience, droeg een fragment voor uit een nieuw roman, genaemd: de Arme Edelman. Het publiek heeft met het grootste belang dit begin van het nieuw litterarisch gewrocht van onzen beroemden medewerker aenhoord. Menigmael kwam een traen het oog der tegenwoordigen persoonen bevochtigen.
Het stuk van den heer Vleeschouwer, heeft van het begin tot het einde den gulhartigsten lach verwekt. Wy kunnen den inhoud der redevoering des heeren Vleeschouwer, niet ontleden; meer dan een half uer hooren wy dien redenaer spreken; hy begon met te verklaren, dat de maetschappy hem verzocht had op hare zitting een stuk voor te dragen, toonde het publiek aen wat een spreker noodig heeft te kennen, om eene goede redevoering uit te spreken, en eindigde met te verklaren dat, daer hy van die kennis ontbloot was, het hem onmogelyk zou geweest zyn aen het verzoek der maetschappy te voldoen. Dit stuk is eene fyne satyre, van het begin tot het einde doorspekt met de geestigste zetten, zoo als de heer Vleeschouwer, alleen misschien in Vlaemsch-Belgie in staet is op zyne gekende hem eigenaerdige wyze voor te dragen.