Het Taelverbond. Jaargang 4
(1848)– [tijdschrift] Taelverbond. Letterkundig Tydschrift, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
Over het water of hydrogeen eenoxydGa naar voetnoot1,
| |
[pagina 101]
| |
en oefent een dusdanig geweld op de wanden der vaten uit, waerin het opgesloten is, dat deze daerdoor meermaels barsten, daerom gevoelt men zich des winters verpligt de pompen, die in de opene lucht staen te laten afloopen. Deze uitzetting legt insgelyks het nadeel uit dat de vorst aen teedere planten veroorzaekt: het water dat haer weefsel bevat doet dit op verscheidene plaetsen scheuren, ook heeft men bemerkt dat de gewassen onmiddelyk boven den wortel het meest door den vorst gekrenkt worden, en het bevriezen der planten is byzonder te vreezen, wanneer de dooi te kortelings door den vorst wordt opgevolgd; omdat alsdan de grond het water niet heeft kunnen inzuigen. Het water begint te koken, zoo haest het eene warmte van 100 graden verkregen heeft, en de dampkringsdrukking gelyk aen 0,76 centimeters is. In geval die drukking grooter of kleiner ware zou de warmte ook grooter of kleiner behoeven te zyn. (Zie onze Natuerkundige Lessen, bladz. 184.) Eene der eigenschappen van het water is een groot getal lichamen op te kunnen lossen: 100 deelen water in omvang, lossen by eene warmte van 18 honderdtallige graden, 5,6 deelen oxygeengaz en 4,6 deelen hydrogeengaz op; ingelyks houdt het eene zekere hoeveelheid lucht in. Men bewyst zulks, wanneer men het in een glazen vat verwarmt: alsdan ziet men eene menigte luchtblaeskens uit het water ontsnappen. Het water is samengesteld uit 2 ondeelen (atomen) hydrogeengaz, ën 1 ondeel (atoom) oxygeengaz, of wel in gewigt uit 88,10 deelen oxygeen en 11,90 deelen hydrogeen. Daervan kan men zich overtuigen het zy door ontbinding, het zy door verbinding. Het water wordt ontbonden by middel der voltaïsche zuil, waer van de twee polen met twee witgouden draden in gemeenschap zyn, welke den bodem van een glazen kelkje doorgaen. Elk dezer draden moet overdekt zyn door een glazen klokje met water gevuld. Zoohaest de zuil in werking is, ontstaet er eene groote hoeveelheid luchtblaeskens; het oxygeen klimt in het klokje, dat den glasbarnkrachtigen draed overdekt en het hydrogeen klimt in het andere. De binnenruimten der twee klokjes behoeven by middel van het | |
[pagina 102]
| |
water met elkander in gemeenschap te zyn, vermits de barnkrachtige stroom het glas niet kan doordringen. De ontbinding geschiedt langzaem, wanneer het water zuiver is, doch zoohaest men er een weinig zuer of zout byvoegt, volgen de luchtblaeskens elkander zeer snel op, en na eenige oogenblikken bekomt men in omvang een gedeelte oxygeengaz voor twee deelen hydrogeengaz. Eene andere proefneming, waermede men bewyst dat het water een samengesteld lichaem is, bestaet in waterdamp door eene porcelynen buis met gloeijend yzervylsel gevuld, te doen gaen. Na de proefneming wordt de hoeveelheid van het oxygeen, dat zich met het yzer verbonden heeft, berekend door het yzeroxyd te wegen en dat gewigt af te trekken van dit van het yzer hetwelk alvorens behoeft gekend te zyn. Men weegt insgelyks het bekomene hydrogeengaz. Nog kan men zich door de volgende proefneming van verbinding, overtuigen dat het water uit hydrogeen en uit oxygeen is samengesteld. In een tuig, dat onder den naem van eudiometer van Volta bekend staet, brengt men twee deelen hydrogeengaz en een deel oxygeengaz in omvang; men laet eene barnkrachtige sprankel in het gazmengsel ontsnappen en aenstonds verbinden zich de twee gazen om water te vormen. De eudiometer van Volta bestaet uit eene glazen buis, welker wanden zeer dik zyn. Hare beide einden zyn gesloten door een koperen bekleedsel met kraen, en aen het bovenste gedeelte der glazen buis is er eene kleine koperen liggende roede gehecht, welker binneneinde zich in de nabyheid van het koperen bekleedsel bevindt. Deze roede is gedeeltelyk in een glazen buisken gesloten, en langs deze laet men de barnkrachtige sprankel by middel eener leidsche flesch in de glazen buis ontsnappen. Vooraleer het gazmengsel in den eudiometer te brengen, is het noodzakelyk dat tuig met water te vullen; daerna sluit men de bovenste kraen en opent de onderste, langs waer men de gazen inbrengt; men sluit de onderste kraen op hare beurt en doet de barnkrachtige sprankel ontsnappen. Wanneer men daerna de onderste kraen van het tuig opent, vervult zich de glazen buis gansch met water, uit hoofde der ledige ruimte, welke er in | |
[pagina 103]
| |
ontstaen is door het verdwynen der gazen, die zich tot water vereenigd hebben. Het water is nooit zuiver in de natuer; om het in dien staet te bekomen, moet men het in een distilleervat overhalen. Dat tuig bestaet uit dry hoofddeelen: 1o de distilleerketel, 2o de helm en 3o de slang. De helm is een bolvormig deksel dat den ketel toesluit, en waeraen zich eene hellende buis voordoet, dienende om den waterdamp tot in de slang te leiden. Deze slang bestaet uit eene tinnen spiraelvormige buis vastgemaekt in een vat, met water gevuld. De twee uiteinden doorbooren de wanden van het vat, en het is langs het onderste dat het overgehaelde water uitloopt. Wanneer men van het distilleervat gebruik wil maken, plaetst men den ketel op eenen vueroven, en overdekt men hem met den helm; de hellende buis van dezen moet met de slang in gemeenschap staen en aen het onderste einde der slang, plaetst men eene zuivere kruik om het overgehaelde vocht te ontvangen. Soms is het noodzakelyk dat het vocht, 't welk men overhalen wil, niet onmiddelyk met het vuer in aenraking zy, alsdan plaetst men den distilleerketel in een ander vat met water gevuld, gewoonlyk waterstoof (bain marie) genoemd. In geval men zeer zuiver water verlangt, is men verpligt omtrent de 4/100 eerste deelen van het overgehaelde vocht, weg te smyten, aengezien die doorgaans ammoniakstoffen inhouden, voortskomende van de ontbindingen der dierlyke zelfstandigheden welke zich in het water bevinden. Ook is het noodig de overhaling te staken, wanneer de distilleerketel maer 8/100 deelen water meer bevat, want alsdan beginnen deszelfs zouten op elkander eene wederwerking uit te oefenen, die vlugtbare stoffen zou kunnen doen ontstaen. Eenige scheikundigen ondervonden hebbende dat het water ofschoon reeds lang in vollen kook, echter eene zekere hoeveelheid koolzuer uitwasemt, raden aen dat zuer te vestigen, door een weinig kalk in den distileerketel te werpen. Middels deze voorzorgen, is men zeker dat het overgehaelde water geheel zuiver is. | |
[pagina 104]
| |
Kenteekens van drinkbaer water.Het water om drinkbaer te zyn, moet frisch, doorschynend, kleur- en reukloos zyn. Wanneer men groentens in water te koken zet, en dat ze in plaets van malsch, hard worden, is zulks een bewys dat het water eene tamelyke hoeveelheid kalkstof inhoudt; inderdaed de kruiden bevatten eene byzondere zelfstandigheid, welke zich met de kalkstof verbindende, de groentens hard maekt. Vele scheikundigen beweren, dat het water, om drinkbaer te wezen, de zeep moet kunnen oplossen zonder klonters te vormen. Dit laetste bewyst wel dat het geene kalkstof inhoudt, maer ons dunkens is deze bewering ongegrond, vermits er hier te lande geen pompwater bestaet, dat niet eene kleine hoeveelheid kalkstof bevat. Nogtans, en met reden geeft men het den voorkeur boven het regenwater. De waters, welke zoo als het zeewater, eene groote hoeveelheid zoutstoffen inhouden, zyn niet drinkbaer; doch door overhaling in eenen distilleerketel kan men hun die eigenschap verschaffen. Om dusdanige bewerking uit te voeren, bestaen er verschillige tuigen. Dat van den heer Scheidweiler van Brussel onderscheidt zich door een luchtgevend meuleken, dat met den distilleerketel in verband staet, en waeraen men by middel van een wiel, eene draeijende beweging verschaft, en daerdoor wordt de overhaling van het water verhaest. Het zoet water dat men inscheept, wordt gewoonlyk in houten vaten bewaerd; zulks stelt het water aen bederf bloot, uit hoofde dat het eenige stoffen van het hout oplost; echter kan men dit bederf by middel van houtkool verhinderen; daerom heeft Berthollet voorgesteld de binnenwanden der vaten door verbranding te verkolen. Ook bewaert men het water op vele schepen in yzeren kisten. Wanneer water door mengeling met vuilnissen gekleurd of onklaer is, kan men het drinkbaer maken met het door keikens, zuiver zand of beter houtkoolstof te laten zygen. |
|