Het Taelverbond. Jaargang 3
(1847)– [tijdschrift] Taelverbond. Letterkundig Tydschrift, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Boekbeoordeeling.Chronique Contemporaine et rétrospective, organe de la littérature belge-française et de la littérature neérlandaise (fl. et holl.) - histoire, etc. La Flandre libérale, revue politique, littéraire et scientifique. Gand, H. Hoste, rue Magelein. 1846-1847.Reeds van over lang stelden wy ons voor, eenige weinige woorden over de Chronique Contemporaine et rétrospective te zeggen, doch liever hebben wy gewacht tot dat er eenige afleveringen zouden verschenen zyn. Thands dat de eerste jaergang volledig en de Chronique in de Flandre libérale herschapen wordt, is er geene reden van uitstel meer. Verwylen wy eerst een oogenblik by de Chronique, voor zooveel als zy met onze taelbeweging zich bemoeit. De Chronique stelde zich by haer verschynen voor de onregtvaerdige, onvaderlandsche vooroordeelen, die eenigen ten opzichte onzer tael hebben, gematigd en gevoegelyk te bestryden, - vooroordeelen die bovenal de hersens beheerschen van schryvers welke slecht ingelicht zyn aengaende de behoeften des geestes in ons vaderland; de Chronique zou by middel van kritische artikelen en vertalingen der verdienstelykste voortbrengselen, onze nederduitsche letterkunde doen kennen, en daerdoor doen waerderen. Zy zou zulks doen in name des heiligen vooruitgangs, in name der volkseenheid zelve; daer zy den yver waermede er voor de moedertael sedert eenige jaren in Vlaemsch-België gestreden wordt, aenzag als wettig, als vaderlandsch, zou zy de aenmoediging van elken weldenkenden Belg over die loffelyke poogingen inroepen. Dat het der redactie ernst was en zy het publiek met geene ydele, schoonschynende woorden paeijen wilde, zulks bewyzen de vertalingen die beurtelings in het tydschrift verschenen, als daer zyn: de heele Reinart de Vos naer de uitgave van Willems, de Mystieke Lelie van P.F. Van Kerckhoven, Montaigel en Aloud Nederduitsch regtGa naar voetnoot1 van | |
[pagina 86]
| |
Ph. Bloemaert, alsmede een uitgebreid artikel op den Noord-Nederlandschen dichter Bellamy. De inleiding, welke zich aen het hoofd der eerste aflevering bevindt, heeft ons vooral bevallen om de juiste vaderlandsche gedachten die er omtrent onze vlaemsche zaek in ontwikkeld zyn en die de poogingen der meeste vlaemsche schryvers in haer waer daglicht plaetsen: de redactie bewyst in de inleiding hoe onbillyk, hoe antinationael, ja hoe onmogelyk het is de fransche tael aen al de Belgen geweldelyk te willen opdringen, en dit alles op gronden die op de geschiedenis der volkeren rusten en door niemand kunnen wederlegd worden. Een artikel, dat wy met niet min genoegen gelezen hebben, komt voor in de zesde aflevering, bladz. 257, en is getiteld: la littérature neérlandaise jugée a l'étranger (de nederduitsche letterkunde by den vreemde beoordeeld.) De schryver van dit opstel, C.L., wreekt daerin met veel talent en belezenheid de nederlandsche letterkunde op de belachelyke aenvallen van eenige verwaende weetnieten, die niet kennen wat zy verachten, en deelt de allervleijendste gevoelens mede, die men in de werken van de grootste engelsche, hoogduitsche, ja zelfs fransche letterkundigen en geleerden van alle eeuwen, over de waerde der nederduitsche letterkunde en tael, aentreft. Opitz, Leibnitz, Klopstock, Adelung, Jean Paul, Bosworth, Bowring, Baillet, Marmier, de Encyclopédie, enz. enz., treden opvolgelyk in het strydperk om hem beurtelings, ondanks vlaemsche aterlingen, ridderlyk in den kamp voor de tael der vaderen, te ondersteunen. - Voor zoo verre over de Chronique. Het tydschrift: La Flandre libérale, dat de Chronique staet te vervangen, zal steeds den zelfden nationalen weg volgen. Ofschoon zy hoofdzakelyk aen eene wyze politiek, in harmony met de behoeften en den vooruitgang onzer eeuw zal toegewyd zyn, zal zy nogtans de nederduitsche taelbeweging in België geenszins uit het zicht verliezen; maer deze met een opmerkzaem oog, telkens dat zy eenen stap verder doet, opvolgen. De gedachten in het welgeschreven en welberedeneerde prospectus desaengaende uitgedrukt, zyn allerduidelykst en laten daer omtrent geen twyfel meer mogelyk: ‘De oproep aen eene nationale letterkunde in België heeft, bovenal in de vlaemsche gewesten, een byzondere moeijelykheid: namelyk het gebrek aen eene landtael, den gantschen lande eigen..... De eenheid is de eerste voorwaerde van het leven en het voortdurend bestaen eens volks: onze twee talen in twee verschillende gedeelten onzes lands gesproken, maken dan van ons geene twee verschillende, nog min twee vyandige volkeren! Herinneren wy ons dat de liefde tot den geboortegrond niets bekrompens, niets hatelyks, met zich voert; leggen wy ons vooral toe, indien de eenheid in onze tael ontbreekt, deze in onze gedachten en gevoelens te doen heerschen. Zulks is | |
[pagina 87]
| |
een edel doel dat men kan bereiken, en wy kunnen niet nalaten onzen spyt uit te drukken, daer dit doel altyd door de verdedigers der vlaemsche tael niet is begrepen geworden. De vlaemsche bevolking uit hare verlatenheid en afzondering opbeuren, haer met den geest en het hart aen al de volksbelangen deelachtig maken, en onder haer de gedachten verspreiden die de magt en de grootheid onzer instellingen uitmaken: zulke taek kon de edelmoedige zielen verleiden....... De zaek der vlaemsche tael is in onze gewesten de zaek des volks.’ Gelyk men ziet is deze geloofsbelydenis zeer klaer en ieder vriend der vlaemsche beweging weet daeruit wat men van de Flandre libérale te verwachten heeft. Wy gelooven ten volle op deze hare woorden te mogen betrouwen, immers de Chronique is daer om ons te bewyzen, hoe de redactie van dit tydschrift, die toch, dezelfde als die der Flandre libérale is, aen hare beloften getrouw bleef. De Flandre libérale verschyne dan en bewandele de nuttige baen die zy zich zelve zoo wys, zoo ondubbelzinnig, in haer prospectus afteekent, en wy durven haer welverdienden byval van het publiek en hertelyke deelneming by meest al de vlaemsche letterkundigen voorspellen.
J.F.J. Heremans. |
|