Het Taelverbond. Jaargang 2
(1846)– [tijdschrift] Taelverbond. Letterkundig Tydschrift, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hongersnooden in de Nederlanden.Ziet gy dit uitgemergeld rif By de oude Scandinaviërs was Frey de god der vruchtbaerheid: regen en zonneschyn, goedkoope en dure tyden hingen van zyne goedwilligheid af. De Roomschen, die beschermheiligen tegen zoo vele kwalen tellen, hebben er, voor zooveel wy weten, geene tegen den hongersnood; maer zy hebben de kruisdagen, welke wel voornamelyk voor de landlieden zyn ingesteld. Men weet het, zegt een christen schryver, de menschen zullen Gode slechts vurig afsmeeken hetgeen hun aenbelangt en hetgeen zy goed begrypen. Een nederig stulpbewooner zingt slechts op een flauwen toon het Te Deum, 't welk voor eene overwinning, in verre gelegen oorden behaeld, wordt aengeheven, en bekreunt zich niet over de twisten der vorsten, zoolang dezelven den vyand niet op vaderlandschen bodem brengen; maer wanneer de godsdienst tot den landman zegt: sta op, treed uit uwe stulp, en kom den Heer bidden uwen akkerbouw te willen zegenen! kom hem smeeken over de door u beploegde velden, dauw en zonneschyn, malsche regens en koesterende warmte te zenden!.... o, dan is het onnoodig 's landmans godsvrucht aen te sporen; want hy twyfelt geenszins aen Godes almagt. Zoodra het klokgebrom hem roept, snelt hy naer de kerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het dorp, hy voegt zich by de aldaer verzamelde schaer van geloovigen en volgt met dezelven het zilveren kruis en het rood fluweelen vaen, welke rondom zyne akkers worden gedragen, terwyl de priester den Schepper smeekt, dat het hem gelieve de aerde overvloed van vruchten te doen voortbrengen. Deze plegtigheid dagteekent van de vyfde eeuw, en werd ingesteld door den H. Mamertus, bisschop van Vienne, in Dauphiné, ter gelegenheid van eene groote onvruchtbaerheid, welke byna geheel Frankryk verwoestte. Destyds, en nog lange daerna, was het koren het voornaemste der veldgewassen; mislukte hetzelve, dan was een hongersnood onvermydelyk, en deze was het wreedste, het schrikkelykste, het yselykste der onheilen, tusschen dewelke het menschdom kon dobberen. Ook was men in die tyden van onwetendheid en bygeloof gewoon, het beginsel van algemeene volksplagen in bovennatuerlyke oorzaken of zeldzame natuerverschynsels te zoeken, onder de welke de staertstarren en vuerbollen niet de minste rol speelden. Dit was wel niet zoo erg, als wanneer men er de Joden voor aensprekelyk maekte, en zich aen hen over 's hemels tuchtroede trachtte te wreken. Het is slechts sedert dat de aerdappelen in Europa in het groot worden aengekweekt, dat de hongersnooden in ons werelddeel zeldzamer zyn geworden, en zelfs zyn onze tegenwoordige dure tyden geenszins te vergelyken by degene van vorige eeuwen. Intusschen zal men moeijelyk gelooven, dat ruim twee honderd vyftig jaren zyn noodig geweest, eer het algemeen erkend werd dat het nederige Solanum tuberosum, gelyk de kruidkundigen de aerdappelplant noemen, voor het menschdom van meerdere waerde was dan alle de goud- en zilvermynen der Nieuwe Wereld. Had een dom vooroordeel die waerde zoo lang niet betwist, de lyst der hongersnooden in België zou op verre na zoo groot niet wezen, als degene die hier gaet volgen; voor het contrast hebben wy ook eenige jaren van ongemeen grooten overvloed aengeteekend. Anno 743 was er in geheel westelyk Europa een groote hongersnood; en al de korenaren werden ydel bevonden. Zekere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieden, de gelegenheid waernemende, strooiden het gerucht uit, dat verscheiden duivels in de lucht waren gezien geweest en geroepen hadden, dat zy (de duivels) den oogst hadden verslonden, om dat men de kerken de tienden niet betaelde, weshalve bevolen werd deze schatting voortaen geregeld aen te zuiveren. Zekerlyk zal het by velen zonderling voorkomen, dat Satan voor zyne doodvyanden, de geestelyken, zooveel bezorgdheid toondeGa naar voetnoot1. Anno 823, onder de regering van Inghelram, forestier van Vlaenderen, werd die provincie door een vervaerlyk onweêr bezocht, en het grootste gedeelte der veldvruchten werd verdorven, waeruit een groote en algemeene hongersnood sproot, benevens eene menigte andere rampen, een zeker bewys van Gods gramschap en verontwaerdiging tegen de bewooners van het gemelde landGa naar voetnoot2. Anno 981 doen vielt soo veel sneeus, dat men niet en conste gesayen, ende er vielen vuyter lochte cleyn visschen op Haspegouwe, ende het reghende coren. Evenwel korts daer nae volchde overal eenen lastighen dieren tytGa naar voetnoot3. Anno 1010 heerschte eene lastige duerte van levensmiddelen, welke gevolgd werd van eene sterfte over alle de gansche wereltGa naar voetnoot4. Anno 1024 had men eene nieuwe duerte, welke Van HeystGa naar voetnoot5 namelyk in deze woorden verhaelt; daer viel vuter locht neder een barnende fackel, als een balck, met grooter claerheyt, als een barnende vier. Item. daer nae volchde een groote heete droochte, dat vele boomen ende vruchten bedorven, daer eenen grooten dieren tyt nae volchde. De notaris Bertryn, welke dien duren tyd op het jaer 1026 vermeldt, voegt by de reeks van wonderteekens, die denzelven voorafgingen, nog dit, dat in Lotharingen eene fonteyne eenen dag ende nacht lanck bloet storteGa naar voetnoot6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1036 werd in de provincie Namen en de omliggende gewesten een hongersnood aengebragt door eene ontelbare menigte vliegen en muggen, welke alle de veldvruchten verdorven met er hunne eitjes in te leggenGa naar voetnoot1. Anno 1044 deed eene droogte van dry achter elkander volgende jaren in België eenen vreeselyken hongersnood ontstaen, en met het uitputten der bestaenmiddelen gingen ook alle menschelyke gevoelens te niet. De inwooners graefden de dooden op en gingen ter jagt op de levenden. Vele reizigers werden op de groote banen verraderlyk vermoord; kinderen, welke men met eenig fruit aen te bieden in strikken had gelokt, werden onbarmhartig gekeeld; de eenen en anderen werden vervolgens door de moordenaers verslonden. In Bourgondië werd zelfs op sommige markten menschen vleesch te koop gebragt, desniettemin zyn er overal menigvuldige lieden van gebrek bezwekenGa naar voetnoot2. Anno 1062, was het weder hongersnood in Vlaenderen, volgens den baron de ReiffenbergGa naar voetnoot3. Anno 1095, werden schier al de Nederlanden door het zwaerd des hongers getroffen; waerby men wil, dat ook verscheiden wonderen werden waergenomen. Te Namen, volgens Sigbertus Gemblacensis, werd een gebakken brood bloedend van onder de asch gehaeld. In Vlaenderen werden de heerenhuizen door het gemeene volk opgeloopen en geplunderdGa naar voetnoot4. Anno 1125 verwoestte een gruwzame hongersnood de voornaemste gedeelten van België en Westphalen. De H. Norbertus, de beroemde stichter der Witte Orde, had den inval dezer plaeg dry of vier jaren te voren aen der moniken van het klooster van Cappenbergh voorspeld. Zoo talryk waren de slagtoffers dat alle de wegen met menschenlyken bezaeid waren. De graef van Vlaenderen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel de Goede, beval by die gelegenheid al de honden en onnutte dieren te dooden, verbood van uit granen bier te brouwen, en deed al de graenzolders der kooplieden openen, om het graen voor eenieder tot eenen redelyken prys verkrygbaer te stellen. Hy zelf verkocht al zyne kleederen, deed honderd arme menschen in elke zyner talryke pachthoeven voeden, en doorliep het gansche land om de hongerigen by te staen. Tot loon van dit voorbeeldelyk gedrag, werd de brave vorst in de kerk van Sinte Donaes, te Brugge, door eenige voorname graenopkoopers verraderlyk vermoordGa naar voetnoot1. Anno 1133 had men in Vlaenderen eene zoodanige droogte, dat nauwelyks eenige zomervruchten konden gezaeid of geplant wordenGa naar voetnoot2. Anno 1146 werd een ongemeen drooge zomer gevolgd door eenen duren tyd. Ongehoorde zaek, de mudde tarwe gold te Doornyk zes-en-vyftig stuivers, hetgeen voor den tyd zeer veel wasGa naar voetnoot3. Anno 1150 was er eene groote schaerschheid van vruchten en wyn, en het volgende jaer een hongersnoodGa naar voetnoot4. Anno 1162 werden de Nederlanden geplaegd met eenen zevenjarigen hongersnood. Oudegherst zegt, dat dezelve werd aengekondigd door verscheidene vreemde natuerwonderen, waervan hy de lyst opgeeft.Ga naar voetnoot5 Anno 1170 wert het groote droochte dat die vruchten verberrenden, daer een grooten dieren tyt vuyt quamGa naar voetnoot6. In Vlaenderen werd denzelven door de abtdyen en edelen zooveel mogelyk verzacht.Ga naar voetnoot7 Anno 1179 was er eene groote sterfte onder de runderen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schapen gekomen, waerdoor het slagtvleesch zoo duer werd, dat hetgeen men te voren tegen dry deniers het pond kocht, men toen dry schellingen moest betalenGa naar voetnoot1. Anno 1196, eerste jaer der regering van Baudewyn IX, graef van Vlaenderen, werden de granen door de gedurige onweders en zware slagregens belet tot rypdom te komen, en na eenen geringen oogst te hebben opgedaen, kon men de landen niet meer bezaeijen. Daeruit volgde dan ook een elfjarige hongersnood: de maet koren, die gewoonlyk vyf of zes stuivers kostte, steeg tot vyftig en zestig stuivers (vyftig of zestig schellingen van onze munt); en de menschen werden gedwongen zich te voeden met het bedorven vleesch van onreine dieren en met onbekende wortelenGa naar voetnoot2. Anno 1224 had men in de provincie Namen eene buitenmatige hitte, welke alle de te veldstaende vruchten verdroogde, waeruit een felle hongersnood sproot, die al de overige provinciën der Nederlanden even wreed teisterdeGa naar voetnoot3. Anno 1232 waest soe couden winter, op ten (Nieuw) Jaerdach, dat alle de wortelen van alle graen oft coren uitvrozenGa naar voetnoot4. Anno 1240 was het weder duerte van alle slach van eetwaren, byzonder in het land van Luik, alwaer al de veldvruchten door de groote hitte waren gezengd gewordenGa naar voetnoot5. Anno 1242 werd Vriesland en de naburige gewesten dapper door eenen hongersnood genepen, welke was veroorzaekt geworden door dry achter elkander volgende felle winters en regenachtige zomers, waerdoor het graen niet in tyds had kunnen gezaeid worden, noch tot de noodige rypheid komenGa naar voetnoot6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1272, was het andermael de beurt van Vriesland en Westphalen, om door de hongerplaeg te worden geteisterd. De Oldambten, vooral die van Oosterwolde, leden het meest. Vele menschen stierven van gebrek, en daer zouden er nog veel meer gestorven zyn, zonder den liefderyken yver en bystand der kloosterlingenGa naar voetnoot1. Anno 1302, heerschte eene groote duerte van alle slach van levensmiddelen te Gent, vermits de Klauwaerts, om hunne tegenparty de Leliaerts afbreuk te doen en ten onder te brengen, beletteden dat er eenigen voorraed naer de vlaemsche hoofdstad werde gevoerd; de nood was aldaer zoo groot dat men er brood van haver maekteGa naar voetnoot2. Anno 1315, den 1sten mei, begon het te regenen en hield tien maenden aen, ten gevolge waervan geene landvruchten tot rypheid konden komen en een dryjarige hongersnood België kwam folteren. Te Antwerpen gold de schepel koren (ongeveer eenen hectoliter) 60 coninckx tournoisen of 15 guldens oude munte. Te Bergen gaf men voor eene maet graen 12 guldens. Te Leuven betaelde men voor eenen schepel rogge 9 goudguldens. Te Brugge kostte een hoed tarwe 42 ponden tournois. Te Doornyk was de mudde tarwe slechts te bekomen tegen 60 livres tournois, de mudde haver tegen 27 livres, de mudde erwten tegen 45 livres, en de mudde zout tegen 6 livres. De nood en ellende waren zoo groot, zeggen de schryvers, dat men nooit dergelyks gezien had, en dat 'er menschen werden gevonden, die als beesten het gras op de velden gingen eten. In Vriesland werden doode krengen en wild onkruid voor goede kost gehouden. Aen de kerkdeuren stierven de bedelaers van gebrek, alzoo niemand hen kon helpen, en op de openbare wegen vond men kinders aen de borsten van hunne van honger gestorven moeders hangen. Men zag werklieden, die naer hunne winkels gaende, van flauwte ter aerde vielen, en men zag de straten bezaeid met doode lichamen. Zelfs de ryken en magtigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden door dien geesel getroffen; Lodewyk X, koning van Frankryk, zich in S.-Martensklooster, by Doornyk, bevindende, leed veel van den honger, gedurende vier dagen dat hy er bleef; want de levensmiddelen ontbraken dikwerfGa naar voetnoot1. Op dezen hongersnood van 1315 werden de volgende jaertellende versjes gemaekt. Nemt van eenre Meesen thooft,
Ende van drie Crayen des ghelooft;
Ende thooft van driën Vincken,
Daer meuchdi de dier tijt by ghedincken.
Dat is te zeggen neem eene M, dry CCC en dry VVV, en gy hebt 1315. Deze hongersnood was voor onze geestelykheid eene gelegenheid, om de liefdadigheid te oefenen. Onder anderen leest men van Eylardus, abt van de Cistercenzers van Adewert, by Groningen, dat hy eenen verwonderlyk grooten pot deed maken, in welken dagelyks voor de arme lieden eten werd gekookt, welke pot nog lang daerna in het H. Geesthuis te Groningen werd bewaerd. Eene andere gedenkenis van dien tyd was een steenen brood, dat men in S. Pieterskerk te Leyden bewaerde. Volgens de overlevering was dit oorspronklyk een garstenbrood, maer eene vrouw zou hetzelve aen hare zuster geweigerd hebben, onder eede dat zy er in huis geen had, en wenschende dat hetzelve in eenen steen zou mogen worden veranderd, zoo als het werkelyk gebeurdeGa naar voetnoot2. Anno 1361 was het weêr dure tyd in Vlaenderen. De baron de Reiffenberg vermeldt deze duerte op 1363 en als hebbende zich voornamelyk te Antwerpen doen gevoelenGa naar voetnoot3. Anno 1409, was er in Vlaenderen eene groote duerte van koren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetwelk tot twintig stuivers (stuferis) de mudde in prys was gestegen. Waren er niet vele sceipen van Oostwaert naer Vlaenderen gekomen, een havot (hoed?) corens hadde ghegolden vier en twintisch vlaemsche grooten. Over twee jaren was zulke maet voor zes grooten te bekomen geweestGa naar voetnoot1. Anno 1429, da wast seer dyore tyd fan nottha, fan buttera, fan keyse, fan hinxte, fan quicke, ende fan alle tynghe, wast seer dyoreGa naar voetnoot2. Anno 1431, begon het koren in geheel Vlaenderen zeer te verduren. Te Yper gold de maet graen twee-en-twintig grootenGa naar voetnoot3. Anno 1433 verkocht men het koren, te Antwerpen, dry-en-twintig dukatenGa naar voetnoot4. Anno 1434 was het dure tyd in Vriesland, alwaer de schepel koren eenen engelschen nobel goldGa naar voetnoot5. Anno 1435, om half february, was de wind dikwerf oost en noord-oost; 's nachts was het helder weêr en by dag betrokken lucht; doch er was in maert, april en mei noch dooi noch regen. Boomen en kruiden hadden noch bloemen noch bladeren. Den 24n juny stonden de arme vrouwen nog met hare lollepotten voor de kerkdeuren. Het begon eerst warm weder te worden den 30n juny, alswanneer de zon in haren vollen glans aen den hemel blonk. Des nachts daer aen volgende viel er een zoele regen, zoodat al de landvruchten tot wasdom konden komen, en in het najaer kostte een mudde koren 8 grooten, een vet verken 3 hollandsche guldens, en een os 9 rhynsche guldensGa naar voetnoot6. Anno 1436 was het duer leven, men vindt onder andere dat de veertel rogge, antwerpsche maet, tot dertien schellingen brabandsch verkocht werdGa naar voetnoot7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1437 had men in Holland, Zeeland en Vriesland een hooge watervloed, waerdoor zeer vele dyken inbraken en de bezaeide landen onderliepen. Ende daernae quam eenen grooten dieren tyt, soe dat een veertel rocx (rogge) 't Antwerpen ghaut (gold) 30 schellingen brabands. In de dry bovengemelde provinciën betaelde men voor den schepel tarwe eenen engelschen nobel. In Vlaenderen daerentegen was de duerte voornamelyk veroorzaekt door de opkoopingen van eenige graenhandelaers van Ryssel; want, zegt Olivier van Dixmude, het was den schoonsten zaytyd ende den zochsten winterGa naar voetnoot1. Een bloedige epizode van dezen hongersnood was de terechtstelling eener vrouw te Abbeville, in Picardië, onder betigting dat zy jonge kinderen vermoord, en derzelver vleesch gezouten en verkocht had; zy werd wegens die gruweldaed levende verbrand. Anno 1438 zette de in het vorige jaer begonnen hongersnood, zyne verwoestingen op de wreedste wyze door al de nederlandsche provinciën voort. Te Doornyk en in het geheel district dier stad werd de uitvoer van graen op lyf en levensstraf verboden. Te Gent mogt men geen bier uit graen brouwen, noch honden onderhouden. De sekretarissen Valkenisse en Caukerken hebben aengeteekend, dat de veertel tarwe toen te Antwerpen eenen engelschen nobel gold, en de veertel rogge dertien schellingen. Te Brussel was er voor den hertog van Bourgondië geenen wyn te krygen, en op S. Andriesdag betaelde men aldaer zes peeters of acht-en-veertig schellingen voor een aem leuvenschen wyn. Te Brugge was de sterfte zoo groot, dat de menschen niet alleen gedwongen waren haver en paerdeboonen te eten, maer zich zelfs met oliebrood moesten voeden, hetwelk gemeynelijk in den winter in de spyze van koyen werd gemenghelt. Te Rousselare was de stad dusdanig ontvolkt, dat de wolven de huizen bewoonden. In de provincie Namen zouden, naer men wil, acht duizend menschen van gebrek gestorven zyn. Te Namen zelve had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene ryke juffer bevolen in het Minimenklooster brood uit te deelen aen de behoeftigen, tot welke uitdeeling zoo veel volks kwam, dat achttien menschen dood gedrongen, en vele anderen deerlyk gekwetst of verminkt werdenGa naar voetnoot1. Anno 1439 zag men het einde dezer duerte nog niet. Te Antwerpen kostte het koren nog langen tyd dry-en-twintig gouden kroonen, volgens eene aenteekening der stadssekretarissenGa naar voetnoot2. Deze duerte bleef aenhouden tot in 1440, de antwerpsche sekretaris Loyens legt gansch de schuld van dit vierjarig gebrek op de opkoopers van levensmiddelenGa naar voetnoot3. Anno 1463 was daerentegen een jaer van overvloed, en de landvruchten waren den geheelen winter door buitengewoon goedkoop. Te Thienen gold de zak rogge 11 à 12 schellingen; de zak tarwe 16 à 18 schellingen; de maet boonen eenen braspenning; de maet erwten vyf kwaertjes van dezelfde munt. Nog lagere pryzen vindt men in de antwerpsche chronyk van den Kanonik Snyders. Te Antwerpen gold namelyk de veertel tarwe 8, en de veertel rogge 5 schellingen, terwyl de veertel erwten voor 5 braspenningen werd verkocht, en men dezelfde maet boonen voor eenen braspenning kon bekomenGa naar voetnoot4. Anno 1470 werd Doornyk door Karel den Stoute belegerd, welke vorst aen zyne onderdanen van Henegauw en Vlaenderen op doodstraf allen toevoer van levensmiddelen naer die stad verbood, die aldus al den kommer van den hongersnood moest uitstaen, onder andere kostte een pond boter dry stuiversGa naar voetnoot5. Anno 1472, omtrent S. Agnesdag, verscheen er eene helschynende komeet, welke dry maenden zichtbaer bleef, waeruit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterrekykers aen het domme gemeen duerte en andere rampen voorspelden. Deze voorspelling echter werd niet vervuld, en de daerop volgende zomer leverde zulk eenen overvloed van vruchten, dat men den eersten september, te Middelburg, in Zeeland, eenen stoop rhynschen most voor zes grooten veil hadGa naar voetnoot1. Anno 1481 had men in de provincie Namen noch graen, noch wynoogst, en de mudde spelte gold in de stad Namen acht-en-twintig stuiversGa naar voetnoot2. Anno 1482 waest eenen bysteren somer van couden, hagel, blixem ende donder, al of 't winter geweest hadde, soo dat gheen vruchten tot rypheyt en quamen. Den 29n october deden de erfgenamen van Klaes Van Nieuwenhoven, te Brugge, twaelf maten gebakken graen uitdeelen, hetwelk zulk eenen toeloop verwekte, dat zeven arme menschen aen de poort van het sterfhuis werden versmacht en vertredenGa naar voetnoot3. Anno 1490 werd de noordhollandsche stad Hoorn hevig met hongersnood geplaegd. Anno 1492 was het een duer leven in de provincie Overyssel. Te Oldenseel gold eene mudde rogge dry en te Zwolle vier rhynsche guldens. Voor een vat boter moest men zestien guldens betalen; maer deze schaerschheid verminderde trapsgewyze, en het volgende jaer kon men een vat boter voor vyf rhynsche guldens bekomenGa naar voetnoot4. Anno 1501 (anderen stellen 1500) was het eenen soo overvloedighen tyt aengaende (de) lyftochte dat (het) niet wel om seggen is. Inderdaed in Zeeland kocht men een halffachtendeel terwen, een vette gans, een pont boters ende eenen stoop pitaus wyn 't samen om ses stuyvers. Te Amsterdam gaf men voor eenen pot rhynschen wyn, eene mudde tarwe, een roggen brood, eene maet boter en eene jonge gans, alles te gelyk voor zeven stuivers. Te Dortrecht bekwam menGa naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene ton zout, eene ton graen, eene ton haver, eene vette gans en eenen pot rooden wyn, alles te samen voor twintig stuivers. Eindelyk te Alkmaer kocht men eene koe voor vyf rhynsche guldens en een kalf voor elf duiten; ook voegt het Antwerpsch Chronykje er by; ende het was eenen soo overvloedighen tyt aengaende den lyftochte, dat het niet wel om seggen en isGa naar voetnoot1. Bemerkt, dat de waerde van de gouden en zilveren munten toen grooter was dan tegenwoordig. Anno 1519 was het koren wederom zoo goed koop, dat men de veertel rogge kocht voor negen stuivers, en de veertel tarwe voor twaelf en eenen halven stuiver. Dit komt overeen met hetgeen Reygersbergh op dit jaer aenteekent, dat de veertel rogge toen in Zeeland 18 grooten vlaemsch betaeld werd, de veertel tarwe 23 grooten, en zelfs nog minderGa naar voetnoot2. Anno 1520 werden er door de Lubeckers, in de Oostzee, twee honderd Nederlandsche henden met granen geladen in beslag genomen. Hieruit volgde voor onze landen eene ongemeene duerte van levensmiddelen. Te Brussel gold de rogge 19 stuivers; maer de maet wordt niet opgegeven. Te Mechelen werd de veertel koren tot 11 schellingen en 6 penningen betaeld, terwyl dezelve te voren aen 3 schellingen en 4 penningen was te bekomen geweest. Deze schaerschte bleef de twee volgende jaren aenhouden. In 1521, zegt Bertryn, was het graen nog zoo dier, dat die tarwe (te Antwerpen) twee croone gouwe, ende die rogge zes-en-dertig stuyvers. In Zeeland, volgens de aenteekeningen van Reygersbergh, kocht men in 1522 eenen zak tarwe voor 10 schellingen en vele arme lieden aten brood van garst, erwten of boonen gebakkenGa naar voetnoot3. Anno 1531 was het stilstand des koophandels en dure tyd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den derden dach der maent van Julie, soe was bynnen der stadt van Mechelen groote beroerte, ende dat om des coorns wille, want seer dier was aldaer, dat Ve oft VIn vrouwen vergadert waeren, roepende: broot! broot!Ga naar voetnoot1 Anno 1532, na het sluiten van den vrede in het Noorden, was de overvloed in de Nederlanden dusdanig, dat het graen van 46 tot 22 goudguldens in prys daeldeGa naar voetnoot2. Anno 1540 was het een drooge en heete zomer; vele beken en rivieren verdroogden en daeronder de Seine te Parys. In de Nederlanden gaven de meeste fruitboomen tweemael vruchten; maer de laetste oogst kwam niet tot rypheidGa naar voetnoot3. Anno 1546 heerschte er wederom eene genoegzaem algemeene schaerschte in de Nederlanden. In sommige plaetsen was de rogge zelfs duerder dan de tarwe, welk laetste graen in Zeeland 12 pond grooten vlaemsch en nog meer kostte. Te Mechelen bakte men brood van erwten, boonen, vitsen en garst. Sommighe menschen aten raepsbroot van honger; want het koren gauw dry guldens dertien stuivers de veertel. Doch in 1547 - wat verandering in korten tyd! - gold het nieuwe koren te Mechelen acht stuivers de veertel, en aen dien prys verkocht de abt van Grimbergen vyf honderd veertelen. Het volgende jaer (1548) was niet minder gezegend: een pond boter gold te Mechelen twee blanken, een zaenkaes idem, het meuken koren eenen stooter, dry pinten goed bier eenen halven stuiver. Een metselaer won toen eenen schelling daegsGa naar voetnoot4. Den 15n mei, werd de rogge te Antwerpen voor 66 stuivers de veertel verkocht, wezende een opslag van 28 stuivers in min dan acht dagen. Eene week daerna, den 22n mei, daelde de prys der rogge weder tot 42 stuivers de veertelGa naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het jaer 1557 werd in de Nederlanden gekenmerkt door eene groote duerte en fellen hongersnood. Het graen was zoo schaersch dat men brood bakte van haver, erwten en boonen. Commelin zegt dat de rogge in Braband tot 120 goudguldens kostte. In de provincie Namen betaelde men voor eene mudde spelte tot 36 guldens en voor den schepel rogge 12 guldens. Te Antwerpen kocht men de veertel rogge voor acht guldens en de veertel tarwe voor tien guldens; maer op den eersten july daeropvolgende kocht men de rogge voor zeven schellingen groot; want daer quam vuyt Oostenryk in Hollant een vlote met coren, waerdoor de graenpryzen verbeterden tot den volgenden oogst, welke echter zeer laet ingezameld werdGa naar voetnoot1. Anno 1568 was het in geheel Nederland een vruchtbaer jaer, met overvloed van rogge, tarwe, garst, haver en hooi, tot zooverre dat men eenen wagen met hooi voor zeven guldens kon koopen, terwyl men er het vorig jaer twintig guldens moest voor betalen. Te Valencyn waren op eenen dag zes honderd wagens met hooi binnengekomenGa naar voetnoot2. Anno 1569 had men in vergoeding van het voorgaende jaer een deerlyken graenoogst; want in Braband, Vlaenderen, Holland en Zeeland regende het wel dertien weken lang, zoodat men noch graen, noch hooi van het veld kon krygen, en dat er voor vele honderde florynen schade geschieddeGa naar voetnoot3. Anno 1572 waren al de eetwaren, ten gevolge van den kouden winter, zeer duer geworden: een pond boter kostte vyf stuivers, een pond kaes dry stuivers, twee eijeren eenen stuiver, en de andere eetwaren naer advenantGa naar voetnoot4. Dergelyke pryzen zouden thans goedkoop geacht worden. Anno 1582 was het een jaer van ellende. Al het land in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Braband, Vlaenderen en Henegauw, door het krygsvolk zynde afgeloopen geweest, bleef onbebouwd liggen, terwyl de dorpen ontvolkt en onbewoond waren. Het leger van den prins van Parma leed inzonderheid groot gebrek in Vlaenderen en vele soldaten stierven in hetzelve van hongerGa naar voetnoot1. Anno 1586 begon wederom een felle hongersnood de Nederlanden te martelen. De granen waren zoo duer, dat een sister koren 16 guldens kostte, een kabeljauw 20 guldens, en eene oester 7 stuivers. De renten, gebouwen en erfgronden werden tot zeer lage pryzen verkocht, om de eigenaers brood te kunnen bezorgen. Menig deftig edelheer, menig braef koopman vervielen aldus tot den bedelzak, en, hetgeen hoogst opmerkelyk is, er hadden, ondanks de drukke ellende, geen binnenlandsche beroerten plaets, zoo zeer was men vermoeid door degene die het land reeds dertig jaren hadden geschoktGa naar voetnoot2. Anno 1587 gingen duerte en hongersnood voort met het land en de bevolking uit te putten. Te Antwerpen heeft men 's avonds, voorheen ryke lieden, in fluweelen en zyden kleederen, die hunne juweelen, meubelen en huisraed hadden verkocht, langs de straten hun brood zien bedelen. Anderen, voortyds begoede burgers, zag men op de straten de slyk- en vuilnishoopen omwroeten om er beenderen, rapenschellen en koolbladeren uit op te zoeken. De landen rondom de stad waren door het ruiten en rooven van het krygsvolk geheel verwoest. De wilde beesten vermenigvuldigden zoodanig, dat de wolven in de verlaten huizen hunne jongen kipten. Ook de honden, door honger razend geworden, liepen in groote benden het land af, verslindende menschen en dieren. In de omstreken van Gent alleen zyn wel honderd persoonen door de honden en wolven verslondenGa naar voetnoot3. Anno 1588 viel men met vlyt weder aen het ploegen en zaeijen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men kreeg meer koren van buiten dan te voren, en de akkers betaelden het achterstal met woeker. Bovendien was het meel zoo voedzaem, dat de menschen toen een derde broods minder aten dan tydens de duerte. Al hetwelk eene ruimte bybragt, die den prys der granen van twintig tot een deed dalen. Voor die daling kostte het last tarwe, te Antwerpen, 935 guldens 10 stuivers, en het last rogge 900 guldens; dat is 25 guldens voor de veertel tarwe en 23 guldens voor de veertel roggeGa naar voetnoot1. Maer de overvloed, welke op deze duerte volgde, was dusdanig, dat men een sister tarwe, een sister koren, een sister haver, een sister garst, een sister boonen, een sister erwten, een gelte wyn, een aem bier, tien pond rundvleesch, tien pond hamel-vleesch, tien pond verkenvleesch, tien pond boter, tien pond hollandschen kaes, een vilten hoed, een half vat zout, een kwaertje smout, een halven steen kaersen, een paer schoenen, eenen riem, een vrouwendoek, een paer messen, eene tesch en nog geld daer by, alles te samen te Brussel kon bekomen voor achttien rhynsche guldens, dat is te zeggen ten pryze waer voor men in 1587 in dezelfde hoofdstad de veertel koren moest betalenGa naar voetnoot2. Anno 1595 was het weder in België dure tyd. Te Antwerpen gold het koren 9 guldens de veertel, een pond van het beste rundvleesch vyf stuivers; een pond schapenvleesch zeven stuivers; een pond kalfsvleesch acht stuivers; een pond boter acht stuivers, en de andere eetwaren naer advenant. Deze overlast deed het volk jammerlyk ten hemel schreijen, en de overheden des lands werden daerdoor genoopt, om over den vrede met de Vereenigde Provinciën te onderhandelenGa naar voetnoot3. Anno 1597 was het land dusdanig door muizen geplaegd, dat een huisman er tot duizend en twaelf honderd op eenen nacht in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steenen potten kon vangen. Dit ongedierte bragt ook toe tot het opkomen eener duerte van granen, welke men zeer onbesuisd den lande uitvoerde. In Vriesland kocht men een last rogge voor 180 goudguldens, van 28 stuivers elkeGa naar voetnoot1. Anno 1624 was het een drooge zomer; zelfs in de lage en moerassige landen leed men gebrek aen water, zoodat vele visschen stierven. In het spaensch leger, in Braband, gaf men twee, dry en vier stuivers voor eene kan water. Desniettegenstaende waren de Rhyn, de Maes en de Wael zeer hoog gezwollen, en het blykt niet dat deze droogte van duren tyd gevolgd werdGa naar voetnoot2. Anno 1650 op het einde van july had men in België zulke overvloedige slagregens, dat het graen, hetwelk op de velden naer de maeijers wachtte, dreigde in mesthoopen te veranderen. Door de gedurige oorlogen was de schaerschheid reeds groot, en men begon ernstig voor eenen hongersnood beducht te worden; maer de regens eindelyk opgehouden hebbende, kon het graen in de schuer gehaeld worden, en hetgeen te voren verkocht werd tegen zeven guldens de maet, zag men nu voor vyftien of twintig schellingen het hoed leverenGa naar voetnoot3. Anno 1675 openbaerden zich in België nieuwe moeijelykheden, spruitende uit de duerte van koren, weshalve de landregering, 's volks lyden willende verzachten, het brandewyn stoken uit granen alom verboodGa naar voetnoot4. Anno 1692 was de duerte zoo groot te Namen, dat men er de maet tarwe verkocht voor 5 guldens 10 stuivers; die der rogge 4 guldens 4 stuivers; die der spelte 1 gulden 13 stuivers. De pot brandewyn kostte 48 stuivers; de pot gemeene wyn 36 stuivers; een koppel kiekens 3 guldens; een ei 3 stuivers en een pond vleesch 12 stuiversGa naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1693 vermeerderde de duerte derwyze in de provincie Namen, dat den 10n Juny de maet tarwe 9 guldens verkocht werd en de andere granen naer advenant. Deze duerte deed zich ook gevoelen in de andere provinciën. Te Antwerpen veroorzaekte dezelve een oproer, ten gevolge van hetwelk onderscheidene bakkershuizen werden geplunderdGa naar voetnoot1. Anno 1698 waren de granen te Namen nog zoo schaersch dat het Magistraet dier stad in november tot tweemael de huizen deed doorzoeken, om te zien of er geen koren verborgen was. Het uitvoeren van koren werd verboden; alsmede het brouwen van bier uit tarwe en spelte; het maken van brandewyn, haerpoeder, styfsel, ouwelen en peperkoek uit graenmeelGa naar voetnoot2. Ook in Holland was de schaerschte van granen zoo groot, dat de Wethouderen van Amsterdam besloten, van stadswege aen de onvermogende ingezetenen loodjes te doen uitdeelen, op welke zy een brood van zes pond voor twee stuivers onder den prys konden halen, welke schade den bakkers uit de stadskas vergoed werd. Dan, in het volgende jaer, steeg de rogge zoo hoog, dat voor een brood van twaelf pond twee-en-twintig stuivers moest betaeld wordenGa naar voetnoot3. Anno 1709 had men een scherpe winter, die tot laet in het voorjaer duerde, en groote schade aen veld- en boomgewassen toebragt, waerdoor men dan ook bang werd voor hongersnood, maer men mogt er met de vrees afkomenGa naar voetnoot4. Anno 1721 waren de granen zoo goedkoop te Namen, dat de maet tarwe slechts 23 stuivers kostte, en de maet spelte 8 stuivers. In mei had men een pond boter voor tien oordenGa naar voetnoot5. Anno 1740 had men weder een fellen winter, en bleef de koude de gansche lente aen houden, zoodat in het begin van juny de boomen nog geene bladeren droegen en dat er byna geen gras op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het veld gezien werd, hetwelk te weeg bragt, dat veel rundvee door gebrek aen voeder stierf, vermits voor een voer hooi van 1600 ponden, meer dan honderd guldens betaeld werdenGa naar voetnoot1. Anno 1794-1795 heerschte er andermael een wreede hongersnood in de Nederlanden. Te Antwerpen stonden de vrouwen, in het koudste van den winter, van 's morgens ten zes ure voor de deuren der bakkers, aenbiedende een dixken of assignaet van tien franks, ten einde een brood te kunnen bekomen, in hetwelk dikwerf meer zemelen dan meel waren, en vele arme lieden die zulk slecht brood niet konden krygen, moesten ongetroost weg gaenGa naar voetnoot2. Te Turnhont had men tegen het midden van november 1794, in geen dry maenden graen aen de markt zien brengen, hetgeen men wilde toegeschreven hebben aen de vrees der landlieden, hunne paerden en karren door de Franschen te zien geprest worden. Op Nieuwjaersdag 1795 deed de Municipaliteit te Antwerpen afkondigen, dat al de molenaers gehouden waren het onder hen berustende graen aen de bakkers weêr te geven; want men scheen de eersten te verdenken, den granenvoorraed der anderen in bewaring te houden. In hoeverre dit vermoeden gegrond was, blykt niet; maer wel dat het maximum, aen hetwelk de granen mogten verkocht worden, en de veelvuldige requisitiën derzelve, onder de hoofdoorzaken der schaerschte waren. Trouwens, dezelve verhinderden den toevoer, en toen twee maenden later het maximum en de requisitiën werden afgeschaft, werd daervan bescheed gegeven in al de omliggende dorpen, en de landlieden uitgenoodigd met hunne eetwaren naer de stad te komenGa naar voetnoot3. Anno 1805, den 6n september, wras de rogge op de markt van Antwerpen zoo overvloedig en zoo goedkoop, dat het roggenbrood | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot de helft in prys verminderde; het welk van menschengeheugen niet gezien was geweestGa naar voetnoot1. Anno 1816, waren de maenden juny, july en augusty zoo regenachtig, dat men den graen- en hooioogst niet dan met groote moeite en zwaer beschadigd kon binnenschuren. Behalve de kwaliteit was de kwantiteit insgelyks zeer gering, waeruit eene ongemeene duerte en wezentlyke hongersnood ontstond. De tarwe en rogge bereikten de hoogste pryzen, op welke men ze immer in deze eeuw heeft zien staen, en alhoewel de aerdappelen vry overvloedig waren, bragten zy weinig toe ter leniging van den algemeenen nood, om dieswille dat de duerte des broods op al de andere eetwaren eenen nadeeligen invloed had. In onderscheidene steden, namelyk te Antwerpen, te Brussel en te Gent, werden de bakkerswinkels aengevallen en geplunderd. Om de behoeftige en werkende klassen te ondersteunen, werden de provinciën, steden en dorpen tot groote opofferingen gedwongen. De stad Antwerpen moest hare godshuizen, benevens haer bureel en werkhuis van weldadigheid, met eene subsidie van 31,000 guldens te gemoet komen, behalve 22,000 guldens opbrengst van de vrywillige giften der inwooners. De gedeputeerde staten moesten bovendien 193,000 guldens ten titel van onderstand aen de verschillende gemeenten der provincie Antwerpen toeleggen, en nogtans overtroffen de uitgaven de ontvangsten met meer dan 150,000 guldens. Zoo ging het nagenoeg in al de andere provinciën van het koningryk der NederlandenGa naar voetnoot2. Die hongersnood, van 1815-1816 is de laetste, van welken onze jaerboeken gewag maken. Gedurende het dertigjarig tydperk, dat op 1817 is gevolgd, zyn de graenpryzen beurtelings gedaeld en gerezen. Om den lezer van deze op- en afgaende beweging een genoegzaem juist begrip te geven, laten wy hier volgen de algemeene gemiddelde pryzen der tarwe en rogge, van 1815 tot in 1846 en per hectoliter berekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogstmerkwaerdig is deze tafel, want men kan er uit zien, hoe regelmatig de tydperken van ryzing en daling wederkomen. De wet van 1834 was uitgevaerdigd, zeide men, om de graenpryzen te verbeteren en den landman eenig gewin te bezorgen; maer men toefde niet te bemerken, dat men slechts de belangen der grondeigenaers had bevoordeeld, die uit de gewaende verbetering der graenpryzen gelegenheid namen, om de boeren hoogere pachtloonen af te dwingen. Trouwens, in zes jaren tyds was de gemiddelde prys der rogge zoo hoog gestegen, dat hy dengenen der tarwe evenaerde, terwyl de prys van dit laetste graen byna was verdubbeld, nogtans was er geen werkelyk slechte oogst geweest. In 1839 bereikte de tarwe den prys van 24 franks per hectoliter, en was de invoer byna bestendig vry. Ondertusschen bespeurde men sindsdien in de pryzen van tarwe en rogge, eene gedurige neiging tot dalen, en er was veel kans, dat het brood, tot vreugd en voldoening van burger en werkman, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wederom goedkoop zou worden. Dit verschrikte onze grondeigenaers, die hemel en aerde beroerden, om dat af te weren, hetgeen zy een onheil noemden. Zy gelukten eindelyk een-en-twintig leden van de Kamer der representanten op te zetten, die in february 1845 de beruchte wet der een-en-twintig graenbyters voordroegen. Een Wael erkende dit parlementaire gedrocht voor zyn kroost. Ondanks de algemeene verontwaerdiging, welke dit wraekroepend wetsontwerp in het land verwekte, ondanks de reklamen der drukpers, en de vertoogen van alle onze handel- en fabrieksteden, werd die heillooze wet door de beide Kamers aengenomen. De regering echter dorst ze niet bekrachtigen. Het mislukken van den aerdappelenoogst had op de granen en al de andere eetwaren teruggewerkt, en eene algemeene duerte van de eerste genoemde levensmiddelen veroorzaekt. Om de bekommering der bevolking eenigermate te bedaren, werd de regering verpligt buitengewoone maetregelen te nemen: al de belgische havens werden voor den vryen invoer der granen opengesteld, terwyl derzelver uitvoer tevens werd verboden; twee millioen franks werden door de Kamers toegestaen, om onder de gemeenten, deels ten titel van leening en deels ten titel van onderstand, te worden uitgedeeld. Men had hierby vooral het oog op de plattenlandsche gemeenten, alwaer vele arbeiders zich voeden met de aerdappelen, welke zy van hunne akkers halen, en die, door het mislukken dier voedzame vrucht, bedreigd waren wezentlyk gebrek te zullen lyden. Dan, die maetregels en verscheidene anderen mogten weinig baten. Ondanks de groote toevoer van levensmiddelen, bleven deze uitermate duer, en in al de steden werden comités opgerigt, om den werkman aen gematigden prys zyn voedsel te bezorgen. De Handels-Associatie van Antwerpen muntte hierby onder al de anderen uit. Drukkend was de nood op het platte land; vele arme lieden, vooral in Vlaenderen, bezweken van honger. Degenen die gewoon waren voor hun huishouden een varken te mesten, moesten hetzelve, by gebrek aen voeder, vóór den tyd slagten, of aen eenen spotprys verkoopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer om nog beter de uitgestrektheid van het verlies, door de aerdappelenziekte veroorzaekt, te laten uitmeten, gaen wy hier, uit het verslag der centrale kommissie van statistiek, eenige veelzeggende cyfertallen overschryven: Uit dit verslag blykt vooreerst, dat er in 1845 in België voor de aerdappelenteelt zyn beplant geweest 163,700 hectaren, dat is één op negen hectaren en een vierde van al de bouwlanden. Deze evenredigheid, tevens dat zy zeer aenzienlyk is, bewyst de uitgebreidheid der aerdappelenteelt in ons vaderland. Luidens de daertoestaende verklaringen der plaetselyke overheden zouden er in 1845 niet minder dan 32,288,684 hectoliters aerdappelen bedorven en verloren zyn geraekt, en nademael de gewoone oogst, in de negen provinciën van België, geschat wordt 36,986,548 hectoliters te bedragen, volgt daeruit, dat men slechts 4,697,854 hectoliters heeft ingezameld, waervan ter nauwernood de helligt is kunnen bewaerd worden. Het verslag doet ons vervolgens, by raming, de waerde van het verlies kennen, hetwelk het mislukken van den aerdappelen-oogst aen de landbouwers heeft veroorzaekt. Rekenende de waerde der aerdappelen slechts op 1 fr. 50 c. per hectoliter, hetgeen zekerlyk niet overdreven is, dan zou het te kort niet minder dan 48,433,026 frs. bedragen, en nog rekent men daer niet by den nadeeligen invloed, welken het verlies van die hoogstnuttige aerdvrucht op den ganschen landbouw en de andere bronnen van 's lands rykdom heeft moeten uitoefenen! Wy zyn tegenwoordig gevorderd tot het begin van het jaer 1847, en nog gevoelt men de nadeelige uitwerksels van dien invloed, welke daerenboven nog verzwaerd worden door de mislukking van den roggeoogst. Deze heeft dan ook tot gevolg gehad het roggebrood, dat den arme en den werkman tot dagelyksch voedsel verstrekt, onmatig in prys te doen stygen. Om deze in prys styging duidelyker te begrypen, is het genoeg de uiterste pryzen der granen van Belgiës tien regelende markten, gedurende de tien laetstverloopene jaren, na te gaen. In het begin van february 1845 gold de hectoliter tarwe in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
België, gemiddeld: frs. 16.16, en de hectoliter rogge frs. 10.23. Sedert dien hebben die twee graensoorten niet opgehouden steeds hooger en hooger te gaen, en in de laetste week van december gold de hectoliter tarwe gemiddeld: frs. 27.23, en de rogge frs. 21.74. Dat is te zeggen, dat dit laetste graen, in minder dan twee jaren meer dan in prys is verdubbeld, en reeds zoo duer is als de tarwe over vyftien maenden. Ook dit graen is er niet verre af, het dubbele van den prys te bereiken, welken het over twee jaer kostte. In dezen benarden toestand kon er geene spraek wezen van het opwarmen van het heilloos concept onzer graenbyters; maer, op voorstel van 's lands hooge regering, is de termyn voor den vryen invoer van allerlei eetwaren voor een jaer verlengd geworden. Is daermêe nu alles gedaen? Onze regenten schynen het te denken; dan, zy hebben gewis het grootste ongelyk van de wereld, hunne bezorgdheid voor de verzachting der ellende van het ten hemel schreijende volk by halve maetregels te laten berusten. Wel weten wy, dat kalmte in onze verschillende gewesten heerscht, en dat in het ongelukkige Vlaenderen de ellende zoo afschuwelyk hoog niet is gestegen, als degene die thans Ierland uitmoordt. Wy betreuren hier ook niet de wanorden en baldadigheden, van welke eenige fransche departementen onlangs het tooneel zyn geweest. Desniettegenstaende is de toestand zeer bedenkelyk, nademael de crisis, uit de buitenmatige duerte der granen ontstaen, haer hoogste toppunt nog niet schynt te hebben bereikt. Sedert twee jaren - wy komen dit zoo even te bestatigen - maekt de ryzing maendelyks snelle vorderingen, en er is des te minder hoop op eenige prysdaling vóór den eerstkomenden oogst, dat men in Frankryk en Engeland de haven voor den vryen invoer van granen komt open te stellen, weshalve men zulken aenzienlyken graeninvoer niet moet verwachten als voorleden jaer. Ryzing veeleer dan daling moet men voorzien; maer het is hier de plaets niet de vraegpunten aen te roeren, welke uit dezen staet van zaken opryzen. Zeggen wy alleenlyk, dat de geschiedenis eens zal te onderzoeken hebben, of de mannen van de staetsparty, welke thans België beheerschen, geen ruim aendeel moeten nemen in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verantwoordelykheid voor de zoo fel drukkende volksplaeg. Immers zyn zy het niet, die sedert twee jaren alles hebben aengewend, om den graenhandel te belemmeren, te beletten en te hinderen, nu eens door het voorstellen van hooge rechten en dan door het twisten over den duer des vryen invoers; welken zy zooveel mogelyk deden beperken? Wy hebben de volle overtuiging, dat by eenen bestendig vryen graenhandel, eene spanning en duerte, gelyk degene welke wy beleven, in België onmogelyk zouden wezen, omdat de ligging van ons land dusdanig is, dat onze haven de graenzolders van gansch Europa kunnen worden. Alsdan zou het land, in jaren van misgewas, ruim bevoorraed zyn, en het overtollige der jaren van overvloed, zou door het handelsverkeer gevoegd by de speculatie, ligtelyk aen den man kunnen gebragt worden. Hartelyk moet men dus wenschen, dat de tegenwoordige graenwetten grondig, volledig en in eenen vrygevigen zin hervormd mogen worden.
Antwerpen, January 1847. Lodewyk Torfs. |
|