en Leuven waren er vertegenwoordigd door de heeren Van Ryswyck, De Laet, Van der Voort en Frankinet.
By den nadisch, stelde de heer Willems een teug in, aen de eendragt der Vlamingen, en hield daerby eene korte en kernachtige redevoering. De heer De Laet beantwoordde dezelve op eene krachtige en welsprekende wyze, en stelde een tweeden teug in, op de eendragt der oude en jonge voorvechters der vlaemsche tael.
De heer Cornelissen, uw geleerde stadgenoot, die alhier door allen om het meest bemind en geacht wordt, werd toegedacht in eenen teug van professor De Block, luidende: Aen den hersteller van de eer der Artevelden. Nogmaels, onaengezien zynen gevorderden ouderdom, toonde hy zich, in zyne redevoering, een weerdigen kweekeling van Horatius.
Na een teug van den heer Frankinet, las de heer Van der Voort eene welgeschrevene redevoering, waerin er eenige aenspelingen voorkwamen over de wyze op dewelke Gent en Antwerpen, elk op zyne wyze, de poogingen der brusselsche Vlamingen bejegenden. Hierop werd nogmaels door den heer De Laet, in name der twee laetstgenoemde steden, een antwoord gedaen, dat algemeen byval vond.
Onze voorzitter, de heer Rens, las eenige verzen, die, ofschoon een gelegenheidsdichtje, niet onder de min goede van dezen kieschen dichter moeten gerangschikt worden.
Ook de heer Van Duyse droeg een goed stukje voor; en de antwerpsche volksdichter Van Ryswyck, bragt Antwerpens groet aen Gent, in eenige voor de vuist geschrevene verzen.
Vervolgens werd er nog menig lustig referein opgehaeld, en vooral werden eenige der volksliederen van Van Ryswyck met den grootsten geestdrift gezongen.
Het ware te wenschen dat dergelyke feesten meermaels plaets konden grypen; want wy, Vlamingen, hebben immer veel te winnen by zulke broederlyke vereenigingen.
Daer plaetsgebrek ons verhindert eene volledige beschryving van dit broederlyk feest te geven, hebben wy het bovenstaende bondig verslag aen het antwerpsch Handelsblad ontleend. Hier