| |
| |
| |
[Nummer 3/4]
In memoriam Víctor Manuel Sánchez Valencia
Ciudad de Guatemala 10 januari 1951 - Groningen 7 juni 2003
Jack Hoeksema
Op 7 juni van het afgelopen jaar is in het Academisch Ziekenhuis in Groningen onze bladmanager en redactielid Víctor Sánchez Valencia overleden aan de gevolgen van een herseninfarct. Hij was 52 jaar. Víctor heeft veel betekend voor dit blad en voor de sectie Taalkunde van de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur, voor zijn collega's, studenten en vrienden. In dit In Memoriam wil ik in het kort zijn leven schetsen, en zijn wetenschappelijke loopbaan. Aan het eind van dit stuk staat een poging tot bibliografie. Ik vermoed dat hij niet compleet is, en als iemand die dit leest me kan helpen met aanvullingen wil ik die graag op het internet zetten in een herziene versie van de lijst.
Geboren in Guatemala, in 1951, in een gezin van 8 kinderen, ging Víctor eerst naar een Jezuïetenschool, later naar een normaalschool. Guatemala was sinds de door de CIA opgezette militaire coup van 1954 allesbehalve rustig. Al heel jong, op 14-jarige leeftijd, raakte Víctor betrokken in de stadsguerrilla. Zijn ouders wisten op dat moment nog van niets. Al spoedig moest hij onderduiken, en toen wisten ze ook niet meer waar hij uithing. Op zijn 17de kreeg hij politiek asiel in Mexico, op de strikte voorwaarde dat hij zich niet langer met illegale
| |
| |
activiteiten zou bezighouden. Hij hield zich niet aan deze afgedwongen belofte, en raakte betrokken bij wapensmokkel voor de guerrillabeweging. Bij een actie van de Mexicaanse politie werd hij in zijn buik geschoten, en kwam meer dood dan levend terecht in de intensive-care-afdeling van een gevangenishospitaal. Tot ieders verbazing bleef hij leven en na een vijftal jaren in de gevangenis van Puebla, waar zijn liefde voor boeken en studie gewekt werd, werd hij uitgewezen naar het Chili van president Salvador Allende. Daar trouwde hij met Julia Paz.
Maar ook in Chili was hem geen lang en gelukkig leven beschoren. Opnieuw greep de CIA in, ditmaal om het democratisch gekozen bewind van Allende terzijde te laten schuiven door de junta van Pinochet (11 september 1973). Allende werd bij de coup gedood; Julia werd met vele anderen opgepakt en in het voetbalstadion van Santiago gevangen gezet en Víctor dook onder. Na verloop van tijd kregen Julia en hij politiek asiel en kwamen ze naar Nederland. Hier werd hun zoon Benjamin geboren. In 1974 ging hij studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen, eerst Spaans, later Algemene Literatuurwetenschap en Filosofie. Veel ervaringen uit het eerste jaar in Nederland zijn hem altijd bij gebleven: het fantastische voetbalelftal van 1974 dat net niet wereldkampioen werd, het kabinet-Den Uyl met de minister van buitenlandse zaken Van der Stoel, aan wiens beleid hij het te danken had dat hij als asielzoeker naar Nederland kon komen. Bij Spaans heeft hij nog een poosje als student-assistent colleges taalverwerving gegeven. In deze tijd raakte hij bevriend met Hub. Hermans, met wie hij het boek van Anton Pannekoek over arbeidersraden in het Spaans vertaalde (Los Consejos Obreros, verschenen in Buenos Aires, 1976).
Maar de colleges ALW bij prof. J.J. Mooij boeiden hem uiteindelijk meer dan de studie Spaans. Via Mooij, die ook een aanstelling bij Filosofie had, kwam hij terecht bij wat toen nog heette de Centrale Interfaculteit, waar hij filosofie studeerde bij, onder anderen, J.J. Mooij, Else Barth en Johan van Benthem. Daar wist hij zijn blijvende belangstelling voor literatuur (zowel poëzie als proza) te koppelen aan taalfilosofie en logica. Het onderwerp van zijn doctoraalscriptie is in dit opzicht veelzeggend: de ontologische status van fictionele objecten en de geldigheid van redeneringen over dergelijke objecten, een en ander in het verlengde van Terry Parsons' boek Nonexistent Objects. (Wat is bijvoorbeeld de waarheidswaarde van een zin als Sherlock Holmes heeft nooit in Bakerstreet gewoond?) Een andere literaire preoccupatie van Víctor was het schrijven van gedichten, in het Spaans, maar ik kan daar niet veel over vertellen, omdat ik ze niet onder ogen heb gehad, en trouwens ook geen Spaans lees. Van de Nederlandse dichters hield hij van light-verse schrijvers als Kees Stip en Driek van Wissen, maar ook van klassieke auteurs als Jacques Bloem en Martinus Nijhoff. Het lezen van Nederlandse poëzie hoorde overigens tot de inburgeringstaken die Víctor zichzelf oplegde.
Rond 1979 is Víctor nog korte tijd teruggeweest in Guatemala, clandestien, maar het was hem daar te gevaarlijk, zodat hij terugkeerde naar Nederland. En dat was achteraf waarschijnlijk maar goed ook, want in de jaren 1980 zou de hel pas goed losbreken in Guatemala. Inmiddels was Víctors
| |
| |
huwelijk met Julia Paz gestrand en was hij een relatie begonnen met Julienne Boogaerts, met wie hij twee dochters kreeg, Vica en Nina. In 1983 is hij afgestudeerd in de filosofie bij Johan van Benthem, in 1986 werd hij vervolgens aio, eveneens bij de intussen naar de Universiteit van Amsterdam verhuisde Van Benthem. Daar is hij in 1991 gepromoveerd op een proefschrift dat Van Benthems interesse in de inferentiepatronen van natuurlijke taal, met name die logische eigenschappen die te maken hebben met monotonie, koppelde aan zijn eigen langdurige preoccupatie met de geschiedenis van de logica. Dit werk, getiteld Studies on Natural Logic and Categorial Grammar, is nogal invloedrijk geweest in de jaren '90, en vormde de aanzet voor een aantal onderzoekingen, o.a. van David Dowty en Raffaella Bernardi. In zijn eigen latere werk heeft Víctor beide lijnen voortgezet, zowel de studie van monotonie-eigenschappen als de historisch-gerichte studie van middeleeuwse en 19de-eeuwse logica (zie m.n. nrs. 28 en 30 op zijn onderstaande lijst van publicaties).
In 1993 werkte hij korte tijd als postdoc in Polen bij Wojciech Buszkowski aan de Adam Mickiewicz Universiteit te Poznán, daarna als postdoc in Groningen in het onder mijn leiding staande en door NWO bekostigde Pionierproject Reflections of Logical Patterns in Language Structure and Language Use. Hier werkte hij onder andere aan de studie van monotonie in diverse talige contexten. Het naar mijn idee interessantste werk uit deze periode is een studie, samen met Frans Zwarts en Ton van der Wouden, van temporele connectieven en hun logische eigenschappen, waar als opmerkelijk detail uit voortkwam het bewijs dat voordat-zinnen de logische eigenschap van anti-additiviteit hebben mits er wordt aangenomen dat tijd lineair is. Dat dergelijke bijzinnen anti-additief zijn, is een wenselijk resultaat, gezien het feit dat ze voorkomens van de negatief-polaire uitdrukking ook maar iets kunnen bevatten, en gezien de theorie van Zwarts (1981) dat deze uitdrukking zich alleen mag laten zien in anti-additieve contexten. Een curieuze combinatie van semantiek en ontologie! Ook zijn studie van het begrip monotonie bij middeleeuwse filosofen trok de aandacht van internationale deskundigen op dit terrein, zoals Ivor Grattan-Guinness en Larry Horn, met wie hij regelmatig correspondeerde.
Na afloop van het Pionierproject kwam Víctor Sanchez in dienst bij de vakgroep Nederlands als universitair docent, belast met het onderwijs in de semantiek. Als docent heeft hij geweldig zijn best gedaan om het vaak als droog en moeilijk ervaren onderwerp zo aantrekkelijk mogelijk te brengen. Hij werkte lang en hard, aan zijn colleges, aan zijn onderzoek, aan de begeleiding van zijn studenten. Hoewel hij als Gualtemalteek en filosoof altijd enigszins een vreemde eend in de bijt van de Neerlandistiek is gebleven, heeft hij zich zeer ingezet om ook als Neerlandicus zijn mannetje te staan, bijvoorbeeld door zich te werpen op de taalkundige analyse van een gedicht van Nijhoff, en door zijn colleges regelmatig aan te kleden met citaten van Nederlandse auteurs.
Toch bleven Centraal-Amerika en de filosofie aan hem trekken. In 2001 gaf hij gastcolleges aan de Universidad Nacional Autonoma de Mexico. Hij kreeg naar aanleiding daarvan een uitnodiging om aan deze universiteit te komen
| |
| |
werken als hoogleraar op het gebied van de geschiedenis van de logica. Hoewel dit aanbod hem bijzonder aantrekkelijk voorkwam, aarzelde hij om er meteen op in te gaan. Zijn kinderen en vriendin waren geworteld in Nederland, en ook de Nederlandse sociale zekerheid en het werk aan de RU Groningen waren zaken waar hij ongaarne afscheid van nam. Hij had voorgenomen om een tijdlang aan beide instellingen deeltijds te gaan werken, toen een hartinfarct een streep door zijn plannen trok in de zomer van 2002. Na een langdurige revalidatie leek hij in het voorjaar van 2003 weer klaar om het werk te hervatten, toen het noodlot nogmaals toesloeg: ditmaal was het een herseninfarct. Hij heeft nog ruim een week geleefd, maar de hogere hersenfuncties vielen uit, hij raakte in coma, en op zaterdag 7 juni 2003 is hij in het Academisch Ziekenhuis te Groningen overleden. Uit de grote belangstelling op zijn begrafenis in Amsterdam en de herdenkingsbijeenkomst in Groningen bleek zeer duidelijk dat hij geliefd was, als collega, als docent, als vriend, en als mens. Wie hem gekend heeft, kent zijn gevoel voor humor, dat zich vaak uitte in een vrolijke maar milde spotlust, zijn bescheidenheid en gebrek aan poeha, en zijn betrokkenheid bij de mensen om hem heen. Het was altijd aangenaam om met hem van gedachten te wisselen, over taalkunde, over voetbal, over politiek, over mensen. Ik schrijf namens velen als ik zeg dat we hem zeer missen.
[Met dank aan Juliënne Boogaerts, Benjamin Sánchez-Paz, en Hub. Hermans.]
| |
| |
| |
Bibliografie van Víctor M. Sánchez-Valencia (1951-2003)
1. | Studies on Natural Logic and Categorial Grammar. Dissertatie, Universiteit van Amsterdam, 1991. |
2. | ‘Adjukiewicz, Kazimierz (1890-1963),’ in: R.E. Asher, ed., The Encyclopedia of Language and Linguistics, vol. 1, 62-63. |
3. | Sánchez Valencia, Víctor, Ton van der Wouden & Frans Zwarts, ‘Polarity and the Flow of Time,’ in: Ale de Boer and Jelly de Jong and Rita Landeweerd, red., Language and Cognition 3. Yearbook 1993 of the Research Group for Theoretical and Experimental Linguistics of the University of Groningen, Groningen, 1993, 209-218. |
4. | ‘Monotonicity in medieval logic,’ in: A. de Boer, H. de Hoop & H. de Swart, eds., Language and Cognition 4, Yearbook (1994) of the Research Group for Theoretical and Experimental Linguistics of the University of Groningen. Rijksuniversiteit Groningen, 1994, 161-174. |
5. | Sánchez Valencia, Víctor, Ton van der Wouden & Frans Zwarts, ‘Polarity, veridicality and temporal connnectives.’ In: Paul Dekker and Martin Stokhof (eds), Proceedings of the Ninth Amsterdam Colloquium, Part 3, ILLC/ Department of Philosophy, Amsterdam, 1994, 587-606. |
6. | Bespreking van Everything That Linguists Have Always Wanted To Know About Logic But Were Ashamed To Ask, by James D. McCawley, in: History and Philosophy of Logic 15(2), 1994, 248-252. |
7. | ‘Parsing-driven inference: natural logic.’ In: Linguistic Analysis, vol. 25, no 3-4, 1995, 258-285. |
8. | Bespreking van Gregory N. Carlson and Francis Jeffry Pelletier, eds., The generic book. In: History and philosophy of logic 17, 1996, 221-231. |
9. | ‘Over kwantitatieve schalen, inferenties en epistemische subjecten,’ in: Tabu 26-3, 1996, 150-163. |
10. | ‘Quantifiers in natural langage: a non-existence result,’ in: Roel Jonkers, Edith Kaan en Anko Wiegel, red., Language and Cognition 5. Yearbook (1995) of the Research Group for Theoretical and Experimental Linguistics of the University of Groningen, 1996, 195-205. |
11. | ‘Head or Tail? De Morgan on the bounds of traditional logic.’ In: History and Philosophy of Logic 18, 1997, 123-138. |
12. | ‘Semantische aspecten van zodra,’ in: Tabu 27-4, 1997, 143-160. |
13. | ‘Scalar Quantitative Implicatures and Monotonicity,’ in: Papers from the 33rd Regional Meeting, vol. 1, Chicago Linguistic Society, 1997, 365-372. |
14. | ‘Polarity, predicates and monotonicity,’ in: A. Aliseda, R. van Glabbeek, and D. Westerståhl, eds., Computing Natural Language. Stanford: CSLI, 1998, 97-117. |
15. | Bespreking van Carson T. Schütze, The empirical basis of linguistics. Grammaticality judgements and linguistic methodology. In: Studies in Language 22, no 2, 1998, 524-528. |
| |
| |
16. | ‘Semantica aspectual y predicación secundaria,’ in: Crítica, vol. 31, no. 93, diciembre 1999, 49-74. |
17. | Bespreking van Denis Bouchard, The Semantics of Syntax: A Minimalist Approach. In: Studies in Language 23-3, 1999, 722-726. |
18. | ‘Petrus Camper (1722-1789) over mens, aap en spraak,’ in: Tabu 29-1, 1999, 21-36. |
19. | ‘A Semantic Fact About Spanish Quantification.’ In: JFAK: Essays dedicated to Johan van Benthem on the Occasion of his 50th Birthday. Cdrom, University of Amsterdam, 1999. |
20. | Bespreking van Jaap van der Does and Jan van Eijck, eds., Quantifiers. Logic and Language. In: History and Philosophy of Logic 20, 1999, 73-74. |
21. | Bespreking van Henny Klein, Adverbs of Degree in Dutch and Related Languages, in: Studies in Language 23-3, 1999, 718-726. |
22. | ‘Semantische representaties en twee gedichten van Martinus Nijhoff,’ TABU 30-1/2, 2000, 47-63. |
23. | ‘Borges, Hugo Margáin y el estudio de los cuantificadores generalizados.’ Crítica vol. 33, no. 97, abril 2001, 113-114. |
24. | Perspectives on Negation and Polarity Items, red. Jack Hoeksema, Hotze Rullmann, Víctor Sanchez-Valencia en Ton van der Wouden, Benjamins, Amsterdam-Philadelphia, 2001. |
25. | Jack Hoeksema, Hotze Rullmann, Víctor Sanchez-Valencia en Ton van der Wouden, ‘Introduction,’ Perspectives on Negation and Polarity Items, Benjamins, Amsterdam-Philadelphia, 2001, vii-xi. |
26. | ‘An Athenaeum Curiosity: De Morgan's Reviews of Boole and Jevons.’ History and Philosophy of Logic 22, 2001, 75-79. |
27. | Bespreking van Henk Verkuyl, Semantiek: het verband tussen taal en werkelijkheid. In: Nederlandse Taalkunde 6-3, 2001, 239-241. |
28. | The General Philosophy of John Stuart Mill. Ashgate Publishing Co., Aldershot, 2002. |
29. | Frans Zwarts, Ton van der Wouden & Víctor Sánchez-Valencia, ‘The aspectual significance of event particles.’ Belgian Journal of Linguistics 16, 2002, 175-208. |
30. | ‘The Algebra of Logic.’ In: Dov M. Gabbay & John Woods, eds, The handbook of the history of logic, vol 3. Elsevier, 2004, 389-544. |
|
|