Tabu. Jaargang 28
(1998)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Waar Machteld nou?
|
(1) | a. | Kom maar |
b. | Waa Ma't nou? | |
Waar Machteld nou | ||
‘Waar is Machteld?’ |
Het valt niet uit te sluiten dat deze kinderen een stadium doormaken waarin ze maar interpreteren als een imperatief-markeerder en nou als een vraag-markeerder (vergelijk Van Kampen 1997). Misschien hebben kinderen zelfs enige tijd het idee dat het Nederlands een taal is met een systeem van Tense-, Mood- en Aspect-partikels. Maar het hoeft niet verschrikkelijk lang te duren voordat ze een aantal van die woordjes als modale partikels gaan gebruiken. Ter illustratie het volgende gesprekje, dat zich eind november 1998 afspeelde. Machteld (inmiddels 3:4, 11) wilde iets drinken uit het glas van haar vader en opende het gesprek.
(2) | a. | (Machteld tegen Moeder) Mag ik een beetje sinaasappelsap? |
b. | (Moeder tegen Machteld) Eerst aan papa vragen. | |
c. | (Machteld tegen Vader) Mag ik een beetje sinaasappelsap? | |
d. | (Vader tegen Machteld) Ja hoor, drink het maar op. | |
e. | (Machteld tegen Moeder) Het mag hoor, ik mag het opdrinken. |
Zin (2a) laat zien dat de driejarige haar indirecte taalhandelingen al kent: ze heeft geleerd dat vragen om toestemming een beleefde manier is om je verlangens tot uitdrukking te brengen. Het voorbeeld laat ook zien dat ze het modale hulpwerkwoord mogen beheerst. Dat is niet heel verrassend, want we weten uit dat het modale hulpwerkwoord hoeven, dat minder frequent en vanwege zijn negatief-polaire karakter misschien ook wel moeilijker is dan mogen, door veel kinderen al voor de derde verjaar-
dag actief en correct gebruikt wordt.
In (2b) zien we hoe haar moeder aangeeft dat zij niet de persoon is om de gevraagde toestemming te verlenen, en dat het meisje zich tot haar vader moet wenden. Het gehanteerde taalmiddel is een als directief gebruikte infinitief (‘infinitivus pro imperativo’ bij gebrek aan een betere term; vergelijk Hoeksema (1992)). Het partikelachtige eerst heeft in deze zin onder meer als functie dat de imperatieve kracht van de taaluiting wordt afgezwakt: aan papa vragen klinkt aanzienlijk onvriendelijker dan (2b). Toch blijft de taaluiting een opdracht, die ook als zodanig wordt opgevat, zoals zo meteen zal blijken.
(2c) is een herhaling van de eerste uiting, maar nu spreekt Machteld haar vader aan, en dat kan niet anders betekenen dan dat de boodschap van (2b) is overgekomen. De infinitivus pro imperativo beheerst ze dus kennelijk ook al, in elk geval passief.
In (2d) geeft de vader een positief antwoord dat uit twee onderdelen bestaat: eerst een positief ja gevolgd door een partikel hoor, dat hier een geruststellende functie lijkt te hebben (‘friendliness’ in de terminologie van Kirsner & Deen (1990)), en vervolgens een expliciet verleende toestemming: drink het maar op. De gekozen vorm is een echte imperatief, waarvan de directieve kracht andermaal verzwakt is met een modaal partikel (Foolen 1993, Vismans 1994): bedoeld wordt niet dat Machteld het restje sinaasappelsap moet opdrinken, maar dat ze het mag opdrinken.
Machteld, die het gesprek is begonnen, sluit het ook weer af, door aan haar moeder, degene tegen wie ze begonnen was, te rapporteren over de haar in (2b) verstrekte opdracht: (ik heb het aan papa gevraagd, en) het mag hoor. Het gebruik van het partikel hoor heeft ze dus ook al onder de knie. Haar slotwoorden zijn ik mag het opdrinken, waarmee ze lijkt te willen aangeven dat ze meer heeft bereikt dan haar oorspronkelijke doel: ze mag niet alleen een slokje, ze mag alles wat er nog in het glas zit. In haar parafrase van het antwoord van haar vader gebruikt ze het modale hulpwerkwoord mogen, hoewel hij een (verzwakte) imperatief gebruikte: kennelijk weet ze dat de twee talige vormen in deze situatie equivalent zijn.
Dit alles laat zien dat een kind van ruim drie jaar oud al weet hoe ze (bepaalde aspecten van) een conversatie moet organiseren. Bovendien blijkt dat ze op die leeftijd al de beschikking heeft over een heel arsenaal aan modale uitdrukkingsmiddelen van het Nederlands, inclusief modale partikels. Onderzoek zou moeten uitwijzen hoe vroeg die verwerving precies begint, en wanneer die voltooid is. En misschien krijgen we dan ook een idee, waarom er zo'n groot verschil is tussen eerste- en tweede-taalverwerving als het gaat om modale partikels.
Bibliografie
Foolen., Ad
1986 |
‘Typical Dutch noises with no particular meaning’: modale partikels als leerprobleem in het onderwijs Nederlands als vreemde taal. In Verslag van het negende Colloquium van docenten in de Neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, blz. 39-57. IVN, Den Haag. |
1993 | De betekenis van partikels. Een dokumentatie van de stand van het onderzoek met bijzondere aandacht voor maar. Proefschrift, Katholieke Universiteit Nijmegen. |
Haeseryn, Walter et al., red.
1997 |
Algemene Nederlandse Spraakkunst. Martinus Nijhoff en Wolters Plantijn, Groningen en Deurne, 1997, 2e, geheel herz. dr. |
Hoeksema, Jack
1992 |
‘Bevelende zinnen zonder polaire tegenhanger.’ In: Hans Bennis en Jan W. de Vries, red., De binnenbouw van het Nederlands. Een bundel artikelen voor Piet Paardekooper, pp. 125-131. ICG Publications, Dordrecht. |
Van Kampen, Jacqueline
1997 |
First steps in Wh-movement. Proefschrift Universiteit Utrecht. |
Kirsner, Robert en Jeanine Deen
1990 |
‘Het mes snijdt aan twee kanten: on the semantics and pragmatics of the Dutch final particle hoor.’ In Margriet Bruijn Lacy, red., The Low Countries: Multidisciplinary studies, blz. 1-12. University Press of America, Lanham, 1990. |
Vismans, Roel
1994 |
Modal particles in Dutch directives: a study in functional grammar. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, 1994. |
Van der Wal, Sjoukje
1996 |
Negative polarity items and negation: Tandem acquisition. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. |
Van der Wouden, Ton
1996 |
‘Hoeven.’ TABU 26-3, 164-182. |
- voetnoot1
- VNC-project ‘Partikelgebruik in Nederland en Vlaanderen’, gefinancierd door NWO en FWO. Correspondentie-adres: ATW, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, Nederland; email vdwouden@let.rug.nl.