| |
| |
| |
[Nummer 3]
Gapping moet blijven
Jan Koster
1. Inleiding
Twintig jaar geleden had elke zichzelf respecterende linguïst iets te zeggen over Gapping, het fenomeen waarbij bij twee gecoördineerde zinnen materiaal is weggelaten in de tweede zin onder controle van materiaal in de eerste zin. Bij Gapping wordt altijd minimaal het werkwoord weggelaten, zoals zag in de tweede helft van de volgende zin:
(1) |
Jan zag Marie en Kees -- Mies |
Gapping is een prachtig fenomeen, want het is tamelijk regelmatig en bovendien wordt het beheerst door vrijwel dezelfde localiteitsprincipes als verplaatsing (‘move alpha’). Er moet bijvoorbeeld voldaan worden aan de standaard eilandcondities:
(2) |
a. |
Ik denk dat Jan Marie zag en Kees Mies -- |
|
b. |
*Ik denk dat Jan Marie zag en Kees [de man [die Mies -- ]] (CNPC) |
|
c. |
*Ik weet dat Jan Marie zag en wist [waar Kees Mies -- ] (wh-eiland) |
Ook een PP blijkt een barrière voor Gapping te zijn:
(3) |
*Ik denk dat Jan Marie zag [PP voor Kees Mies -- ] |
Algemeen werd daarom aangenomen dat Gapping eigenschappen heeft die geheel vergelijkbaar zijn met die van ‘move alpha’. In Koster (1978 en 1987) werd uiteindelijk geconcludeerd dat het locale karakter van zowel verplaatsing als Gapping geheel bepaald wordt door de standaard Begrenzingsconditie, die zegt dat een afhankelijk element δ (zoals een anafoor, een spoor of een ‘gap’) niet een antecedent α buiten een minimaal domein β kan hebben in:
(4) |
Begrenzingsconditie |
|
|
*...α...[β... δ... ]... |
Zelfs de waarden van β blijken hetzelfde voor Gapping als voor verplaatsing, namelijk XP+ (= CP, NP (of DP), AP, PP) (zie Koster 1978, 1987 voor discussie).
De vraag doet zich derhalve voor waarom het sowieso overbodige ‘move alpha’ op de onderzoeksagenda prijkt als nooit tevoren, terwijl Gapping vrijwel uit de belangstelling verdwenen is. Vermoedelijk heeft dit iets te maken met Chomsky's behoefte om ‘move alpha’ iets bijzonders te doen zijn, met eigenschappen die niet af te leiden zijn uit de algemenere condities die ook gelden voor anafora en Gapping.
Ik vind die ontwikkeling te betreuren, want niet alleen zijn daardoor hele stukken uitstekende taalkunde uit het zicht verdwenen, bovendien wordt afbreuk gedaan
| |
| |
aan de algemeen-wetenschappelijke doelstelling om eenvoudige principes te vinden met een zo groot mogelijk empirisch bereik. Het lijkt dus een goede gedachte om Gapping weer op de agenda te plaatsen. Bovendien maakt Gapping deel uit van een veel grotere familie van parallelle constructies dan tot voor kort gedacht werd. Niet alleen de extrapositiefenomenen, maar ook ‘result clauses’ blijken gekenmerkt te worden door parallellie en localiteit (zie Rijkhoek 1998 en Koster 1995).
| |
2. C-command
Vrijwel unaniem wordt aangenomen dat c-command een wezenlijke eigenschap is van locale afhankelijkheidsrelaties, zoals de relatie tussen een anafoor en zijn antecedent (5a) of een spoor en het verplaatste element (5b):
(5) |
a. |
John saw himself |
|
b. |
Who did you see t |
In beide gevallen wordt aangenomen dat het eerste element het tweede element c-commandeert. Er zijn interessante pogingen geweest om c-command van iets anders af te leiden zoals ondubbelzinnigheid van paden (Kayne 1981) of de laatste stap in de derivatie (Epstein 1995), waarbij c-command dus als gegeven feit aanvaard wordt en niet als iets dat empirisch onjuist zou kunnen zijn.
Zowel bij anafora als bij verplaatsing zijn er tegenvoorbeelden tegen c-command. Een anafoor, bijvoorbeeld, kan in het Nederlands vaak gebonden worden vanuit een PP, waarbij c-command uiteraard geschonden wordt (waarbij ik, zoals betoogd in Koster (1997), uitsluit dat anafora een kwestie van argumentstruktuur is):
(6) |
Er wordt [PP door Jan] te veel over zichzelf gepraat |
Dat soort strukturen zijn geheel onafhankelijk van enigerlei c-command-conditie uitgesloten voor verplaatsing, omdat verplaatsing naar theta-posities, zoals de complementspositie van een prepositie als door, uitgesloten is op grond van het thetacriterium (of datgene waaruit het theta-criterium volgt).
Interessant genoeg vindt men plotseling schendingen van c-command als in een taal zich de situatie voordoet dat een prepositie geen theta-rol toekent. McCloskey (1984) heeft aangetoond dat die situatie bestaat in het Iers, waarbij de landingsplaats voor de verplaatsing zich in de PP bevindt, waarbij c-command uiteraard geschonden wordt, net zoals in het Nederlandse voorbeeld (6):
Ik ga hier uit van een verplaatsing naar de complementspositie van de PP. Ook als de Ierse feiten een verplaatsing naar een Spec van de PP inhouden, zouden we een onverwachte schending hebben van de traditionele c-commandeer-relatie. Een nadere analyse van de Ierse feiten valt buiten het bestek van dit korte artikel.
Al met al zijn er zowel bij anafora als bij verplaatsing duidelijke tegenvoorbeelden tegen c-command, en de vraag doet zich dan ook voor of c-command niet vervangen moet worden door iets anders.
| |
| |
Deze vraag heeft eveneens onmiddellijke relevantie voor de kwestie in hoeverre Gapping gekenmerkt wordt door dezelfde grammaticale kerneigenschappen als anafora en verplaatsing. Immers, c-command is evident niet van toepassing op Gapping:
(8) |
Ik denk [CP dat Jan [VP Marie zag ]] en Kees Mies -- |
Het controleerdende werkwoord zag (het antecedent) kan op geen enkele manier zo geïnterpreteerd worden dat het de gap (--) c-commandeert. Deze totale afwezigheid van c-command heeft de verdere unificatie van de grammatica ten zeerste belemmerd. Immers, als men denkt dat c-command een van de kenmerken is van verplaatsing of anafora, dan zal men minder snel geneigd zijn om te geloven dat Gapping door precies dezelfde principes beheerst wordt als verplaatsing en anafora.
Maar er is hoop, want we hebben zojuist gezien dat c-command ook voor anafora en verplaatsing problematisch is. Deze hoop wordt nog versterkt door het feit dat Gapping wel degelijk gekenmerkt wordt door aan c-command verwante localiteit op het antecedent. C-command kan gezien worden als een conditie die zegt dat het antecedent niet te ver ingebed mag worden. Welnu, het antecedent van Gapping mag ook niet te ver ingebed worden. Vergelijk de correcte zin (8) met de ongrammaticale (9a):
(9) |
a. |
*Ik denk dat [PP voor Kees Marie kuste] Jan wegreed en Piet Els -- |
Het werkwoord kuste mag hier niet worden weggelaten (op de plek aangegeven door --) omdat het controlerende werkwoord kuste in een PP zit. Als het werkwoord wordt uitgespeld is de zin wel grammaticaal:
(9) |
b. |
Ik denk dat [PP voor Kees Marie kuste] Jan wegreed en Piet Els kuste |
We zien dus het uiterst interessante verschijnsel dat, net als bij alle andere locale grammaticale relaties, het antecedent (van Gapping in dit geval) niet te ver mag ‘zakken’.
| |
3. Bilocaliteit
Om de vermoede mogelijkheid tot unificatie verder gestalte te geven gaan we er nu vanuit dat we ons meer dan 20 jaar vergist hebben met c-command: er zijn weliswaar c-command-verschijnselen, maar er is geen c-command-conditie. Wat dan wel? Waardoor dient c-command vervangen te worden om de optimale eenheid van de grammatica te laten zien? Het antwoord ligt m.i. in een generalisatie van de Begrenzingsconditie (4) van het afhankelijke element naar het antecedent. Men beschouwe nogmaals de begrenzingsconditie:
(10) |
Begrenzingsconditie |
|
|
*...α...[β... δ... ]... |
| |
| |
Dit is een localiteitsconditie op het afhankelijke element δ, dat binnen het locale domein β een antecedent α moet vinden. Ik stel nu voor (als in Koster 1987, 10-12) om deze conditie symmetrisch te maken en eveneens te laten gelden voor het antecedent:
(11) |
Begrenzingsconditie voor het antecedent |
|
|
*... [β... α... ]... δ... |
We kunnen deze mooie symmetrie samenvatten als het Bilocaliteitsprincipe, dat als volgt luidt:
(12) |
Bilocaliteitsprincipe |
|
|
Een afhankelijk element δ moet een antecedent α vinden in een domein β en het antecedent α moet een afhankelijk element δ vinden in β |
De tweede regel van deze conditie is mijn opvolger voor c-command: de oude kern van c-command (het begrip ‘branching node’) is vervangen door de knoop β, met precies dezelfde waarden als in het standaard localiteitsprincipe (de Begrenzingsconditie).
Het Bilocaliteitsprincipe geeft niet alleen een soort unificatie tussen localiteit en c-command, het is ook empirisch een stuk adequater, omdat de afwijkingen van c-command, zoals bij anafora (6) en de McCloskey-feiten (7) niet worden uitgesloten maar worden toegestaan. De aloude c-command-conditie sluit deze feiten ten onrechte uit.
Dat in de praktijk verplaatsing meestal (maar dus niet altijd) leidt tot een c-command-configuratie volgt geheel uit onafhankelijke factoren, waardoor geen aparte c-command-conditie nodig is. Ik heb al genoemd (naar aanleiding van (7)) dat normaal gesproken verplaatsing naar een complementspositie in een andere XP wordt uitgesloten door het theta-criterium. Het Bilocaliteitsprincipe sluit in het algemeen verplaatsing uit naar een positie in een XP+ die afwijkt van de minimale XP+ voor zowel α als δ. Aldus wordt door (12) elke vorm van ‘lowering’ uitgesloten. Elke verplaatsing naar een positie hoger dan de minimale XP+ wordt eveneens uitgesloten, waarop heel specifieke en gemarkeerde uitzonderingen bestaan als beschreven in Koster (1987).
Wat resteert zijn verplaatsingen binnen de minimale XP+ zonder ‘lowering’. De twee grootste klassen van verplaatsingen, Wh-verplaatsing en NP-verplaatsing, zoeken een positie voor ‘feature checking’, wat respectievelijk verplaatsing oplevert (als enige mogelijkheid) naar de Spec van een C met [+wh] kenmerk voor Wh-verplaatsing en verplaatsing naar de Spec van een domein voor Casus-checking voor NP-verplaatsing. Beide posities voor feature-checking zitten zodanig in de boom (onafhankelijk van de verplaatsing zelf) dat verplaatsing alleen maar een c-command-configuratie kan opleveren. Er is dus geen enkele aparte c-commandeer-conditie nodig om die configuratie af te dwingen. Alles volgt uit onafhankelijke condities en het Bilocaliteitsprincipe (12) volstaat om ‘lowering’ en andere ongelukken te voorkomen.
Het Bilocaliteitsprincipe is dus niet alleen empirisch voldoende, het staat ook een ruimere klasse van bestaande feiten toe (zoals de McCloskey-feiten). Het allerbelangrijkste is dat deze vervanging van c-command volledige unificatie van de condities op Gapping en de condities op verplaatsing mogelijk maakt, condities die op hun beurt weer bepalend zijn voor phrase structure (wat we X-bar-theorie plachten te
| |
| |
| |
4. De eenheid van de grammatica
Aangezien het reeds in de jaren zeventig was vastgesteld dat Gapping gekenmerkt wordt door de localiteitsprincipes (eilanden, etc.) die ook voor verplaatsing gelden, was de c-command-conditie tot dusver de grootste belemmering voor volledige unificatie. Inmiddels zijn door het werk van Kayne (1994) verdergaande voorstellen geformuleerd die inhouden dat verplaatsing altijd naar links is en dat het afhankelijke complement altijd volgt op het hoofd (bv. V-NP in plaats van NP-V in een domein VP). Deze empirisch gezien sterke generalisatie past geheel in mijn unificatieschema dat, zoals betoogd in dit artikel, ook Gapping omvat. Dit schema definieert de fundamentele en universele grammaticale configuratie waarin het uitwisselen en delen van eigenschappen mogelijk is (δ staat voor afhankelijke elementen, zoals sporen en andere ‘gaps, anaforen, etc.):
(13) |
Configurationele Matrix |
|
|
Alle locale grammaticale relaties met een afhankelijk element δ en een antecedent α voldoen aan: |
|
|
... [ β ...α...δ... ] ..., zodanig dat: |
|
|
(i) |
α aan δ voorafgaat |
|
(ii) |
er één α is voor δ en omgekeerd (bi-uniqueness) |
|
(iii) |
α en δ elkaar vinden in een uniform minimaal domein β (bilocality) |
Het empirisch domein van dit schema is enorm en kenmerkt zowel phrase-structure (X-bar) als verplaatsing, anafora en parallelconstructies (een grotere familie, waarvan Gapping en extraposities voorbeelden zijn), waarbij de waarde van β licht geparametriseerd is naar constructietype, wellicht op voorspelbare gronden (zie Koster 1987 en 1997). Dit korte artikel is niet de plaats om het empirische domein van de Configurationele Matrix te illustreren (het zou een boek worden). Daarom beperk ik me tot een beknopte opsomming plus een illustratie hoe Gapping in het schema past en precies dezelfde kerneigenschappen heeft als verplaatsing.
Allereerst lineaire volgorde. Bij locale anafora gaat het antecedent normaal gesproken aan bij voorbeeld het reflexieve pronomen vooraf. Deze volgorde kan alleen verbroken worden door verplaatsing (ketenvorming).
Voor verplaatsingen zelf en basisvolgordes geldt hetzelfde. Kayne (1994) heeft de relevantie van lineaire volgorde hier in ere hersteld met een krachtig pleidooi voor exclusieve verplaatsing naar links en een universele woordvolgorde hoofd-complement. Beide gevallen zijn illustraties van het feit dat α universeel aan δ voorafgaat in grammaticale constructies. In aansluiting daarop is het Nederlands m.i. met succes geherinterpreteerd als een VO-taal (zie Kaan 1992, Zwart 1993 en Koster 1994), terwijl de traditionele verplaatsingen naar rechts (extraposities) geherinterpreteerd zijn als
| |
| |
vormen van parallelconstructie zoals coördinatie (zie Rijkhoek 1998 en Koster 1995).
Het is opmerkelijk in dit verband dat in Gapping (een van de vele parallelconstructies) het antecedent (α) eveneens aan het afhankelijke element, de ‘gap’ (δ), voorafgaat, net als bij basisregels, verplaatsing en anafora:
(14) |
a. |
Jan zag Marie en Piet -- Mies |
|
b. |
*Jan -- Marie en Piet zag Mies |
Zogenoemde ‘backward gapping’ bestaat, maar is zoals bekend geen locale relatie, die daarom als zodanig buiten het bereik van de Configurationele Matrix (13) valt. De Configurationele Matrix geldt alleen voor locale relaties.
Bi-uniqueness is een buitengewoon interessante maar onderbelichte eigenschap van grammaticale relaties (zie Koster 1987). Ik volsta hier met te vermelden dat o.a. de volgende feiten uit deze eigenschap volgen: de single-complement condition (één complement δ voor een hoofd α, zie Chomsky 1986), de single-Spec condition (maximaal één Spec α voor een hoofd δ, zie Kayne 1994), het theta-criterion (een-opeen-relatie tussen theta-toekenners en ontvangers), en het verbod op gespleten antecedenten bij anafora (maximaal één antecedent α voor een anafoor δ, zie Koster 1987).
Ik wil hier tot slot laten zien dat het Bilocaliteitsprincipe geldt voor Gapping. In overeenstemming met mijn eerdere hypothesen (Koster 1978 en 1987), ga ik er vanuit dat de localiteit van Gapping analoog is aan die voor verplaatsing, waarbij de waarde van β XP+ is (XP+ staat, zoals gezegd, voor CP, NP (of DP), PP, en AP). Uit het Bilocaliteitsprincipe (12) volgt nu dat de localiteitsconditie voor het antecedent α eveneens de waarde XP+ voor β laat zien.
Dit lijkt te kloppen, want het antecedent in Gapping mag inderdaad niet ‘zakken’ in enigerlei XP+, zoals we reeds gezien hebben ten aanzien van de PP in (9). Er bestaat zelfs een traditionele naam voor dit fenomeen, namelijk de Major Consituent Condition van Hankamer (als beschreven in Neijt 1981; voor parallellie met één gecoördineerd deel is de waarde van β ruimer, namelijk CP: zie Rijkhoek 1998). Het volgende contrast illustreert dit fenomeen:
(15) |
a. |
*Peter was invited [PP by Mary] and John Bill |
|
b. |
Peter was invited [PP by Mary] and John by Bill |
In (15a) is Bill niet gecoördineerd met Mary, omdat de PP dat verhindert (er is sprake van IP-coördinatie en het pad van Mary naar de mininale XP+ reikt niet verder dan de PP, waarin de coördinatie niet tot stand komt). In (15b) daarentegen zijn de twee PP's gecoördineerd omdat er geen XP+ meer is tussen de PP by Mary en de eerstvolgende XP+, namelijk de CP waarin de coördinatie tot stand komt. De Major Constituent Condition blijkt dus te volgen uit het Bilocaliteitsprincipe.
Een ander bekend feit dat volgt uit het bilocaliteitsprincipe is de Right Roof Constraint (teruggaand op Ross 1967), die inhoudt dat verplaatsingen naar rechts CP-gebonden zijn. Omdat ik verplaatsingen naar rechts als vormen van parallelle constructie beschouw, kan ik het fenomeen net zo goed illustreren met coördinatie. De twee delen van een coördinatie kunnen aan beide zijden van het werkwoord voorkomen, wat lijkt op extrapositie:
| |
| |
(16) |
a. |
Jan heeft Marie en Mies gezien |
|
b. |
Jan heeft Marie gezien en Mies |
Welnu, deze schijnbare extrapositie is gebonden aan de Right Roof Constraint, die volgt uit het Bilocaliteitsprincipe (12):
(17) |
a. |
[CP [CP' Dat Jan Marie gezien heeft en Mies] is duidelijk |
|
b. |
*[CP [CP' Dat Jan Marie gezien heeft] is duidelijk en Mies |
In (17a) zijn Marie en Mies gecoördineerd in de minimale XP+ (= CP'), terwijl dat in (16b) niet het geval is, wat een schending betekent van het Bilocaliteitsprincipe.
Het Bilocaliteitsbeginsel geldt dus ook voor parallelle constructies en niet alleen voor basis-strukturen, verplaatsing en anafora.
| |
5. Conclusie
De grammaticatheorie is al te lang gefixeerd geweest op de gedachte dat ‘move alpha’ iets speciaals is. Dat heeft het zicht belemmerd op de fundamentele eenheid van alle locale grammaticale processen. ‘Move alpha’ is een geheel overbodig concept omdat de eigenschappen ervan geheel afgedekt worden door de Configurationele Matrix (13). Zodra we inzien dat c-command onjuist is en beter vervangen kan worden door een generalisatie van het standaard localiteitsbeginsel, het Bilocaliteitsprincipe, dan blijkt dat nog veel verdere unificatie mogelijk is. Afgezien van de minimale (en misschien voorspelbare) parametrisering van het domein β, ziet het er naar uit dat alle locale grammaticale relaties berusten op precies hetzelfde fundamentele bouwplan, de Configurationele Matrix (13).
| |
Bibliografie
Chomsky, Noam
1986 |
Knowledge of Language. New York. |
Epstein, Samuel
1995 |
‘Un-Principled Syntax and the Derivation of Syntactic Relations.’ Ongepubliceerd artikel, Harvard University, Cambridge, Mass. |
Kaan, Edith
1992 |
A Minimalist Approach to Extraposition. Doctoraalscriptie, |
Rijksuniversiteit |
Groningen, Groningen. |
Kayne, Richard S.
1981 |
‘Unambiguous Paths.’ In: R. May en J. Koster, red., Levels of Syntactic Representation. Dordrecht. |
1994 |
The Antisymmetry of Syntax. Cambridge, Mass. |
| |
| |
Koster, Jan
1978 |
Locality Principles in Syntax. Dordrecht. |
1987 |
Domains and Dynasties: The Radical Autonomy of Syntax. Dordrecht. |
1994 |
‘Predicate Incorporation and the Word Order of Dutch.’ In: G. Cinque, J. Koster, J.-Y. Pollock, L. Rizzi and R. Zanuttini, red., Paths Towards Universal Grammar: Studies in Honor of Richard S. Kayne. Washington DC. |
1995 |
‘Extraposition as Coordination.’ Voordracht MPI en Von Humboldt Universität, Berlijn. |
1997 |
‘Anaphora and the Uniformity of Grammar.’ In: H. Bennis, P. Pica en J. Rooryck, red., Atomism and Binding. Dordrecht. |
Neijt, Anneke
1981 |
‘Gaps and Remnants: Sentence Grammar Aspects of Gapping.’ Linguistic Analysis 8, 69-93. |
Rijkhoek, Pauline
1998 |
On Degree Phrases and Result Clauses. Dissertatie Rijksuniversiteit Groningen, Groningen. |
Ross, John R.
1967 |
Constraints on Variables in Syntax. Dissertatie, MIT, Cambridge, Massachusetts. |
Zwart, Jan-Wouter
1993 |
Dutch Syntax. Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen. |
Adres auteur
Vakgroep Taalwetenschap
Faculteit der Letteren
R.U. Groningen
Postbus 716
9700 AS Groningen
koster@let.rug.nl
|
|