Tabu. Jaargang 27
(1997)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ieder moment: scalaire universele kwantificatie
|
(1) | De trein kan ieder moment arriveren. |
Wie deze zin hoort, zal zich naar ik vermoed opmaken om kiosk of restauratie te verlaten en zich naar het perron begeven. Immers, de trein kan nu ieder moment komen. Maar ieder moment, dat kan toch ook over vijf uur zijn, of morgen vroeg, ja nog veel later?! Nee dus. Als de trein ieder moment kan arriveren, dan komt hij weldra. Zo, althans, begrijpen we die zin in het dagelijks gebruik.
Hiermee is ook het probleem duidelijk geschetst: de universele kwantor ieder moment duidt niet zomaar elk moment aan, maar een zeer spoedig moment. Ik zal dit in het vervolg het imminente gebruik van ieder noemen. De vraag is hoe dit gebruik mogelijk is, en wanneer het mogelijk is.
Teneinde deze vraag, of liever vragen, te beantwoorden, voorzover ik daartoe bij machte ben, dunkt het mij goed om enkele kenmerkende eigenschappen van uitdrukkingen als het bovenstaande ieder moment kort te schetsen. In sectie 1 geef ik aan welke eisen ieder moment stelt aan het werkwoordelijk gezegde wanneer het imminent wordt gebruikt. In sectie 2 geef ik aan dat imminent gebruikte kwantoren geen nadere bepalingen of markeerders dulden. In sectie 3 leg ik een verband met zogenoemde minimizers (zie bijvoorbeeld Rullmann en Hoeksema 1997) en scalaire kwantificatie. In sectie 4 maak ik een uitstapje naar het Engels, om in sectie 5 tenslotte mijn conclusies op te sommen.
1. Imminent gebruik is prospectief
Het imminente gebruik van ieder moment is duidelijk prospectief van aard, omdat het betrekking heeft op een gebeuren in de onmiddellijke toekomst. We zien dan ook een duidelijk verband met het prospectieve gebruik van zodra dat Victor Sánchez in ditzelfde nummer bespreekt. Het prospectieve karakter van imminent gebruik heeft duidelijke gevolgen voor het werkwoordelijk gezegde: gewoonlijk bevat dit een werkwoord dat het futurum aanduidt. Opvallend genoeg is dit zelden het hulpwerkwoord van de toekomende tijd, zullen. In veruit de meeste gevallen die ik aantrof in de Volkskrant op CD-ROM (jaargang 1993) van imminent gebruikt ieder moment en elk moment bleek het gezegde het hulpwerkwoord kunnen te bevatten, precies zoals in voorbeeld (1) hierboven. Typische voorbeelden zijn:
(2) | a. | Ook daar kan ieder moment de vlam in de pan slaan (30-6-1993) |
b. | Intussen kan de stad elk moment vallen. (23-3-1993) |
c. | Het leek of Figaro elk moment kon opkomen in Lederhosen met een pot bier. (23-7-1993) |
d. | Dat het lekkende wrak van de gezonken Russische onderzeeër Komsomolets een tijdbom is, die elk moment kan afgaan, is onzin. (7-9-1993) |
(Wanneer er in het vervolg datumaanduidingen volgen op voorbeeldzinnen, zijn ze afkomstig van deze CD-ROM.)
Hoewel kunnen niet direct een toekomstige stand van zaken aanduidt, is het daarmee wel verenigbaar. In ieder geval heeft dit werkwoord een semantische eigenschap waar ik later nog op terugkom, te weten non-veridicaliteit (zie Zwarts 1995, Giannakidou 1997). Dit houdt in dat we uit een propositie van de vorm p kan, waar p zelf ook een propositie is, niet mogen concluderen dat p het geval is.
Naast kunnen treffen we soms ook een ander werkwoord aan, veelal verwachten of dreigen:
(3) | a. | Ik verwacht nu ieder moment toch een ingreep van trainer De Mos (6-9-1993) |
b. | Het dreigt nu ieder moment te gaan regenen. |
Een tamelijk zeldzaam voorbeeld met zullen is:
(4) | Het gonst in Vares van de geruchten dat het derde konvooi nu elk moment zal vertrekken. | (1-9-1993) |
Wanneer werkwoorden als kunnen, zullen, dreigen of verwachten ontbreken in het gezegde, ontbreekt ook de imminente lezing, en we krijgen gewone universele kwantificatie over tijdstippen:
(5) | a. | Elk moment ben je je ervan bewust dat het nep is. | (1-5-1993) |
b. | Hij haatte ieder moment. | (20-3-1993) | |
c. | Natuurlijk heb ik niet van ieder moment even veel gehouden. | (4-2-1993) |
Overigens moet hierbij de notie ‘prospectief gebruik’ niet strikt als futurum worden opgevat, maar zo, dat hij verenigbaar is met de verleden tijd. Dat een dergelijke opvatting nodig is, laat een voorbeeld als (2c) hierboven zien. Ondanks de verleden tijd is ook hier duidelijk sprake van een prospectieve lezing. Immers, het opkomen van Figaro in Lederhosen werd verwacht, en is, als het al heeft plaatsgevonden, posterieur ten opzichte van het tijdstip in het verleden dat de verleden tijd leek aanduidt.
2. Imminent gebruik verlangt kale adverbiale kwantoren
Voor imminent gebruik van uitdrukkingen als ieder moment of elk ogenblik is het een essentiële voorwaarde dat de kwantor adverbiaal gebruikt wordt en niet voorzien is van voorafgaande preposities of erop volgende bijvoeglijke bepalingen.Ga naar eind1. Zo kent bijvoorbeeld
de uitdrukking op elk moment niet het imminente gebruik:
(6) | De redenering is dat het frustrerend is voor de krijgsmacht als soldaten, die speciaal worden opgeleid voor crisisbeheersing, op elk moment kunnen afhaken. (15-3-1993) |
De enige lezing die ik mogelijk acht voor (6) is de gewone universele. We kunnen bij deze lezing zonder betekenisverandering het woord moment vervangen door tijdstip. Merk op dat dit niet mogelijk is bij zin (1) in de bedoelde (imminente) lezing. Een zin als (7) doet merkwaardig aan:
(7) | De trein kan nu ieder tijdstip arriveren. |
In de volgende sectie kom ik nog terug op deze observatie.
Duidelijker nog is de intuïtie dat imminent gebruik altijd adverbiaal moet zijn. Wordt de kwantor gebruikt als een subject of object, dan is deze lezing ten enenmale uitgesloten:
(8) | a. | Hij kan ieder moment waarderen. |
b. | Ieder moment kan hem bekoren. |
Naar mijn oordeel heeft dit te maken met het scalaire karakter van imminent gebruikte universele kwantoren. In de volgende secties ga ik op dit punt nog nader in.
Tenslotte rest mij nog te laten zien, dat ook bepalingen, aangehecht aan de temporele substantieven moment of ogenblik niet verenigbaar zijn met de imminente lezing. Vergelijk hiertoe de volgende zinnen:
(9) | a. | De telefoon kan ieder moment van de dag gaan rinkelen. |
b. | De hond dreigt ieder ogenblik dat ik niet thuis ben te gaan blaffen. |
Bij het horen van (9a) zal men niet dadelijk een rinkelende telefoon verwachten, en bij (9b) hoeft men niet terstond voor een blaffende hond te vrezen, hoewel geen van beide mogelijkheden uiteraard uitgesloten zijn. Er lijkt voor deze observatie een pragmatische verklaring denkbaar. De bepaling dient als een restrictie op de universele kwantificatie. Dat is alleen zinvol als de kwantor in kwestie zijn normale universele interpretatie heeft. Bij imminent gebruik draait alles om de onmiddellijke toekomst, de eerstvolgende gebeurtenis na het evaluatiemoment, en een nadere restrictie heeft geen zin.
3. Scalair gebruik en de notie ‘minimizer’
Temporele uitdrukkingen als een moment of een ogenblik behoren tot de klasse van ‘minimizers’, negatief-polaire uitdrukkingen die het eindpunt van een schaal aanduiden. Overigens hoeven deze uitdrukkingen niet in een negatieve context te worden gebruikt,
maar dan ontbreekt ook het scalaire karakter. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende zinnen:
(10) | a. | Ernst aarzelde een moment. |
b. | Ernst aarzelde geen moment. | |
c. | Ernst aarzelde niet een moment, maar een heel jaar. |
In (10a) zegt een moment iets over de tijdsduur van de aarzeling. De aarzeling was slechts kort. In (10b) speelt tijdsduur geen rol. In (10c) tenslotte hebben we een metalinguistische negatie.
Zoals Fauconnier (1975) heeft betoogd, krijgen minimizers universele kracht in negatieve omgevingen via een pragmatische inferentie. Als iemand bijvoorbeeld het lichtste gewicht van een serie gewichten niet kan optillen, dan mogen we concluderen dat hij geen enkel gewicht kan optillen. Omgekeerd: als iemand het zwaarste gewicht kan tillen, dan kan hij elk gewicht tillen.
De schaal in kwestie is gebaseerd op de serie gewichten. Laten de gewichten een reeks x1, x2,.. xn vormen, met x1 als lichtste, en xn als zwaarste gewicht, dan induceert deze schaal een tweede schaal van geordende proposities p1, p2,.. pn van de vorm ‘y kan xi optillen’, waarbij 1≤i≤n. Hiervoor geldt pi ➝ pj wanneer i ≥ j. Voorts impliceert ¬pj via Modus Tollens ¬pi en dus impliceert ¬p1 voor elke i ≤ n: ¬pi.
Veel negatief-polaire uitdrukkingen duiden een minimale hoeveelheid of mate aan. Soms zijn ze sterk idiomatisch, zodat ze alleen een gebruik als negatief-polaire uitdrukking kennen, zoals bijvoorbeeld het geval is met sikkepit of jota, meestal echter hebben ze een tweeledig gebruik: scalair, als minimum van een pragmatische schaal, of niet-scalair. Beide gebruiksmogelijkheden zien we terug bij uitdrukking als een woord of een cent. Iemand die rondreist zonder een cent op zak heeft niets, dus ook geen briefje van honderd. Een cent is dan niet letterlijk op te vatten, maar staat hier voor de minimale hoeveelheid geld. Als zelfs dit minimum ontbreekt, dan is er geen geld. Iemand die rondreist met een cent op zak heeft echter letterlijk een cent bij zich. We praten niet meer over een abstracte eenheid, maar over een concreet muntje. Iemand met alleen een briefje van honderd bij zich kwalificeert niet voor het predikaat ‘een cent op zak hebben’.
Minimizers kunnen goed worden gecombineerd met de adverbiale combinatie ook maar (zie Vandeweghe 1981, Rullmann en Hoeksema 1997):
(11) | a. | Niemand begreep er ook maar een sikkepit van. |
b. | Zonder ook maar een cent op zak vertrok zij naar Amerika. | |
c. | Nooit heb ik er ook maar een woord van geloofd. | |
d. | Als je daar ook maar een jota van begrijpt, ben je een genie. | |
e. | Niet dat het me ook maar ene moer interesseert. | |
f. | Zou daar ooit ook maar een rooie cent aan besteed zijn? |
Bekijken we in dit licht temporele uitdrukkingen, dan kunnen we snel genoeg vaststellen welke ervan dienen als conventionele minimizers:
(12) | a. | Niemand aarzelde ook maar een seconde. |
b. | Zonder ook maar een ogenblik te wachten, ging hij de operatiekamer binnen. | |
c. | Geen van de heren hoefde ook maar een moment na te denken over het aanbod. | |
d. | ?Niemand aarzelde ook maar een uur/dag/week/maand/jaar. | |
e. | *Niemand twijfelde ook maar een tijdstip aan zijn bedoelingen. |
In een database met voorkomens van ook maar en zelfs maar (in totaal ruim 3000 voorkomens, waarvan bijna 2500 voorkomens van ook maar) onderzocht ik combinaties van ook/zelfs maar met een temporele minimizer, en trof de volgende aantallen aan:
(13) | |
een seconde | 21 |
een moment | 40 |
een ogenblik | 36 |
een minuut | 7 |
een uur | 2 |
een dag | 2 |
een tijdstip | 0 |
Deze observaties blijken nu perfect te sporen met de contrasten die we reeds eerder aantroffen: precies die uitdrukkingen die geschikt zijn als temporele minimizers en voorafgegaan kunnen worden door ook maar zijn ook ook de uitdrukkingen die in combinatie met een universele kwantor elk of ieder een imminente lezing toestaan.
We zagen in een vorige paragraaf reeds dat ieder tijdstip geen imminente lezing heeft. De intuities zijn iets minder uitgesproken voor ieder uur of iedere dag. Zinnen als die in (14) hieronder hebben weliswaar een imminente lezing:
(14) | a. | Het kan iedere dag afgelopen zijn met deze patiënt. |
b. | We verwachten ieder uur de capitulatie. |
maar bij inspektie van jaargang 1993 van de Volkskrant op CD-ROM trof ik geen enkel voorkomen aan van ieder uur/elk uur dat opgevat diende te worden in imminente zin. Van de eerste 50 voorkomens van iedere dag had geen enkel een imminente lezing.Ga naar eind2. Voor zover een imminente lezing al mogelijk is, lijkt er niet of nauwelijks gebruik van te worden gemaakt. Ook het veelvuldig optreden van het werkwoord kunnen, dat zo typerend is voor ieder moment/ ogenblik, ontbreekt bij elk/ieder uur of elke/iedere dag. Zoals een dag/een uur slechts sporadisch voorkomen met ook maar als temporele minimizers, lijkt ook slechts zeer sporadisch gebruik te worden gemaakt van de imminente
lezing van ieder/elke dag/uur.
Wat is nu de preciese relatie tussen minimizers en imminente lezingen van universele temporele kwantoren? Minimale eenheden zoals seconden of ogenblikken een fijnmaziger net over gebeurtenissen dan grotere eenheden als uren of dagen. Dat is van belang voor een imminente lezing. Als een trein onmiddellijk kan binnenkomen, zullen we de afstand van de binnenkomst tot het moment van spreken liever in seconden of momenten tellen dan in uren. Wanneer ik zeg dat de trein weldra zal komen, ja dat hij elk uur kan arriveren, dan heb ik niet veel haast. De reden dat de zinnen in (14) nog enigszins acceptabel klinken is dat we een mensenleven of belangrijke gebeurtenissen zoals de capitulatie van een stad of land niet in seconden of minuten meten, maar in grotere eenheden.
De imminente lezing kunnen we opvatten als een conventional implicature die als volgt is gedefinieerd:
(15) | ∀d ◇ f(d) -> Expected f(t1), waar d een variabele is over tijdsspannes van een vaste lengte, bijvoorbeeld seconden en t1 de eerste tijdspanne van die lengte is na de tijdsspanne t0 die het moment van spreken omvat. |
Merk op, dat ik ervan uitga, dat de universele kwantor wijd bereik heeft over de nietveridicale operator ◇.
4. Een uitstapje naar het Engels
Bij vertaling van zin (1) naar het Engels valt op dat gekozen moet worden voor de kwantor any:
(16) | The train can arrive any moment now. |
Vertaling met de universele kwantoren every of each is hier uit den boze:
(17) | a. | *The train can arrive every moment now. |
b. | *The train can arrive each moment now. |
Wanneer every moment en each moment worden gebruikt, hebben ze een normale, universele lezing:
(18) | a. | Jenn is videotaping every moment. |
b. | I'll be thinking of you every moment. |
Dit mag misschien bevreemding wekken, omdat every en each in velerlei opzicht de tegenhangers zijn van ieder en elk. Toch is het, gezien de omstandigheden waaronder een imminente lezing mogelijk is, een voor de hand liggende keus van het Engels om hiervoor de determinator any te kiezen. Immers, het universele (‘free choice’) gebruik van any is
evenals imminent gebruik van universele kwantoren beperkt tot zgn. niet-veridicale omgevingen (Carlson 1982, Zwarts 1995). Ook bij any moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen universele en imminente lezingen. Imminent zijn in ieder geval alle voorkomens waarin now is toegevoegd aan de kwantor, zoals in de volgende zinnen, ontleend aan een online-corpus van Internet-postings:
(19) | a. | It should happen any moment now. |
b. | She says the doctor should be here any moment now. | |
c. | He is scheduled to leave our fair city any day now. | |
d. | You will meet your maker any minute now. |
Wat opvalt, zelfs bij haastige inspectie, is dat het Engels niet de sterke fixatie op het werkwoord kunnen heeft, die zo kenmerkend is voor het Nederlandse imminente gebruik. Naast can zien we veel voorkomens van shall/should, zoals in (19a,b) hierboven, en van prospectieve predicaten als expect etc.:
(20) | a. | The novel is like it's hero - we expect it to fall apart any moment. |
b. | I couldn't stay long, because they expected to start shooting any moment. | |
c. | The scene was just to remind us what could happen any moment. | |
d. | Tim will be here any minute. | |
e. | [H]e's expecting Jennifer any minute. |
Universeel zijn de volgende voorbeelden (uit hetzelfde corpus):
(21) | a. | I would have taken Marina over her any day. |
b. | I could take this guy out at any moment. | |
c. | I supppose a million bucks sure beats a kick in the head any day... |
Een verschil met het Nederlands is dat ook de prepositionele groepen met at een imminente lezing toelaten:
(22) | a. | I'm so excited to think that the Scarlet Pimpernel will be here at any moment! |
b. | Kigali can fall at any moment. | |
c. | Truly, I expected him to break into manly tears at any moment. |
Bijvoeglijke bepalingen, zoals of the day, lijken echter niet verenigbaar met imminent gebruik.
Tenslotte kan er nog op worden gewezen dat de naamwoorden die het Engels kiest voor imminente universele kwantoren weliswaar van dezelfde kategorie zijn als de Nederlandse, maar dat er een minder sterke nadruk ligt op uitdrukkingen die de kortste spannes aanduiden: ook minute en day worden veel gebruikt. Hierop wijzen bijvoorbeeld de 21 voorkomens van any day now in de New York Times op CD-ROM, jaargang 1997. In het bovengenoemde Internet-corpus komt any day now even vaak voor als any moment now (10 maal), terwijl any minute now 4 maal voorkomt en any second now 1 maal. De
verklaring voor dit verschil met het Nederlands is wellicht hierin gelegen, dat day, meer dan zijn tegenhanger dag, gebruikt wordt als een minimizer in het Engels. Dit kunnen we testen door te kijken naar voorkomens met de reeks not a.Ga naar eind3. Gewoonlijk prefereert het Engels de determinator no, maar bij negatief-polaire uitdrukkingen met name zien we ook not a day, not a soul, not a thing, not a word, not a whisper e.d. In het Internet-corpus blijken nu de meest voorkomende temporele naamwoorden na not a precies dezelfde woorden te zijn die we ook aantreffen in de context any __ now: day en moment (allebei 10 maal), terwijl second (2 maal) en minute (0 maal) lager scoren.
5. Conclusies en vooruitblik
Universele temporele kwantoren in nonveridicale prospectieve omgevingen kunnen een bijzondere lezing krijgen waarin ze naar de onmiddellijke toekomst verwijzen. Deze, hier ‘imminent’ gedoopte lezingen zijn met name dan natuurlijk, wanneer het temporele naamwoord in de kwantor een zogeheten ‘minimizer’ (aanduider van een minimale hoeveelheid of mate) is. Imminente lezingen zijn niet verenigbaar met bijvoeglijke bepalingen bij het temporele naamwoord, en, althans in het Nederlands, evenmin met een prepositie, zodat er een contrast genoteerd kan worden tussen ieder moment enerzijds, en ieder moment van de dag of op ieder moment anderzijds.
In het Nederlands betreft het hier steeds uitdrukkingen met de determinatoren ieder of elk, terwijl het Engels kiest voor any. Verder laat het Engels ook imminente lezingen toe bij prepositionele groepen als at any moment.Ga naar eind4.
Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke factoren de keuze van de determinator bepalen bij imminente lezingen. Wanneer een taal een universele free-choice kwantor kent zoals any, is dan deze determinator verplicht, of zijn ook reguliere universele kwantoren mogelijk? Het laatste lijkt het geval te zijn in het (Europese) Portugees, waar de volgende vertalingen mogelijk zijn voor ons voorbeeld (1):
(23) | a. | O combóio pode chegar a qualquer momento. |
De trein kan aankomen op elk moment | ||
b. | O combóio pode chegar a cade momento. | |
De trein kan aankomen op elk moment |
waarbij qualquer het meest direct correspondeert met Engels any en cade met every/each. Mijn informante, Catarina Moraes, heeft zelf een lichte voorkeur voor (23a). Het zou de moeite waard zijn te onderzoeken of imminente lezingen universeel beschikbaar zijn, en welke de beperkingen zijn op keuze van determinator, nomen en omgeving.
Dit artikel vormt een kleine bijdrage aan een onderzoeksthema dat lange tijd is verwaarloosd, maar zich nu mag verheugen in een groeiende belangstelling: de eigenaardige restricties op kwantificatie in prospectieve contexten (zie ook Sánchez (1998) in dit nummer, Giannakidou (1997) en recent ongepubliceerd werk van Giannakidou en Zwarts). Beperkingen tot niet-veridicale of negatieve omgevingen worden doorgaans beschouwd als typisch voor indefiniete uitdrukkingen, die immers notoir zijn door hun
gevoeligheid voor de kwantificationele eigenschappen van de omgeving (zie bijvoorbeeld Heim 1982). Dit artikel laat zien dat ook universele kwantoren contextuele afhankelijkheden kunnen ontwikkelen en speciale lezingen kunnen krijgen in bijzondere omgevingen. Dit sluit aan bij de reeds eerder genoteerde observatie in Müller (1991) en Hoeksema en Klein (1995) dat ook universele kwantoren negatief-polaire gevoeligheden kunnen laten zien in combinaties met negatieve predicaten.
Bibliografie
Carlson, Gregory N., 1981, ‘Distribution of free choice any’, CLS 17, 8-23. |
Fauconnier, Gilles, 1975, ‘Polarity and the Scale Principle’, CLS 11, 188-199. |
Giannakidou, Anastasia, 1997, The Landscape of Polarity Items, dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen. |
Hoeksema, Jack en Henny Klein, 1995, ‘Negative Predicates and Their Arguments,’ Linguistic Analysis 25, 146-180. |
Hoeksema, Jack, 1998, ‘In Days, Weeks, Months, Years, Ages: A class of temporal negative polarity items,’ te verschijnen. |
Müller, Claude, 1991, La négation en français: syntaxe, sémantique et éléments de comparaison avec les autres langues romanes. Droz, Genève. |
Rullmann, Hotze, en Jack Hoeksema, 1997, ‘De distributie van ook maar en zelfs maar: een corpusstudie,’ Nederlandse Taalkunde 2-4, 281-317. |
Sánchez-Valencia, Víctor, 1998, ‘Semantische aspecten van zodra,’ dit nummer, 141-158. |
Vandeweghe, Willy, 1981, ‘Ook maar X,’ Studia Germanica Gandensia 21, 15-56. |
Zwarts, Frans, 1995, ‘Nonveridical Contexts,’ Linguistic Analysis 25, 286-310. |
Adres auteur:
Vakgroep Nederlands
Rijksuniversiteit Groningen
Postbus 716
9700 AS Groningen
email: hoeksema@let.rug.nl
- eind1.
- Voor een vergelijkbaar verbod op adjuncten bij een andere verzameling van temporele uitdrukkingen, te weten negatief-polaire uitdrukkingen van het type in dagen, in weken, in jaren, in tijden etc., zie Hoeksema (1998).
- eind2.
- Wel trof ik in een latere jaargang het volgende voorbeeld aan:
(i) Nog steeds geen hartklachten, maar dat kan elke dag beginnen.
- eind3.
- De ook maar-test die ik voor het Nederlands gebruikte is niet bijzonder geschikt voor het Engels, omdat de tegenhangers van ook maar, zoals even en so much as, vrij ongebruikelijk zijn in combinaties met indefinieten zoals minimizers.
- eind4.
- Behalve ieder en elk lijkt ook soms alle beschikbaar te zijn voor een imminente lezing, maar meer incidenteel: Het kan nu alle dagen gebeuren. Met minuten i.p.v. dagen lijkt het resultaat slechter te zijn. Een oud voorbeeld met alle is:
(I) Den vyand stonde alle uren ende oogenblikken te verwagten (uit: 't Verwaerloosde Formosa, 1675, toegeschreven aan Frederik Coyett, heruitgegeven door G.C. Molewijk, De Walburg Pers, Zutphen, 1991)