Geen eenheid
Hotze Rullmann
De Nederlandse determinator geen heeft een aantal semantische eigenschappen die uitsluitend verklaard kunnen worden met behulp van lexicale decompositie. Oppervlakkig gezien is geen weliswaar een eenheid, maar in semantisch opzicht bestaat het uit twee delen: de negatie niet plus een indefiniete determinator.
Een belangrijk argument voor lexicale decompositie van geen is het feit (opgemerkt door Bech 1955/57, §80) dat een hulpwerkwoord in een verbaal cluster in het bereik kan liggen van één van de twee delen waaruit geen is opgebouwd, de negatie, maar tegelijkertijd een groter bereik kan hebben dan het andere deel, de indefiniete determinator. In veel gevallen is dit echter niet direct aantoonbaar (wat Bech zich niet lijkt te realiseren). Neem bijvoorbeeld de volgende zin:
(1) |
Ze mogen geen verpleegkundige ontslaan. |
a. |
Het is hun toegestaan geen verpleegkundige te ontslaan. |
b. |
Voor geen verpleegkundige x geldt: het is hun toegestaan x te ontslaan. |
c. |
Het is hun niet toegestaan een verpleegkundige te ontslaan. |
Het is oncontroversieel dat geen verpleegkundige zowel klein bereik als groot bereik kan hebben ten opzichte van mogen. Deze twee lezingen zijn geparafraseerd in (a) en (b). Voor een eventuele derde lezing (c), waarin geen opgesplitst wordt in twee delen, niet en een, valt op grond van dit specifieke voorbeeld geen bewijs te leveren. (b) en (c) zijn namelijk equivalent. Soms kan het bestaan van een lezing met lexicale decompositie echter wel degelijk worden aangetoond. Eén zo'n geval betreft het modale werkwoord hoeven, de negatief-polaire alternant van moeten:
(2) |
Ze hoeven geen verpleegkundige te ontslaan. |
a. |
Het is noodzakelijk dat ze geen verpleegkundige ontslaan. |
b. |
Voor geen verpleegkundige x geldt: het is noodzakelijk dat ze x ontslaan. |
c. |
Het is niet noodzakelijk dat ze een verpleegkundige ontslaan. |
Voor zin (2) is de klein-bereik lezing (a) uitgesloten, aangezien hoeven daar niet in het bereik van een neerwaarts monotone functie staat. De groot-bereik lezing (b) is wel mogelijk, maar is zeker niet de meest voor de hand liggende interpretatie van de zin. Dat is namelijk (c), waar hoeven bereik heeft tussen niet en een. Het verschil tussen (b) en (c) wordt duidelijk als we ons bedenken dat het zeer wel mogelijk is dat de noodzaak bestaat een verpleegkundige te ontslaan, zonder dat er een verpleegkundige is voor wie geldt dat het noodzakelijk is dat juist zij ontslagen wordt. Een ander geval zijn zinnen met intensionele werkwoorden. Voor (3) vinden we naast de klein-bereik lezing (a) en de groot-bereik lezing (b), een derde lezing (c) met lexicale decompositie van geen: