Adverbia en bepaaldheid
Henk van Riemsdijk
In de discussies rond de scramblingproblematiek spelen adverbia een belangrijke rol. Steeds weer treft men argumenten aan die gebaseerd zijn op de aanname dat (een bepaalde klasse van) adverbia een vaste plaats heeft in de zinsstructuur. In veel gevallen is dat de linker grens van de VP. Vervolgens wordt geconstateerd dat nominale constituenten (DPs) soms links en soms rechts van die adverbia staan, afhankelijk van semantische factoren zoals bepaaldheid of specificiteit. Aangenomen wordt dan dat de DP vanuit de VP-interne positie rechts door middel van verplaatsing (scrambling) naar de positie links van het adverbium verhuist, getriggerd door de morfosyntactische plaatshouder van de genoemde semantische factor.
Deze lijn van argumentatie gaat (voorzover ik kan nagaan) geheel voorbij aan het feit dat ook adverbia vaak bepaald of onbepaald, specifiek of onspecifiek kunnen zijn. We constateren dan dat die factor evenzeer van invloed is op de distributie van adverbia. Ik beperk mij er in deze squib toe, dit gegeven nader te adstrueren zonder de nadere consequenties voor diverse theorieën over scrambling nader na te trekken. Ik kies ter illustratie het Duits omdat in die taal de kale w-woorden (wer, wen, wo (‘wie/iemand’, ‘wien/iemand’, ‘waar/ergens’)) als aggressief non-d-linked' indefinita voor kunnen komen in tegenstelling tot het Nederlands. Voor het overige zijn de paradigmata direct vertaalbaar in het Nederlands.
In mijn schematische presentatie van de feiten zal ik telkens de plaatsingsmogelijkheden van twee elementen (L en R) ten opzichte van elkaar bekijken. Ik noem ze L(inks) en R(echts) omdat er altijd een neutrale' basisvolgorde is, de volgorde waarin ze optreden als andere factoren niet in het geding zijn. Dit is de klassieke aanpak zoals die voor het eerst bij Lenerz (1977) werd geïntroduceerd. Ik begin dan ook met het paradigma voor indirect object en direct object dat dan als standaard van vergelijking zal dienen voor het gedrag van adverbia, waarbij voor de indefiniete instantaties wordt gekozen voor de pronominale varianten. Hier is dus IO=L en DO=R, en I en D staan respectievelijk voor indefiniet en definiet.
(1) |
Ich habe |
irgendwem/dem Typ |
irgendwas/das Buch |
versprochen |
|
Ik heb |
iemand/die figuur |
iets/dat boek |
beloofd |