Een gat in partikelwerkwoorden
Dany Jaspers en Guido Vanden Wyngaerd
Waarom zijn er geen partikelwerkwoorden met naar? Waarom hebben we wel oplossen, overtuigen en aanraden, maar niet naargaan of naarrijden? In beide gevallen hebben we immers te maken met de combinatie van een prepositie en een werkwoord; naar is een bona fide prepositie, dus waarom zou er dit gat zijn in de partikelwerkwoorden? Als we gaan kijken naar de preposities die in partikelwerkwoorden kunnen voorkomen, dan valt meteen een omvangrijke klasse af, nl. van preposities die geen R-pronomen toestaan (bv. aangaande, sinds, via, volgens, etc.). Deze kunnen geen van alle voorkomen als onderdeel van een partikelwerkwoord. Dat kan echter niet de verklaring zijn voor het niet-voorkomen van naar in partikelwerkwoorden, want naar komt wél voor met R-pronomina:
(1) |
a. |
Ze luisterde naar de nieuwe CD van The Scene. |
|
b. |
Ze luisterde ernaar. |
Toch is er iets bijzonders aan de hand met naar: als naar vergezeld gaat van een plaatsaanduidend R-pronomen, dan verandert het van vorm: naar het feest wordt erheen of ernaartoe. Naar hoort aldus thuis in de klasse waarin ook met, tot en van zitten:
(2) |
naar het feest |
erheen/ernaartoe |
|
met het mes |
ermee |
|
tot niets (leiden) |
nergens toe (leiden) |
|
van het Concertgebouw (komen) |
ervandaan (komen) |
|
van de ladder (springen) |
eraf (springen) |
Opvallend is nu dat preposities alleen kunnen voorkomen in partikelwerkwoorden indien ze de vorm aannemen van de rechterkolom, bv. wel meespelen en toelaten, maar niet *metspelen of *totlaten. Verder mag de prepositie in de rechterkolom niet samengesteld zijn, bv. wel afzien, maar niet *vandaankomen of *naartoerijden. Het niet voorkomen van naar in partikelwerkwoorden illustreert de genoemde beperkingen: met naar in de rechterkolom correspondeert heen of naartoe, en we treffen inderdaad heen aan in partikelwerkwoorden (heengaan, heenlopen), maar niet naartoe want dat is samengesteld.
De vormveranderingen in de preposities in (2) zijn in de literatuur aangegrepen om te betogen dat, zelfs in gevallen waar ogenschijnlijk geen R-pronomen aanwezig is, er toch één is, zij het dan als lege operator. Dit is bv. het geval in easy-to-please zinnen als dat meisje is mooi om mee/*met uit te gaan, wat op grond van de vorm van de prepositie (en de mogelijkheid van P-stranding überhaupt) een representatie krijgt als in (3) (cf. Bennis en Wehrmann 1987).