Het probleem bij deze aanpak is dat het ook woorden als ‘hoofd’ en ‘knecht’ uitsluit, terwijl /r/ ongespecifieerd zou moeten zijn, eerder dan /t/ of /d/ die in plaats constrasteren met /p/, /b/, /k/, en /γ/. Een tweede probleem is dat er geen non-stipulatief onderscheid kan worden gemaakt, tussen twee wezenlijk verschillende soorten -r-: de ‘kameleontische’ en de -r- die altijd als [r] wordt gerealiseerd.
De controverse rondom het kenmerk [coronaal] is nog steeds niet uit de wereld (Paradis & Prunet 1991, Harris & Lindsey 1995), hoewel de tendens richting universele non-specificatie gaat. Ik wil hier laten zien hoe een representationele aanpak inzicht geeft in de aard en het gedrag van coronalen, en van liquiden in het bijzonder, waarbij non-specificatie, de sterkste hypothese, behouden blijft.
Het model dat ik gebruik voor de representatie van segmenten is dat van Humbert (1995). Het is, net als de meeste modellen die in Nederland zijn ontwikkeld (van der Hulst 1988, 1994, 1995; Smith 1989) puur representationeel. Dat wil zeggen dat de elementen waaruit een segment geacht wordt te bestaan het gedrag van dat segment bepalen. De eigenschappen van een element worden medebepaald door hun structurele positie. Gewoonlijk bestaat een segment uit een maniercomponent die een plaatscomponent domineert (2a). De plaatscomponenten zijn identiek aan van der Hulst (1990), in termen van [A], [I] en [U] (2b). Een lege c-plaatscomponent krijgt een coronale default interpretatie. Een door C gedomineerde structuur kenmerkt obstruenten; een dominante V kenmerkt sonoranten. Fricatieven en nasalen hebben een maniercomponent die complex is. Tevens is de sonoriteitshierarchie met deze maniercomponenten gecodeerd.