we elkaar, en van Jan en Piet willen we een meervoud maken, evenals van het werkwoord.
Voor NP's als Jan en Piet geldt in het onderhavige geval dat ze optelbaar zijn. Uit Lacht Jan en Lacht Piet volgt, met aanpassing van getal, Lachen Jan en Piet. Evenzo uit: ik denk dat Jan en ik denk dat Piet de ander niet mag volgt met aanpassing van getal ik denk dat Jan en dat Piet de ander niet mogen. De vorm van het reciprook is elkaar, met verplichte markering van universele distributiviteit die een vorm als de ander ontbeert. Regels voor optelbaarheid, agreement en reciprookformatie moeten ons van ik denk dat Jan en dat Piet de ander niet mag helpen naar ik denk dat Jan en dat Piet elkaar niet mogen. Kan dat in de syntaxis?
Welnu, de fonologische vorm van de reciprook is eenvoudig te beregelen. We nemen aan dat de reciprook een sterk kenmerk voor universele distributiviteit bezit: dus moet het semantische item [DE ANDER] worden uitgespeld als elk-ander ofwel elkaar, waar elk de universele distributiviteit uitspelt. Van agreement is al sinds jaar en dag bekend dat het een oppervlakkig syntactisch verschijnsel is dat per taal verschilt. Dat zal ook wel lukken. De optelbaarheidsoperatie heeft echter iets van een semantische transformatie weg en is daarom verdacht. Ik weet hier niks beters voor.
Ik wil niet beweren dat gapping zinnen van zinnen afleidt. Er is meer dan eens aangetoond dat dat niet zo is. Maar in de afwezigheid van een algemeen aanvaarde theorie over semantische representaties heb ik zinnen gebruikt als semantische representaties. Meer specifiek denk ik dat er bij gapping wel syntactische structuren aanwezig zijn, waarvan de terminale knopen semantische inhouden domineren. Lexicale insertie vindt evenwel pas na gapping plaats, evenals syntactische vormverschijnselen zoals agreement.
Tenslotte moet iets gezegd worden over kenmerken die syntactisch relevant zijn, zoals agreementskenmerken. Om agreement te beregelen plempt de syntacticus maar weer een atomair hoofd in de boom. Dit leidt ertoe dat het aantal posities waarin lexicaal materiaal kan optreden telkens groter wordt. Te overwegen valt om posities in de syntaxis te hebben die niet gelexicaliseerd mogen worden: ze dienen louter en alleen om agreementskenmerken weer te geven. Zulke posities zijn dan verbonden met andere posities die wel gelexicaliseerd mogen worden, zoals de N-positie (nomen), de D-positie (determiner) en de V-positie (werkwoord). Getal lijkt me typisch zo'n positie die je niet als landingsplaats in je boom wel hebben, maar als component op de achtergrond die is verbonden met NP, V en COMP.