Tabu. Jaargang 25
(1995)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| ||||
Nevenschikking onder te
| ||||
[pagina 157]
| ||||
meer dan dertigmaalen uitgelaaten. Ik vind het ook by Poot p. 356. Men verge my ook niet te denken of gelooven. doch voorbeelden zyn hier onnut. Het is natuurlijk mogelijk dat Vondel eigenlijk van Huydecopers gevoelen was, maar een tetje moest offeren aan het metrum. Deze mogelijkheid is ook Huydecoper niet ontgaan en hij merkt dan ook nog het volgende op (t.a.p.): alleen moet ik zeggen, dat ik 't ook in ondicht gevonden heb by G. Brandt in De Ruiter B. XII. p. 702. Om met dezelve T' overleggen en overweegen, het welk hy zelf echter verbetert, als hy naderhand schryft B. XV. p 866. Om met den L. Ad. De Ruiter, en de Heeren Gecommitteerden T'overleggen en T'overweegen. Het gebruik van Vondel, Poot, Brandt en anderen wijst erop, dat herhaling van te in nevenschikkingen niet verplicht was in de 17e en 18e eeuw, terwijl het oordeel van Huydecoper waardevolle informatie geeft over de intuities van althans één tijdgenoot die overeenstemmen met de mijne, en met het Duitse gebruik. Moraal. Het werk van lieden als Balthasar Huydecoper wordt (niet geheel ten onrechte) wel eens afgedaan als (onwetenschappelijke) prescriptieve taalkunde, cf. ook Kollewijns karakterisering van Huydecoper als taaldespoot uit de pruikentijd. Toch moeten we deze prescriptieve taalkunde niet geheel afdoen als irrelevant. Ze kan soms waardevolle informatie bieden over grammaticaliteitsoordelen, informatie die we anders slechts met grote moeite, en indirect, kunnen afleiden uit het taalgebruik. | ||||
Bibliografie
|