kader verklaard kan worden: het feit nl. dat in het Duits evenals het Nederlands CL niet alleen in AgrS, maar ook in AgrO kan staan - let wel: als subjekt-CL!
(1) |
daß der Koch dem Gast=n [= den Bratensaft] übers Jacket geschüttet hat. |
Waarom krijgt het subjekt-CL daar niet de akkusatief of datief, waarvoor AgrO ingericht is? Met andere woorden: Wordt het mechanisme van naamvalstoekenning door middel van AgrS/O misschien helemaal niet bepaald? Maar wat zou zo'n tot nu toe onbekend mechanisme dan kunnen zijn?
De eerste, voor zover mij bekend, die zich over deze kwestie gebogen heeft, hoewel in een heel ander theoretisch kader, was Givón (1976). Volgens Givón's observaties van een aantal typologisch uiteenlopende talen zijn CL altijd discourse-thematisch. Dit heeft Uriagereka (1995) recentelijk ertoe gebracht om (a) ervan uit te gaan dat CL qua referentie specifiek zijn, en (b) aan te nemen dat referentieel specifiek materiaal buiten VP, dus links van VP in een eigen FP boven AgrSP komt te staan. De kern van zijn verklaring voor de beweging van CL is dus dat CL naar F bewegen om hun geassociëerde pro te licenseren. Dit is volgens Uriagereka (1995: 118) de reden voor beweging en landplaats boven AgrSP en buiten VP. Merk dat zijn verklaring eigenlijk het genoemde, aan het Duits gedemonstreerde struikelblok niet wegneemt: waarom zou voor het Duits de FP nu eens links van AgrSP en dan weer tussen AgrSP en AgrOP liggen, zonder dat er ook maar een verschil van betekenis of discoursefunktie optreed? En hoe zouden dan de kopiëermechanismen voor inflectie aan COMP verklaarbaar gemaakt kunnen worden?
Ik stel voor dat men ter omzeiling van deze ongerijmdheden aanneemt dat CL, als drager van een discoursefunktie van de thema, in de eerste themapositie kan belanden, funktioneel of lexikaal, die het, uit VP komend, op zijn weg aantreft. Laat ons daarvoor verder aannemen dat het Thema-P, als D of als [Spec, DP], door middel van Haider's projectie matching (zie Haider 1988) op een landingsplaats van thematische funktie terecht kan. Dat moet volgens de Fokus Nulhypothese (Cinque 1993, Abraham 1993) buiten VP. Daar ik aanneem dat datief voorwerpen in het Duits in een adverbiale schaal (adjunkt-P) buiten VP zitten en binnen VP alleen maar directe objecten en PPs met scopus over het finiete werkwoord blijven staan, moet de eerste plaats voor de Themafunktie, de plaats dus voor niet-rhematisch materiaal, hoger dan V. Dit is een struktureel herkenbare plaats buiten VP. Oppervlakte-distributioneeel zijn de plaatsen buiten VP herkenbaar doordat ze de zinsklemtoon alleen onder gemarkeerdheid, dus onder sterke beperking van tekstpresupposities kunnen aannemen. Verder geldt, dat materiaal dat struktureel nog verder omhoog stijgt (b.v. naar AgrS(P)) of een enclisis aan COMP, de voorwaarden van thematische discourse funktie nog beter vervullen. In principe zijn er dus voor het Duits, voorzover wij de struktuur ‘CP boven AgrSP boven AgrOP boven VP’ aanhouden, twee of drie landingsplaatsen voor thematisch materiaal. En uit economische overwegingen AgrOP, de eerste ‘thematische knoop’ buiten VP, het meest dichtbij liggende slot voor CL - wat door de feiten in het Duits bevestigt wordt. Zie ook de alternatieven voor het eveneens CL-achtige (bij de morfologie van de ww-diathese gerekende) reflexief, b.v. in middelkonstrukties, in (2).