Tabu. Jaargang 22
(1992)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||
Over de semantiek van ‘slechts’, ‘ook’ en ‘zelfs’
|
(1) | Jan heeft slechts WIM aan Suze voorgesteld |
(2) | Jan heeft Wim slechts aan SUZE voorgesteld |
(3) | Jan heeft slechts Wim aan SUZE voorgesteld |
De betekenisverschillen tussen (1) enerzijds en (2) en (3) anderzijds zijn evident. Het is bijvoorbeeld niet moeilijk een situatie te bedenken waarin (1) onwaar is en (2) waar. Dit valt nog duidelijker in te zien als we (1)-(3) parafraseren in termen van de enige:
(4) | De enige die Jan aan Suze heeft voorgesteld is WIM |
(5) | De enige aan wie Jan Wim heeft voorgesteld is SUZE |
Vervangen we in (1)-(3) slechts door ook of zelfs, dan is een vergelijkbaar onderscheid in betekenis te konstateren. Zowel met ook als met zelfs in plaats van slechts impliceert (1) dat er minstens twee personen aan Suze zijn voorgesteld, terwijl (3) met ook of zelfs in plaats van slechts impliceert dat Wim aan minstens twee personen is voorgesteld.
Het ligt voor de hand te denken dat de semantiek van deze woorden zal afwijken van die van andere soortgelijke. Immers, het focusaccent heeft invloed op de betekenis en die invloed moet worden verantwoord. Hierop doordenkend wordt vaak verdedigd dat slechts, ook en zelfs de vorming van zogenaamde p-sets afdwingen (vergelijk onder meer Rooth (1985)). Oorspronkelijk stond de ‘p’ in ‘p-sets’ voor ‘presuppositie’. De idee is dat, zeg, slechts in (1) aanduidt dat het van alle mogelijke personen die Jan aan Suze had kunnen voorstellen, Wim is die deze eer te beurt is gevallen.
Rooth werkt dit idee uit in een formeel-semantisch kader. Wat vereenvoudigd komt het erop neer dat een p-set een verzameling proposities is van de vorm Jan heeft... aan Suze voorgesteld. Die proposities zijn om zo te zeggen
alle ‘verondersteld’. De interpretatie van de zin bestaat nu hierin dat we van al die veronderstelde proposities de propositie Jan heeft Wim aan Suze voorgesteld kiezen. We kunnen dus de bijdrage van het focusaccent zo karakteriseren: het dwingt ons tot een bepaalde duidelijk gedefinieerde keuze. Elke positie in de zin waarop zwaar accent kan vallen definieert haar eigen verzameling van keuzes.
Een iets andere analyse is die van de gestruktureerde propositie (zie onder meer Krifka (1990)). In deze richting neemt men aan dat er een Focus-operator is die de zin verdeelt in een achtergrond en een focus. Wat vereenvoudigd komen de representaties van de betekenissen van (1) en (3) er dan als volgt uit te zien:
(6) | SLECHTS (<Jan heeft iemand aan Suze voorgesteld, WIM>) |
(7) | SLECHTS (<Jan heeft Wim aan iemand voorgesteld, SUZE>) |
‘<Jan heeft iemand aan Suze voorgesteld, WIM>’ heet een gestruktureerde propositie aangezien het hier gaat om een zin (propositie) met een voorgeschreven analyse (struktuur): door die struktuur zo uit te schrijven kunnen we ook bepalen dat uiteindelijk WIM op de positie van iemand terechtkomt. Echt belangrijke verschillen bestaan er niet tussen beide analyses. Uiteindelijk moeten we bij <Jan heeft iemand aan Suze voorgesteld> toch weer denken aan een verzameling van mogelijke proposities. In de formele notatie die Krifka en anderen gebruiken komt dat heel duidelijk tot uiting (vergelijk Krifka (1990), alwaar ook vroegere literatuur wordt vermeld en besproken).
Alle tot nu toe genoemde semantici werken in een zelfde kader, dat ik zal aanduiden als ‘Montague grammatika’ of ‘de modeltheoretische semantiek’. Voor een analyse van focus-verschijnselen zoals hierboven weergegeven breiden zij dat kader uit met p-sets of gestruktureerde proposities. Voor beide analyses geldt overigens dat ze niet zinvol zijn zonder toevoeging van modelspecifieke verzamelingen van relevante entiteiten. Daarover meer in sektie 4.
Ik zal in dit artikel de genoemde focusadverbia vergelijken met reguliere determinatoren zoals alle of geen. Ik zal laten zien dat deze twee groepen woorden interessante overeenkomsten vertonen, in weerwil van een eventueel verschil in woordklasse. Als dit verschil er al is, is het voor de semantiek van zelfs, slechts en ook van beperkt belang. Ik zal ook de vraag naar de semantische waarde van het focusaccent aan de orde stellen.
De opbouw van het artikel is als volgt. In sektie 2 volgt een korte, globale bespreking van enkele der belangrijkste noties van modeltheoretische semantiek. In sektie 3 geef ik aan hoe we de semantiek van slechts, ook en zelfs modeltheoretisch kunnen definiëren. Sektie 4 gaat in op de pragmatiek. Sektie 5 gaat over de interpretatie van focus, terwijl sektie 6 gewijd is aan de bespreking van de verschillen tussen determinatoren en focusadverbia. Sektie 7 gaat over een mogelijk verband tussen topic en focus.
2 Modeltheoretische semantiek
Semantiek is lange tijd een buitenbeentje van de taalkunde geweest: semantiek werd niet gezien als een komponent van de grammatika. Montague heeft laten zien hoe we een formele definitie kunnen geven van een grammatika waarin zowel een syntaktische als een semantische analyse wordt geboden van zinnen uit de natuurlijke taal (zie Montague (1974)). De belangrijkste gedachte achter Montague grammatika is dat de verzamelingenleer het formele middel bij uitstek is waarvan de grammatika zich bedient. Het belangrijkste begrip van de verzamelingenleer is uiteraard het begrip ‘verzameling’. Met behulp van allerlei standaardmethoden kan men laten zien dat elke verzameling kan worden voorgesteld als een funktie, terwijl omgekeerd elke funktie kan worden opgevat als een verzameling. Betekenissen kunnen worden gemodelleerd als verzamelingen of, wat op hetzelfde neerkomt, als funkties.
Een grammatika is een beschrijving van linguïstische struktuur en bestaat uit een syntaxis, een semantiek en een interpretatie. Een syntaxis doet twee dingen: ze stelt vast welke grootheden gebruikt worden bij de beschrijving van syntaktische struktuur. Verder kent ze aan elke uitdrukking een syntaktische struktuur toe. De enige taak van de semantiek is voor te schrijven welke grootheden gebruikt worden bij de beschrijving van semantische struktuur. De interpretatie verbindt de syntaktische struktuur van een uitdrukking met een semantische struktuur.
De syntaktische analyse van een Montague grammatika is gebaseerd op de principes van de kategoriale grammatika. Dat wil zeggen: elke konstituent wordt geanalyseerd als een funktie die andere konstituenten van de zin als argumenten neemt en op een samengestelde konstituent afbeeldt.Ga naar eind2. De samengestelde uitdrukking bij uitstek is de zin. Door gebruik te maken van de kategoriale grammatika slaagt Montague erin om een syntaktische analyse te formuleren die heel dicht staat bij de semantische analyse: een konstituent is een funktie zowel in syntaktisch als in semantisch opzicht. Bovendien stelt hij de interpretatie voor als een funktie die aan elke syntaktisch welgevormde uitdrukking een betekenis toekent, zodat de grammatika zich geheel binnen de verzamelingentheorie afspeelt. De interpretatiefunktie wordt rekursief gedefinieerd, daarmee recht doende aan het intuïtieve beginsel dat de betekenis van samengestelde uitdrukkingen (die immers op een systematische wijze zijn samengesteld uit andere, al dan niet samengestelde, uitdrukkingen) samengesteld is uit de betekenissen van de samenstellende delen. Dit intuïtieve principe heet wel het principe van Kompositionaliteit.
Iets waarop we bijzonder moeten letten is dat de hier geboden syntaktische analyse ontworpen is om een rekursieve definitie van de interpretatiefunktie mogelijk te maken. De kategoriale grammatika is in eerste instantie een semantische grammatika, een grammatika van de semantische struktuur. Deze grammatika is niet bedoeld om recht te doen aan allerlei intuïties die veel mensen hebben omtrent syntaktische strukturen in natuurlijke talen. Meer hierover in sektie 6. Dat wil overigens niet zeggen dat de kategoriale grammatika geheel tegen-intuïtief is.
Een tweede grondgedachte van Montague grammatika is dat uitdrukkingen uit natuurlijke talen slechts binnen een gegeven situatie kunnen worden begrepen. De betekenissen van alle uitdrukkingen kunnen worden gemodelleerd met behulp van elementen uit de gegeven gebruikssituatie. In plaats van ‘situatie’ spreken we graag van ‘model’ en dit soort semantiek wordt dan ook vaak modeltheoretische semantiek genoemd. Betekenis is dus niet een absoluut begrip: een uitdrukking heeft slechts betekenis in een situatie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eigennamen. In elke gebruikssituatie is er een verzameling E van objekten (entiteiten, individuen) ‘waarover gesproken kan worden’. We noemen zo'n verzameling een ‘diskussiedomein’, in het Engels een ‘universe of discourse’. De betekenissen van andere uitdrukkingen zijn verzamelingtheoretische konstrukties die gebruik mogen maken van het diskussiedomein. Zo staat een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld kind, voor de verzameling van al die individuen in E die in de situatie voor de spreker en hoorder gelden als kinderen en die we voor het gemak KIND zullen noemen. Evenzo staat een intransitief werkwoord als buitenspelen voor de verzameling BS van al die individuen in E van wie de spreker bereid is te zeggen dat het diegenen zijn die buitenspelen en die de hoorder eveneens zo identificeert.
Wie voor het eerst in aanraking komt met modeltheoretische semantiek zal dit misschien rare, circulaire definities vinden, maar we moeten ons realiseren dat het helemaal niet de bedoeling is een definitie te geven van wat betekenis is. Betekenis is voor een semanticus een gegeven. Spreken is pas mogelijk als uitdrukkingen in onze taal verwijzen naar elementen in de spreeksituatie. Het enige wat een semanticus in feite doet is een verzamelingtheoretisch model maken van betekenissen aan wier bestaan geen zinnig mens kan twijfelen. Dat houdt onder meer in dat we het verschil tussen eigennamen en zelfstandige naamwoorden duiden als een verschil tussen leden van E en deelverzamelingen van E.Ga naar eind3. Een model van de spreeksituatie bevat dus op z'n minst de twee tot nu toe genoemde elementen, een diskussiedomein en een interpretatiefunktie die weergeeft hoe spreker en hoorder de dingen in hun situatie benoemen. Let erop dat situaties kunnen verschillen in de keuze van een diskussiedomein en in de interpretatie, maar niet in de ‘grammatika van de betekenis’, de manier waarop de betekenis van samengestelde uitdrukkingen tot stand komt. Die ligt voor alle situaties vast.
De modeltheoretische semantiek, zo hebben we gezien, kiest de verzamelingenleer als haar belangrijkste werktuig. We kunnen nog wat verdergaan door te zeggen dat van alle verzamelingtheoretische middelen de Boole algebra ons belangrijkste werktuig is. Een algebra is een verzameling waarop een of meer operaties of relaties zijn gedefinieerd en is dus ook onderdeel van de verzamelingenleer. In een Boole algebra gaat het onder meer om belangrijke verzamelingtheoretische operaties zoals vereniging (∪), oversnijding (∩) en komplement (¬) en de deelverzamelingsrelatie (⊆). We mogen verwachten dat er in elke taal woorden zijn voor deze operaties en relaties. In het Nederlands zijn dat onder meer of, en, niet of geen en alle of als. Wat meer is, er zijn ook woorden voor kombinaties van dergelijke elementen: zo kan geen als subjektdeterminator worden geparafraseerd als alle... niet. Hetzelfde geldt
voor sommige en niet alle... niet. Ook de betekenis van slechts kunnen we ons opgebouwd denken uit de betekenissen van alle en niet. De betekenissen van ook en zelfs zijn zeer nauw verwant met die van alle, zoals we in de volgende sektie zullen zien. Aangezien deze woorden een logische betekenis hebben, hebben ze in alle situaties en dus ook voor alle sprekers en hoorders dezelfde betekenis.
Laten we eens kijken naar een voorbeeld:
(8) | Alle kinderen spelen buiten |
De betekenis van (8) kan modeltheoretisch worden voorgesteld als
(9) | KIND ⊆ BS |
Hierin zijn KIND en BS deelverzamelingen van E, dat wil zeggen, van het domein E van het model M waarin we de zin interpreteren. (9) kan echter ook worden opgevat als een model-vrije weergave; we moeten dan KIND en BS opvatten als de betekenissen van kind en buitenspelen in willekeurige modellen.
3 Een modeltheoretische semantiek voor ‘slechts’, ‘ook’ en ‘zelfs’
Als we eenmaal aanvaarden dat alle staat voor de deelverzamelingsrelatie, dan is het niet moeilijk te zien dat slechtsGa naar eind4. staat voor de konverse hiervan, de superset-relatie, en ook voor de ‘echte-deelverzamelingsrelatie’:Ga naar eind5. de betekenis van ook is een deelrelatie van de betekenis van alle.Ga naar eind6. A is een superset van B (A ⊇ B) als en slechts als B een deelverzameling is van A. A is een echte deelverzameling van B (A ⊂ B) als (1) A een deelverzameling is van B (wat inhoudt dat elk lid van A ook lid is van B) en (2) er leden van B zijn die niet tegelijkertijd leden van A zijn. De betekenissen van zinnen als
(10) | Ook kinderen spelen buiten |
(11) | Slechts kinderen spelen buiten |
kunnen dus respectievelijk worden weergegeven als
(12) | KIND ⊂ BS |
(13) | KIND ⊇ BS (≡ BS ⊆ KIND) |
≡ staat voor ‘is ekwivalent met’. Zelfs heeft een wat ingewikkelder semantiek. Zelfs en ook hebben tot op zekere hoogte dezelfde betekenissen: beide woorden staan voor de echte deelverzamelingsrelatie. Maar zelfs heeft in vergelijking met ook een betekeniselement meer. Om dat te kunnen verantwoorden voeren we het begrip ‘maximum’ in. We zeggen dat een verzameling A het maximum is van een verzameling A* van verzamelingen C met betrek-
king tot een relatie R tussen verzamelingen als voor ieder lid C van A* geldt dat C in de relatie R staat tot A. Laten we de betekenis van zelfs als volgt onder woorden brengen. Een zin als
(14) | Zelfs kinderen spelen buiten |
geeft aan dat er verschillende en uiteenlopende groepen van individuen zijn die buitenspelen en van wie we het bovendien eerder verwacht zouden hebben dan van de groep kinderen. We kunnen dus groepen rangschikken in overeenstemming met ons verwachtingspatroon, en in zo'n rangschikking (die we kunnen modelleren als een relatie R) neemt de groep kinderen de hoogste positie in.
Dit is slechts een uittreksel uit een betekenisleer voor de genoemde woorden. In sektie 6 komen we nog terug op een enkel ander punt.
4 Pragmatiek
In sektie 1 hebben we gesproken over p-sets en gestruktureerde proposities. Het is gebruikelijk om te verdedigen dat het focusaccent altijd uitdrukt dat er een keuze is afgedwongen. De p-set vertegenwoordigt de verzamelingen waaruit gekozen wordt.
P-sets zijn krachtens konstruktie verzamelingen van alle logisch mogelijke keuzes. Maar het begrip ‘keuze’ wordt pas zinvol als we uit een verzameling kiezen die kleiner is dan de verzameling van alle logisch mogelijke keuzes. Strikt genomen kunnen we immers zeggen dat we altijd als we een zin maken dat doen door bij elk woord opnieuw een keuze te maken uit alle mogelijke keuzes. Dus kan dat niet de funktie van het focusaccent zijn. De oplossing voor dit probleem is nu dat men de verzameling van mogelijke keuzes beperkt tot een door de kontekst bepaalde verzameling. Zie ook Blok and De Mey (1991). Dit houdt in dat focustheorie onderdeel is van de pragmatiek.
Datzelfde blijkt overigens ook uit iets anders. Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat voor een goede interpretatie van zelfs een rangorde nodig is. Daar een dergelijke rangorde van situatie tot situatie kan verschillen, doet de semantiek van zelfs een zwaar beroep op de kontekst, op de pragmatiek dus. Modeltheoretisch verantwoorden we dat door in ons model (dat een model is van de spreeksituatie!) een relatie R op te nemen. Nu is dit geheel in overeenstemming met het pragmatische karakter van de formele semantiek. Die gaat er immers van uit dat taal slechts in een gegeven situatie betekenis heeft.
Ook drukt uit dat de zin behalve voor de genoemde voor nog meer entiteiten waar is, terwijl slechts uitdrukt dat de genoemde de enige is van een gegeven verzameling voor wie de zin waar is. Voor ook en slechts moeten we dus aan ons model een verzameling van relevante ‘entiteiten’ toevoegen waaruit gekozen kan worden. Zelfs vereist daarnaast nog dat die verzameling geordend is en een maximum heeft.
In het Engels spreekt men vaak (met een lelijke term overigens) van ‘salient sets’, verzamelingen van ‘salient entities’, entiteiten uit de kontekst die er op de een of ander manier uitspringen, oftewel, op de een of andere manier in het focus staan. Deze entiteiten hoeven geen personen of individuen te zijn, maar uiteraard wordt onze semantiek wel veel ingewikkelder als we ook andere ‘entiteiten’ toelaten dan individuen. Vergelijk:
(15) | Jan tennist, voetbalt en schermt. Piet zwemt slechts |
Dat het hier om een verzameling van relevante entiteiten gaat wordt nog duidelijker als we de parafrase met de enige kiezen. De tweede zin uit (15) wordt dan
(16) | De enige tak van sport die Piet bedrijft is zwemmen |
De ‘salient entities’ waar het hier om gaat zijn takken van sport. Dat is een gegeven uit de kontekst. Als we een zin als
(17) | Jan tennist, voetbalt en schermt |
vervolgen met
(18) | Daarnaast zwemt en roeit hij ook |
dan zegt (18) dat de verzameling bestaande uit zwemmen en roeien een echte deelverzameling is van de verzamelingen sporten die Jan bedrijft. Dat stemt overeen met wat we van Jan weten. In (17) zijn er immers al drie van zijn sporten vermeld.
Slechts, ook en zelfs vragen dus om een kontekst waarin een gegeven verzameling van ‘in het oog lopende’ entiteiten aanwezig is. Er is een groot verschil tussen ‘salient sets’ en p-sets aangezien de laatste immers alle logische mogelijke keuzes vertegenwoordigen. Twee vragen dienen zich aan: is dit verschijnsel nu typisch voor deze woorden, en is het wel het gevolg van het focus-accent? Het antwoord moet in beide gevallen ontkennend luiden. Ook woorden die niet met focus worden geassocieerd vragen wel om een interpretatie met betrekking tot een ‘salient set’. Een voorbeeld is alle, of liever nog de temporele variant altijd. Altijd betekent vrijwel altijd altijd wanneer..., met op de puntjes een door de kontekst bepaalde konditie, dat wil zeggen, een konditie te kiezen uit een verzameling van mogelijke en in de kontekst gereleveerde kondities. Aangezien alle en altijd niet noodzakelijk focusaccent hebben, kan het niet zo zijn dat alleen woorden met focusaccent de aanwezigheid van een verzameling saillante entiteiten afdwingen. Maar daarmee komt de vraag aan de orde: wat is de semantische bijdrage van het focusaccent dan wel?
5 Focusaccent
In sektie 1 heb ik aangegeven hoe het focusaccent gewoonlijk geïnterpreteerd wordt. Focusaccent geeft kontrast aan. Dat wordt traditioneel als volgt uitgewerkt. Focusaccent geeft aan dat er een verzameling van saillante entiteiten is waaruit een keuze gemaakt moet worden. Maar dat biedt geen verklaring voor de feiten rond alle, zoals we hebben gezien.
Er doet zich nog een moeilijkheid voor met deze hypothese. Wat men graag zal willen is dat het focusaccent dezelfde waarde heeft in konteksten waarin het wordt opgeroepen door focusadverbia als in konteksten waarin het vrij voorkomt, bijvoorbeeld in een zin als
(19) | Jan heeft WIM aan Suze voorgesteld |
P-sets zijn krachtens konstruktie verzamelingen semantische mogelijkheden. In zinnen met slechts, ook en zelfs kwantificeren we ook inderdaad over semantische entiteiten. Maar in (19) moet het ook om syntaktische mogelijkheden gaan: we hebben gekozen uit de beschikbare eigennamen. Formeel gesproken kunnen er entiteiten in ons domein zijn waarvoor de taal geen eigennaam of beschrijvingen heeft: in zo'n geval kiezen we dus maar uit een deelverzameling van het domein. Er is dus bij focus allesbehalve eenheid van interpretatie.
Er zijn overigens nog wat merkwaardige feiten in samenhang met ook. Vergelijk:
(20) | Jan ZWEMT ook |
(21) | Jan zwemt OOK |
(20) is wat we kunnen verwachten als ook zich net zo gedraagt als bijvoorbeeld slechts. In plaats van (21) zouden we echter verwachten
(22) | JAN zwemt ook |
Vergelijk:
(23) | JAN zwemt zelfs |
Ook vormelijk is er dus geen uniformiteit.
Laten we nadenken over de gevolgen van dergelijke overwegingen voor het geheel. Het is heel voor de hand liggend te denken dat focusadverbia een eigen semantiek hebben, en wel een andere dan de semantiek van vergelijkbare woorden die niet met focus geassocieerd worden. Dit te meer omdat de positionering van focus duidelijk invloed heeft op de betekenis. Maar zoals we gezien hebben is het niet zeker dat er wel een uniforme semantiek van focus is te geven. Zelfs is niet echt sprake van een uniform accentpatroon. Tenslotte blijkt dat de karakteristieke eigenschap: het afdwingen van een keuze uit een door een kontekst bepaalde ‘salient set’, ook voorkomt bij andere woorden
dan focusadverbia. Aan de andere kant bestaat er een nauwe verwantschap tussen de focusadverbia en de traditionele determinatoren. Waarom zouden we eigenlijk blijven volhouden dat deze beide groepen van woorden een verschillende semantiek hebben? Een belangrijke reden om dit te blijven volhouden is dat er ook een belangrijk onderscheid is: alle is een determinator terwijl slechts, ook en zelfs adverbia zijn. In de volgende sektie gaan we uitvoeriger op deze kwestie in.
6 Determinator of adverbium?
Over de indeling in nomina, verba, adjectiva en preposities is niet zoveel onenigheid. Maar met de zogenaamde funktiewoorden, de voornaamwoorden, de voegwoorden, en heel veel bijwoorden, liggen de zaken al weer anders. In tegenstelling tot de schoolgrammatika laat de moderne grammatika zich vaak leiden door overwegingen ontleend aan de zinsbouw. Zo is de kategorie der determinatoren ontstaan: een determinator vormt samen met een nomen (en vaak nog veel meer) een NP. Over wat een NP is bestaat ook weer weinig twijfel. Vanuit de schoolgrammatika bezien is het een vergaarbak van wat vroeger lidwoorden, diverse soorten voornaamwoorden, bijwoorden en telwoorden waren.
De vraag die in dit verband centraal staat is: is er een systematisch verschil tussen adverbia zoals ook, slechts en zelfs en determinatoren zoals alle, sommige en geen? Zo'n vraag valt niet eenduidig te beantwoorden. Dat hangt zeer essentieel af van wat we DE kenmerkende eigenschappen van determinatoren vinden. Eén mogelijk kriterium hebben we al genoemd: determinatoren zoals alle, sommige en geen, die door velen gezien worden als prototypen van determinatoren, vormen samen met een nomen een NP. Ook, zelfs en slechts doen dat ook, maar zij vormen ook vaak een konstituent met NPs, met name met eigennamen en met NPs als de drie kinderen, en dat doen geen en sommige niet. Maar het is de vraag of we aan het laatste zwaar moeten tillen. Immers, ook alle gaat samen met een NP zoals de kinderen. Verder hebben we alle drie de kinderen: alledrie kunnen we maar het beste als één woord beschouwen, en wel als een determinator, net zoals alle.
Een andere kriterium valt te ontlenen aan het feit dat woorden als zelfs, ook en slechts ook op andere posities dan de typische determinator-positie voorkomen. Maar ook dat valt niet helemaal uit de toon: immers, ook echte determinatoren veroorloven zich de nodige vrijheden: ze zijn allemaal (allen in stijf Nederlands) omgekomen, ze zijn geen van allen omgekomen.
Een belangrijke belemmering voor veel grammatici om in zelfs, slechts of ook determinatoren te zien is een formeel kriterium dat veel opgeld doet, en dat, hoewel ik er, zoals zal blijken, veel op aan te merken heb, toch uiteindelijk leidt tot een verrassende mogelijkheid. Het kriterium zegt dat alle determinatoren ‘konservatief’ zijn. Wat dus niet konservatief is, is geen determinator.
Konservativiteit is een verzamelingtheoretische eigenschap van relaties die ervoor verantwoordelijk is dat een zin als (8) dezelfde betekenis heeft als
(24) | Alle kinderen zijn kinderen die buitenspelen |
Vervangen we alle in (8) en (24) door geen of sommige, dan krijgen we hetzelfde beeld, maar voor ook, slechts en zelfs gaat het verhaal niet op:
(25) | Ook/zelfs/slechts kinderen spelen buiten |
heeft niet dezelfde betekenis als
(26) | Ook/zelfs/slechts kinderen zijn kinderen die buiten spelen |
Helaas berust de opvatting dat alle determinatoren konservatief zijn op een misvatting.Ga naar eind7. Konservativiteit is een eigenschap die volgens de wetten der Boole algebra toekomt aan de deelverzamelingsrelatie ⊆.Ga naar eind8. De eigenschap van Konservativiteit kan als volgt worden weergegeven:
(27) | A ⊆ B ≡ A ⊆ A ∩ BGa naar eind9. |
Het verband tussen (8), (24) en (27) wordt onmiddellijk duidelijk als we voor A kinderen lezen, voor B buitenspelen en voor A ∩ B kinderen die buitenspelen. ⊆ lezen we uiteraard als alle (of als alle... zijn...). We hebben al gezien dat de betekenissen van determinatoren als geen en sommige samenstellingen zijn van de betekenissen van alle en niet. We kunnen nu op grond daarvan met behulp van de wetten van de Boole algebra ‘uitrekenen’ dat geen en sommige ook konservatief moeten zijn. Aangezien de betekenis van slechts de konverse (de ‘omkering’) is van die van alle geldt dat
(28) | A ⊇ B ≡ B ⊆ A ∩ B |
Dat stemt overeen met de observatie dat (11) dezelfde betekenis heeft als
(29) | Alle buitenspelers zijn kinderen die buitenspelenGa naar eind10. |
De betekenissen van ook en zelfs kunnen (bij de laatstgenoemde gedeeltelijk) gekarakteriseerd worden als deelverzamelingen van de betekenis van alle. Maar als een relatie een gegeven eigenschap heeft, dan behoeft die niet behouden te blijven bij zijn deelrelaties. Met andere woorden, de vergissing die hier gemaakt is is dat men een eigenschap van alle heeft aangezien voor een eigenschap van alle determinatoren.
Tegenover de verschillen staan ook overeenkomsten. Een belangrijke eigenschap die zelfs, ook en slechts gemeenschappelijk hebben met echte determinatoren is al genoemd. Hun denotatie is een relatie tussen deelverzamelingen van E. Bovendien gaat het om verwante relaties: ze lijken allemaal
op de deelverzamelingsrelatie. Maar men zou kunnen zeggen dat dit een voortvloeisel is van het kader dat we kiezen. Een andere belangrijke eigenschap die meer intuïtief van aard is is te vinden in het feit dat alle genoemde woorden geassocieerd zijn met een bereik. Op grond daarvan kunnen we zeggen dat ze zich allemaal gedragen als operatoren. Het zou te ver voeren om diep op operatoren in te gaan. Ik volsta daarom met erop te wijzen dat
(30) | Zelfs studenten lezen ook porno |
en
(31) | Ook porno wordt door zelfs studenten gelezen |
(Ook porno wordt zelfs door studenten gelezen) |
niet dezelfde betekenis hebben. We moeten hier wel een verband leggen met soortgelijke betekenisverschillen, bijvoorbeeld tussen
(32) | Veel mensen lezen weinig boeken |
en
(33) | Weinig boeken worden door veel mensen gelezen |
De betekenisverschillen kunnen niet aan de wisseling van aktieve en passieve vorm worden geweten, want die brengt geen verandering van betekenis teweeg. Het gaat hier duidelijk om verschillende bereikstoekenningen.Ga naar eind11.
Is de tegenstelling tussen adverbia en determinatoren dan wel een echte tegenstelling? We hebben al gezien dat ‘determinator’ een woord is dat niet in het rijtje der traditionele woordsoorten thuishoort. Eigenlijk zouden we moeten zeggen: de invoering van de term ‘determinatoren’ heeft ons verlost van vragen als: zijn het bijwoorden, voornaamwoorden of lidwoorden?
7 Topic
Ik zei al bij de bespreking van Konservativiteit dat zich hierbij toch onverwachte perspektieven openen. Het gaat om het volgende. Konservativiteit wordt meestal in verband gebracht met een andere eigenschap. (8) en (24) kunnen zo uitgelegd worden: of we nu naar B (in ons voorbeeld: degenen die buitenspelen) kijken of naar A ∩ B (de kinderen die buitenspelen) doet niet ter zake. Anders gezegd: de zin gaat over kinderen (nog weer anders: kinderen is topic; ‘sets the stage’ is de geijkte uitdrukking in het Engels). Wat het werkwoord aangaat zijn we bijgevolg slechts geïnteresseerd in dat gedeelte van de betekenis dat uit kinderen bestaat. Nu is het verband tussen Konservativiteit en deze uitleg dubieus. Immers, Konservativiteit is een eigenschap van het woord alle, en alle staat niet altijd in het subjekt, terwijl het in deze uitleg
toch over een eigenschap van het subjekt gaat. Niettemin zit er ook een goede kant aan het geheel. Want als we (8) zo mogen uitleggen dat de zin over kinderen gaat, dan kunnen we ook zeggen dat (10) en (11) gaan over degenen die buitenspelen. Hier is buitenspelen de ‘stage-setter’, het topic. Maar in (10) en (11) heeft kinderen focusaccent, terwijl dat voor (8) niet opgaat. Stel dat we als regel aanvaarden dat konstituenten die focusaccent hebben daardoor geen topic kunnen zijn. Dan slaan we twee vliegen in één klap. Enerzijds doen we volledig recht aan de overeenkomsten op semantisch gebied tussen determinatoren en focusadverbia, terwijl we anderzijds toch een funktie hebben gevonden voor het focusaccent. Een dergelijke verklaring vindt ondersteuning in het feit dat (11) kan worden geparafraseerd als:
(34) | De enigen die buitenspelen zijn kinderen |
8 Konklusies
Slechts, ook en zelfs onderscheiden zich in tweeërlei opzicht van reguliere determinatoren zoals alle: (1) ze vormen gemakkelijk één konstituent met volledige NPs; (2) ze moeten vergezeld gaan van een konstituent met focusaccent. Als gevolg van het eerste heeft men ze gerubriceerd als adverbia; als gevolg van het tweede heeft men een speciaal hoofdstuk voor ze gereserveerd in de semantiek van focus. In dit artikel heb ik gepleit voor een geheel andere benadering: semantisch bezien gedragen ze zich als determinatoren; er is dus geen behoefte aan een aparte semantiek voor deze woorden.
Tijdens mijn betoog beroep ik mij op een aantal uiteenlopende feiten en overwegingen. Vanuit een semantisch oogpunt staan determinatoren en focusadverbia per slot voor het zelfde type denotata: relaties tussen verzamelingen van individuen. Hun semantiek wordt beheerst door de wetten van de Boole algebra. Een uiterst belangrijke overweging is ook dat veel van de eigenschappen die men als karakteristiek heeft beschouwd voor focusadverbia ook voorkomen bij alle. Dit geldt onder meer voor de kombineerbaarheid met volledige NPs en de mogelijkheid om op verschillende posities in de zin te kunnen voorkomen. Ook alle dwingt in veel gevallen een keuze af uit een verzameling van ‘salient entities’: dat kan dus niet op het conto van het focusaccent geboekt worden. Misschien heeft het belangrijkste verschil tussen alle enerzijds en slechts, ook en zelfs anderzijds wel betrekking op de toekenning aan een zin van een topic. Helaas is er niet een uitgewerkte semantiek van topic voorhanden.
Verwijzingen
Blok, P.I. and S. de Mey (1991) ‘On Rooth's analysis of heavy stress’. In: M. Kas, E. Reuland and C. Vet (eds.) Language and Cognition 1, Yearbook 1991 of the research group for Linguistic Theory and Knowledge Representation, Rijksuniversiteit Groningen, 19-37. |
Kay, P. (1990) ‘Even’. In: Linguistics and Philosophy 13, 59-111. |
Krifka, M. (1990) ‘Focus and the interpretation of generic sentences’. Ongepubliceerd artikel, Universiteit van Texas. |
Mey, S. de (1990) Determiner logic, or the grammar of the NP. Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen. |
Mey, S. de (1991) ‘Only as a Determiner and as a Generalized Quantifier’. In: Journal of Semantics 8, 91-106. |
Montague, R. (1974) Formal Philosophy. New Haven/London. |
Rooth, M. (1985) Association with Focus. Disseratie, University of Massachusetts at Amherst. |
- eind*.
- Ik ben Sietze Looyenga dankbaar voor een groot aantal kritische aantekeningen die alle in deze versie zijn verwerkt.
- eind1.
- In de voorbeeldzinnen is het woord dat focusaccent draagt weergegeven met hoofdletters.
- eind2.
- Het is een typisch wiskundige truc om toe te staan dat woordklassen leeg zijn, en dat funkties voor dergelijke lege woordklassen worden gedefinieerd.
- eind3.
- Ik verwaarloos hier het verschil tussen nomina en verba, maar het is de bedoeling dat daaraan in verder uitgewerkte versies van de grammatika recht wordt gedaan.
- eind4.
- Hiervoor zijn al zinnen geciteerd waarin slechts voorkomt in kombinatie met een eigennaam. Voor dat soort gevallen zal een iets andere semantiek moeten worden ontworpen.
- eind5.
- Sietze Looyenga maakt mij erop attent dat ook nog een tweede interpretatie toelaat. Vergelijk
(i) Ook kinderen speelden buiten (in die jaren) (ii) Er speelden ook kinderen buiten
- eind6.
- In de model-theoretische semantiek moeten we altijd bedacht zijn op de mogelijkheid dat verzamelingen leeg zijn, geen enkel lid hebben. De in de tekst gedane uitspraak is niet geheel volledig in dit opzicht, maar voor de eenvoud van de expositie laat ik het hierbij.
- eind7.
- Voor een meer formele diskussie verwijs ik naar De Mey (1990).
- eind8.
- Een regel uit de Boole-algebra zegt dat
(i) A ⊆ B iff A = A ∩ B (ii) A = A ∩ B iff A = A ∩ (A ∩ B) (iii) A ∩ (A ∩ B) = (A ∩ A) ∩ B = A ∩ B
- eind9.
- Verder geldt dat A ⊆ A ∩ B ≡ A = A ∩ B aangezien A ∩ B ⊆ A een logische waarheid is.
- eind10.
- (32) ontstaat uit (11) na toepassing van konversie.
- eind11.
- Er is de nodige diskussie in de literatuur over de vraag waarom zinnen met twee voorkomens van zelfs wat merkwaardig klinken. Voor een bespreking van dit soort feiten verwijs ik naar Kay (1990).