Tabu. Jaargang 22
(1992)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Een reviewer zal elk abstract nalezen
|
(1) | Een reviewer zal elk abstract nalezen |
Vatten we zowel het subject als het object op als een kwantor, dan kunnen we twee LF-representaties afleiden, die met twee lezingen van dit voorbeeld overeenstemmen: onder de eerste lezing is er één reviewer x zodanig dat x alle abstracts naleest (wijd bereik voor het subject), onder de tweede lezing is elk abstract y zodanig dat een reviewer y naleest (wijd bereik voor het object): in het eerste geval is de reviewer dezelfde voor elk abstract, in het tweede geval wordt elk abstract door een andere reviewer nagelezen. Met name de tweede lezing introduceert een asymmetrie tussen syntactisch en semantisch bereik, omdat het object syntactisch gezien lager, maar semantisch gezien
hoger zit dan het subject. Met betrekking tot deze constructie wil ik drie vragen aan de orde stellen: (i) Is de ‘asymmetrische’ lezing inderdaad beschikbaar? (ii) Dient ze afgeleid te worden door QR? (iii) Zijn de twee vermelde lezingen van (1) de enige? Het antwoord op de eerste vraag zal affirmatief zijn, dat op de tweede en derde vraag negatief.
2 Asymmetrische lezingen
Hoewel ik van oordeel ben dat in het voorbeeld (1) de asymmetrische lezing beschikbaar is, lijken asymmetrische lezingen toch niet steeds en onveranderlijk aanwezig. Chierchia (1992: 117) neemt bijvoorbeeld een contrast waar tussen de volgende zinnen:
(2) | a | A student interviewed every professor |
b | A mechanic inspected every plane |
In (2a) is volgens hem de asymmetrische lezing welhaast onmogelijk, dit in tegenstelling tot (2b). Zulke asymmetrieën zijn merkwaardig als de asymmetrische lezing inderdaad wordt afgeleid door middel van QR. Andere voorbeelden waar de asymmetrische lezing minder makkelijk tot schier onmogelijk is zijn de volgende:
(3) | a | At least one student took all the exams |
b | All the exams were taken by at least one student | |
(4) | a | Less than three students took all the exams |
b | More than five girls saw most movies |
Het lijkt mij dat (3a) slechts met de grootste moeite de lezing kan hebben die zeer prominent is in (3b), dat wil zeggen: met voor elk examen één student, zonder dat die student dezelfde hoeft te zijn voor alle examens. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de zinnen van (4).
Een geval dat erg duidelijk is in de andere richting, dat wil zeggen: dat de asymmetrische lezing in het geheel niet toelaat, is het volgende:
(5) | No boy kissed every girl |
Hier is de asymmetrische lezing, die zou impliceren dat geen enkel meisje gezoend werd, volstrekt onmogelijk.
We zien dus dat asymmetrische lezingen mogelijk zijn, zij het op een minder systematische wijze dan men zou kunnen verwachten op basis van de inzichten verschaft door May's theorie van QR. Het onbetwistbare bestaan van asymmetrische lezingen in sommige gevallen noopt ons er echter toe hiervoor een analyse te ontwikkelen. In de volgende sectie zullen we pogen aan te tonen dat zulk een analyse geen beroep hoeft te doen op semantische representaties die syntactische bereiksrelaties omkeren.
3 Distributiviteit
In deze sectie zal ik een analyse ontwikkelen voor asymmetrische lezingen zoals we die aantreffen in (1) die gebruik maakt van het begrip ‘distributiviteit’. Dit begrip heeft voornamelijk een rol gespeeld in de analyse van meervouden, waar distributieve lezingen in contrast gesteld worden met collectieve. Beschouw hiertoe (6):
(6) | The buses in this town consume more gasoline than the cars |
Gillon (1987) stelt vast dat een zin als (6) waar kan zijn onder de distributieve lezing en onwaar onder de collectieve: hoewel het waar kan zijn dat elke individuele bus een hoger benzineverbruik heeft dan elke individuele auto, is het totale of collectieve verbruik van alle bussen vermoedelijk nog steeds lager dan dat van alle auto's tezamen genomen.
Vervangen we nu het meervoud in (6) door een kwantor als each of every, dan zien we dat slechts de distributieve lezing overblijft. De collectieve lezing is in dit geval onmogelijk:
(7) | Every/each bus in this town consumes more gasoline than every/each car |
Met andere woorden, kwantoren als each en every dwingen een distributieve lezing af. Beschouwen we vervolgens een ander geval:
(8) | Every girl in the class kissed Bill |
De vraag rijst hoe een dergelijke zin geïnterpreteerd wordt. Naast een minder voor de hand liggende interpretatie, waarbij alle meisjes uit de klas tegelijkertijd Bill een zoen geven, heeft (8) een meer voor de hand liggende lezing, die inhoudt dat eerst meisje 1 Bill zoent, vervolgens meisje 2, enz. Veronderstel dat de klas in kwestie drie meisjes bevat, Mary, Jill en Joan. Dan kunnen we deze lezing informeel weergeven als in (9):
(9) | Mary kissed Bill, Jill kissed Bill, Joan kissed Bill |
Met andere woorden, wat (9) probeert weer te geven is dat een zin als (8) meerdere ‘kissing events’ impliceert, waaraan telkens een ander subject deel heeft. Deze analyse wordt bevestigd door zinnen met zogenaamde ‘effected objects’, objecten die ontstaan ten gevolge van de handeling uitgedrukt door het werkwoord (bv. een huis bouwen). Als zo een object een naam is, dat wil zeggen een NP met vaste referentie, dan verwachten we een wat rare zin. Beschouw (10):
(10) | ???Every director in town made ‘Jaws’ |
De reden hiervoor wordt duidelijk als we (11) bekijken:
(11) | Director 1 made ‘Jaws’, Director 2 made ‘Jaws’, Director 3 made ‘Jaws’ |
Immers, multipele events van film-maken kunnen normaal gesproken niet resulteren in het maken van één en dezelfde film. Daarentegen kunnen multipele events van meisje-zoenen wel hetzelfde meisje betreffen.Ga naar eind3. Deze feiten ondersteunen de gedachte dat zinnen met distributieve kwantoren onderhevig zijn aan wat ik een ‘multipele event lezing’ genoemd heb. Het bestaan van multipele event lezingen zal ik als uitgangspunt gebruiken om zogenaamde bereiksasymmetrieën te verantwoorden.
Beschouw nu (12), dat gelijk is aan (8), behalve dat de kwantor zich nu in objectspositie bevindt:
(12) | Bill kissed every girl in the class |
Volgens onze analyse van de multipele events kan (12) als volgt geanalyseerd worden:
(13) | Bill kissed Mary, Bill kissed Jill, Bill kissed Joan |
De voorbeelden in (8) en (12) bevatten slechts één kwantor. Wat ik nu wil betogen is dat het verschijnsel van de distributieve lezing, die afgedwongen wordt door een kwantor als each, en die in zijn algemeenheid beschikbaar is bij meervouden, ook een verantwoording kan verschaffen voor de veronderstelde asymmetrische lezing van voorbeelden als (1), die twee kwantoren bevatten. Beschouw hiertoe (14), een voorbeeld dat in alle opzichten gelijkaardig is met (1):
(14) | A boy kissed every girl in the class |
Passen we weer eens dezelfde informele analyse van distributiviteit toe op (14), dan krijgen we iets als (15):
(15) | A boy kissed Mary, A boy kissed Jill, A boy kissed Joan |
De vraag is nu of de grammatica iets meer moet zeggen over voorbeelden als (14) dan dit. Het lijkt me niet: we kunnen eenvoudigweg aannemen dat onbepaalde NPs zoals a boy gewoon vaag zijn met betrekking tot de vraag of het om dezelfde jongen of telkens een verschillende gaat bij de multipele zoenevents. Dit in tegenstelling tot NPs waarvan de referentie vast is, zoals Bill in (13): vandaar dat (12) niet ambigu is op de wijze van (14).
Een analoog voorbeeld dat de wijd bereikslezing voor het object toestaat werd onder mijn aandacht gebracht door Joost Zwarts (p.c.):
(16) | Twee metalen banden bonden elke krankzinnige met handen en voeten aan zijn bed |
Weer eens kunnen we de volgende informele distributieve interpretatie formuleren:
(17) | Twee metalen banden bonden krankzinnige 1 met handen en voeten aan zijn bed, twee metalen banden bonden krankzinnige 2 met handen en voeten aan zijn bed, enz... |
Ook hier kunnen we zeggen dat een onbepaalde NP als twee metalen banden vaag is met betrekking tot de vraag of het dezelfde twee metalen banden zijn die alle krankzinnigen vastbinden, dan wel of de banden voor elke krankzinnige verschillend zijn, wat wel de meest voor de hand liggende lezing is.
Bereiksasymmetrieën als die in (14) en (1) zijn in deze opvatting dus niet echt gevallen van ambiguïteit, maar eerder van vaagheid. De grammatica hoeft er met andere woorden geen twee representaties voor te voorzien, wat uiteraard het bestaan van QR en een apart semantisch niveau van representatie (LF) voor deze doeleinden overbodig maakt. De these van de vaagheid zal verdere steun ontvangen van het argument dat ik in de volgende sectie zal ontwikkelen.
We vermeldden reeds dat meervouden ambigu zijn tussen een collectieve en een distributieve lezing. Hieruit volgt de voorspelling dat meervouden in hun algemeenheid aanleiding moeten geven tot zgn. bereiksasymmetrieën, of beter, tot multipele vage lezingen. Dit wordt bevestigd door (18):
(18) | Een reviewer zal de abstracts nalezen |
Ook hier bestaat er geen noodzakelijke implicatie dat er maar één reviewer is die alle abstracts naleest. In May's theorie is de status van meervouden met het bepaald lidwoord niet zo eenduidig vast te stellen: zo lijkt er in May (1985) weinig discussie over te bestaan dat zulke meervouden geen kwantoren zijn en dus geen QR ondergaan. Is dit inderdaad het geval, dan is echter het bestaan van de zogenaamde wijd bereikslezing voor het object in (18) een probleem. In May (1988: 125) daarentegen stelt May voor om het meervoudskenmerk te behandelen als een universele kwantor over domeinen van meervoudige cardinaliteit. In dat laatste geval voorspelt May eveneens het bestaan van een wijd bereikslezing in (18).Ga naar eind4.
4 Vaagheid versus ambiguïteit
De derde vraag die we aan het eind van de eerste sectie formuleerden was of de twee lezingen voorgesteld voor (1) de enige waren. Beschouwen we daartoe nogmaals (1):
(1) | Een reviewer zal elk abstract nalezen |
Stellen we ons een situatie voor waarin wel honderd abstracts ingediend worden, maar waar er slechts tien reviewers beschikbaar zijn. We besluiten dan ook de abstracts onder de reviewers te verdelen, zodanig dat elke reviewer tien abstracts leest. Zulk een situatie kunnen we, lijkt me, naar waarheid beschrijven met een zin als (1), of, accurater, (19):
(19) | Een reviewer heeft elk abstract nagelezen |
Toch is niet meteen duidelijk of deze lezing een geval zou zijn van de wijd bereikslezing of van de eng bereikslezing. Wat meer is, zodra we het bestaan van deze lezing erkennen, moeten we een schier oneindig aantal lezingen toestaan: immers, elke mogelijke distributie van abstracts over reviewers levert een mogelijke lezing voor (1) op (bijvoorbeeld twaalf abstracts voor reviewer 1, twee abstracts voor reviewer 2, enzovoort). Het lijkt me weinig interessant al deze verschillende lezingen een grammaticale representatie te geven. Evenmin kan ik een gegronde reden zien waarom we aan precies twee van deze lezingen een geprivilegieerde status zouden toekennen door ze wel grammaticaal te representeren als respectievelijk de wijd en de eng bereikslezing. Met het mes van de vaagheid kunnen we al deze lezingen uit de grammatica wegknippen en er slechts één overhouden. Het enige wat de grammatica verder dient te bevatten is een explicitering van hoe distributieve lezingen tot stand kunnen komen. In de volgende sectie zal ik even nader ingaan op een aantal beperkingen waaraan distributieve interpretaties onderhevig lijken te zijn.
5 Beperkingen op distributieve lezingen
We stelden in de eerste sectie al dat de verhouding syntaxis-semantiek in de generatieve grammatica een zekere eenvoud vertoont, in de zin dat dezelfde regels (Move-α) en principes (ECP) op beide soorten representaties van toepassing zijn. Deze aanname lijkt me in zijn algemeenheid niet correct: in de praktijk zien we immers een merkwaardig aantal asymmetrieën opduiken tussen syntactische verplaatsing en LF-verplaatsing: zo kan de eerste nooit adjunctie aan IP involveren, de tweede juist wel. Verder kan syntactische verplaatsing parasitaire gaten fiatteren, LF-verplaatsing niet. Ik wil hier een andere belangrijke asymmetrie tussen syntactische en LF-verplaatsing nader beschouwen, en betogen dat ze begrepen kan worden vanuit de analyse van distributiviteit ontwikkeld in de vorige secties. Deze asymmetrie betreft het feit dat syntactische verplaatsing successief-cyclisch kan zijn, terwijl LF-verplaatsing dat niet is. May (1985) stelt bijvoorbeeld vast dat de volgende zin niet ambigu is (zie ook Hornstein 1984):
(20) | Someone expects everyone will arrive on time |
Dit in tegenstelling tot eenvoudige gevallen als Someone loves everyone. Deze beperking lijkt in een QR/LF-kader slechts op een stipulatieve manier verantwoord te kunnen worden, of in ieder geval slechts ten koste van het opgeven van de gepostuleerde symmetrie tussen syntactische verplaatsing en LF-verplaatsing.Ga naar eind5.
Op het eerste gezicht lijkt de hier voorgestelde analyse niet veel beter te varen dan die van May. Hoewel ik niet wens te pretenderen hier een echt inzichtelijke oplossing voor dit verschijnsel voor te stellen, lijken er mij toch aanwijzingen te zijn ten gunste van een analyse in termen van distributiviteit zoals boven ontwikkeld. Beschouw hiertoe een ingebedde variant van (8) boven:
(21) | John said that every girl in the class kissed Bill |
Wat hier aan de orde is, is de vraag of distributiviteit tot in de matrixzin reikt, dan wel ‘clause-bound’ is. Anders geformuleerd, kan (21) verstaan worden als verwijzend naar meerdere spreek-events, of alleen naar meerdere zoen-events? Het lijkt mij dat het laatste het geval is. Veronderstel even dat John drie dingen gezegd heeft, dat er met andere woorden de volgende drie zeg-events geweest zijn:
(22) | ‘Mary kissed Bill’ |
‘Jill kissed Bill’ | |
‘Joan kissed Bill’ |
Mijn intuïtie is dat een dergelijke situatie niet overeenstemt met (21). Ze kan slechts weergegeven worden door de distributieve every-NP in de matrixzin op te nemen, als volgt:
(23) | John said of every girl in the class that she kissed Bill |
Beschouw vervolgens (24), een geval analoog aan May's (20):
(24) | A boy said that every girl in the class kissed Bill |
Dat deze zin niet begrepen kan worden als meerdere jongens betreffend (dat wil zeggen: één voor elk meisje) hoeft onder de hier voorgestelde analyse geen verwondering te wekken, daar er slechts één zeg-event is. Is er sprake van multipele zeg-events, zoals in (25), dan kan het indefiniete matrixsubject weer wel zo geïnterpreteerd worden dat het naar meerdere jongens verwijst:
(25) | A boy said of every girl in the class that she kissed Bill |
Hier hoeft de jongen van het matrixsubject niet dezelfde te zijn voor elk meisje.
De preciese aard van de hier geobserveerde localiteitsbeperking verschaft verdere steun voor het hier gepostuleerde verband tussen distributieve lezingen en zogenaamde wijd bereikslezingen. Zo stellen we vast dat distributieve lezingen wel over zinsgrenzen van AcI-complementen heen kunnen reiken:
(26) | John saw every girl in the class kiss Bill |
Het blijkt dat (26) meer dan één zie-event kan betreffen. We verwachten dan ook dat de kwantor ‘wijd bereik’ kan nemen over een indefiniet matrixsubject. Dit wordt bevestigd door de volgende voorbeelden:
(27) | a | A boy saw every girl in the class kiss Bill |
b | A detective saw each suspect contact the maffia boss |
Zoals voorheen zijn deze zinnen vaag over de kwestie of het matrixsubject hetzelfde is voor elke zie-event, dan wel verschillend, dan wel gedeeltelijk hetzelfde en gedeeltelijk verschillend: analoog aan de eerder besproken situatie van honderd abstracts voor tien reviewers kan er in (27a) sprake zijn van bijvoorbeeld drie jongens voor tien meisjes. Contrasteer dit geval met (28), waar er geen sprake is van meerdere zie-events, en het matrixsubject dan ook uniek geïnterpreteerd dient te worden:
(28) | A boy saw that every girl in the class kissed Bill |
Deze feiten ondersteunen de gedachte dat zogenaamde wijd bereikslezingen voor lagere kwantoren in gevallen als (1) in feite parasitair zijn op het bestaan van distributieve, multipele event-interpretaties voor kwantoren als each en every en meervouden. Het lijkt verder aannemelijk om de localiteitsbeperking op distributieve interpretaties in verband te brengen met het bestaan van een onafhankelijk, niet-anaforisch Tense-domein. Zulk een Tense-kenmerk zou het domein van multipele event-interpretatie, en dus ook dat van zogenaamde wijd bereikslezing begrenzen. Ik zal deze zaak echter verder terzijde laten. In ieder geval geloof ik toch de gedachte aannemelijk gemaakt te hebben dat het probleem gesteld door (20) gereduceerd kan worden tot een ander, onafhankelijk op te lossen probleem.
6 Conclusie
In dit artikel ben ik ingegaan op de verhouding tussen syntaxis en semantiek zoals daar in het GB-kader vorm aan gegeven is. Ik heb enerzijds betoogd dat er gronden zijn om aan te nemen dat de gepostuleerde éénvormigheid van syntactische en semantische representaties met betrekking tot Move-α en de ECP niet bestaat, en anderzijds dat gepostuleerde verschillen tussen beide types representaties, en met name bereiksasymmetrieën, evenmin bestaan, of tenminste anders geanalyseerd dienen te worden. Met name heb ik pogen in
te gaan tegen de wijd verspreide idee dat het bijzondere aan zinnen als (1) iets te maken heeft met de relatie tussen de beide NPs. Ik heb daarentegen pogen aan te tonen dat het bijzondere van (1) juist gelegen is in de relatie tussen het object enerzijds, en het werkwoord/Tense-complex anderzijds, wat in een multipele events-lezing resulteert, die op haar beurt verantwoordelijk is voor de schijnbare wijd bereikslezing van het object.
Bibliografie
Chierchia, G. (1992) ‘Anaphora and Dynamic Binding’. In: Linguistics and Philosophy 15, 111-183. |
Gillon, B. (1987) ‘The Readings of Plural Noun Phrases in English’. In: Linguistics and Philosophy 10, 199-219. |
Hornstein, N. (1984) Logic as Grammar. Cambridge, Massachusetts: MIT Press. |
May, R. (1985) Logical Form. Cambridge, Massachusetts: MIT Press. |
May, R. (1988) ‘Ambiguities of Quantification and Wh: A Reply to Williams’. In: Linguistic Inquiry 19, 118-135. |
May, R. (1990) Class lectures. Girona. |
Williams, E. (1986) ‘A Reassignment of the Functions of LF’. In: Linguistic Inquiry 17, 265-299. |
Wyngaerd, G. Vanden (1992) ‘Indefinite Scope.’ Ms., K.U. Brussel. |
Wyngaerd, G. Vanden and J.-W. Zwart (1991) ‘Reconstruction and Vehicle Change’. In: F. Drijkoningen and A. van Kemenade (red.) Linguistics in the Netherlands 1991. Amsterdam: John Benjamins. |
- eind*.
- Het onderzoek waarover gerapporteerd in artikel werd mogelijk gemaakt dankzij de steun van het Belgische Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO). Ik ben dank verschuldigd aan het selecte publiek op de TABU-dag te Groningen voor hun vragen en opmerkingen.
- eind1.
- Williams (1986) bestrijdt de noodzaak van het bestaan van QR en LF, maar is zoals May de mening toegedaan dat bereiksasymmetrieën bestaan. May en Williams delen met andere woorden de overtuiging dat er iets semantisch te representeren valt, maar verschillen over de manier waarop dat dient te gebeuren. Ik beschouw de juiste manier van het weergeven van bereiksasymmetrieën niet echt als een fundamenteel punt van controverse. De stelling die ik hier wens te verdedigen is dat het object van representatie in May en Williams hun theorieën, met name quasi-logische representaties met kwantoren, slecht gekozen is en beter vervangen wordt door een ander.
- eind2.
- Ik beperk me hier tot de genoemde constructie, die een sterke NP in de laagste positie betreft. Constructies met een zwakke NP in de laagste positie worden uitgebreid behandeld in Vanden Wyngaerd (1992).
- eind3.
- Zin (10) wordt acceptabel als de NP Jaws niet naar één en hetzelfde object verwijst, maar bijvoorbeeld naar een remake, of wanneer voor een wedstrijd elke deelnemende regisseur hetzelfde manuscript met dezelfde titel moet verfilmen.
- eind4.
- De vraag welke NPs QR ondergaan en welke niet rijst eveneens naar aanleiding van enkelvoudige NPs met bepaald lidwoord. May (1985) gebruikt de constructie van Antecedent Contained Deletion (ACD) als een argument voor het bestaan van QR. Hij betoogt dat alleen kwantificationele NPs erin voorkomen, vanwaar het volgende contrast:
(i) John read every book Sally did (ii) *John read ‘War and Peace’, which Sally did (iii) John read the book Harry did (iv) John read a book Harry did
- eind5.
- Dat is in ieder geval de prijs die May (1985) dient te betalen voor zijn verantwoording van (20) in termen van een padentheorie.