Tabu. Jaargang 19
(1989)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |||||
De studie van het Surinaams-Nederlands
| |||||
[pagina 197]
| |||||
meer nog dan voorheen zorg besteed aan de inrichting en de formulering van de artikelen: de definities zijn verduidelijkt, het redactionele commentaar is uitgebreid, en de voorbeelden in de artikelen spelen een sterke ondersteunende rol. De etymologieën die, voorzover ze bekend zijn, gegeven worden, maken het doorbladeren van het boek extra interessant. De samensteller heeft ernaar gestreefd alle typisch Surinaams-Nederlandse woorden en uitdrukkingen op te nemen die in Suriname in de spreek- of schrijftaal gangbaar zijn of dat ooit geweest zijn. In dat streven is hij goed geslaagd. Algemeen-Nederlandse (AN) woorden die voorkomen in woordenboeken als de Grote Van Dale of de Grote Koenen, zijn niet opgenomen. Woorden die wel in Nederlandse dictionaires staan, maar in Suriname op een andere manier gebruikt worden, zijn echter ook te vinden in Van Donselaar. Voorbeelden van deze laatste categorie zijn woorden als gevaarlijk in de betekenis van ‘vreselijk, verschrikkelijk’, of schuren in de betekenis van ‘zich drukken tegen enz., vrijen met de kleren aan’. Het boek biedt ons dus een vrijwel volledige lijst van SN-woorden en uitdrukkingen uit het heden en verleden, geïllustreerd met authentieke voorbeelden, voornamelijk uit de in het Nederlands geschreven Surinaamse literatuur. Grote omissies in de inventarisatie van de hedendaagse algemene SN-woordenschat heb ik niet kunnen ontdekken. Uiteraard is een woordenboek een momentopname. Niets verandert zo snel en verrassend als het vocabulaire van een taal, zeker als het gaat om een linguïstisch zo dynamische omgeving als die van Suriname. Van Donselaar wijst er zelf op dat in die zin zijn woordenboek niet ‘af’ genoemd kan worden: er komen voortdurend nieuwe woorden bij, woordbetekenissen veranderen, en bestaande woorden raken in onbruik. Mijn belangrijkste kritiek op dit woordenboek is dat het te sterk gebaseerd is op geschreven materiaal, en dan nog wel hoofdzakelijk op literaire taal. Er worden talloze citaten gegeven uit het werk van Edgar Cairo, Dobru (de eerste auteur die SN gebruikte), Thea Doelwijt, Albert Helman, Rappa, Astrid Roemer, Bea Vianen, en anderen. Vooral het SN van Cairo is nogal bijzonder, en wordt door vele Surinamers als onecht en enigszins genant ervaren. In het algemeen geldt dat literaire bronnen een bepaalde, hoge variant van de taal vertegenwoordigen, en dus niet echt representatief zijn voor de taal zoals die in het dagelijks leven gebruikt wordt. Dit is een beperking van het woordenboek. Een taal, ook het SN, floreert het meest, en klinkt ook het meest natuurlijk, in de gesproken vorm. Het is jammer dat er niet meer voorbeelden van de gewone spreektaal in het boek te vinden zijn. Overigens heb ik voor het werk niets dan lof. Van Donselaar, die inmiddels begonnen is aan een proefschrift over de woordenschat van het SN, zegt in een recent interview met Liesbeth Koenen (NRC-Handelsblad, 5 december 1989) over de morfologie en de syntaxis van het SN dat hij de bestudering daarvan graag aan anderen overlaat: ‘Het materiaal ligt er om door iedereen geplunderd te worden. Daar heb ik het echt voor bedoeld’. Van de historische ontwikkeling, de structuur en de woordenschat van het SN is nog steeds heel weinig bekend. Van Donselaars woordenboek is een belangrijke bijdrage aan onze kennis, maar er blijft op taalkundig gebied nog veel te onderzoeken over. Voor een goed begrip van de taalsituatie in Suriname is het belangrijk te weten dat er in het land, behalve het Algemeen-Nederlands (nog steeds de | |||||
[pagina 198]
| |||||
enige officiële taal) en het Surinaams Nederlands, nog een groot aantal andere talen wordt gesproken; de voornaamste zijn het Sranan(tongo), het Sarnami (Hindustani), het Surinaams-Javaans, het Surinaams-Chinees, Bosnegertalen als het Saramaccaans, het Paramaccaans, het Ndjuka en het Matuwari, en Indianentalen als het Arowaks, het Wajana, het Trio en het Kalina (zie Charry e. a., 1983). Vanaf het midden van de zeventiende eeuw, toen de eerste Britten en Nederlanders in de kolonie voet aan wal zetten, hebben de verschuilende talen elkaar in mindere of meerdere mate beïnvloed. Het zou interessant zijn na te gaan in welke richtingen de beïnvloeding het sterkste was, en op welk taalkundig niveau (fonologisch, syntaktisch, lexicaal, enz.). In ieder geval is duidelijk dat het Sranan (een op het Engels gebaseerde Creooltaal, en dé lingua franca van Suriname waarvan meer dan 90 % van de bevolking gebruik maakt, ongeacht hun ras) in vele opzichten een grote invloed heeft gehad op het Nederlands dat in Suriname wordt gesproken. Er is meer dan drie eeuwen contact geweest tussen de verschillende talen, vooral in de (hoofd)stad, er zijn nieuwe varianten ontstaan, en er zijn (in het binnenland bij de Indianen en de Bosnegers) talen uitgestorven. Een gevolg van de complexe taalsituatie in Suriname is dat de meeste kinderen en volwassenen er twee- of meertalig zijn. Bij veel Surinaamse Creolen is het bijvoorbeeld moeilijk uit te maken of hun moedertaal het Nederlands of het Sranan is. Op de vraag welke taal nu het meest geschikt zou zijn om officiële landstaal te worden (in plaats van het Algemeen-Nederlands? SN, Sranan, Engels, Spaans?) ga ik hier niet in. Er wordt in Suriname sinds 1667 (de Vrede van Breda) Nederlands gesproken. Eerder dat jaar had een Zeeuwse vloot onder leiding van Abraham Crijnssen de kolonie veroverd op de Britten, die er vanaf 1651 met hun slaven waren geweest. Bij de Vrede van Breda werd Suriname, zoals bekend, officiëel overgedragen aan de Republiek der Nederlanden in ruil voor wat later New York zou worden genoemd. Tot 1975 is Suriname vrijwel onafgebroken een Nederlandse kolonie gebleven, met een snel groeiende bevolking die in de loop van de afgelopen 50 jaar, bijvoorbeeld, meer dan verdubbeld is tot ongeveer 350.000 inwoners. In de drie eeuwen sinds het midden van de zeventiende eeuw, in 1863 gemarkeerd door de afschaffing van de slavernij, heeft de houding van het koloniale gezag ten aanzien van het gebruik van het Nederlands zich enkele malen gewijzigd. Tot aan het midden van de negentiende eeuw was het slaven verboden te leren lezen en schrijven, in de hoop dat aldus samenzweringen en opstanden konden worden voorkomen. Na ongeveer 1850 mocht er aan slaven en ex-slaven onderwijs worden gegeven in het lezen en schrijven van het Sranan. In 1877 werd ook dat weer door de overheid verboden, en werd bepaald dat het AN als de enige taal op de basisschool verplicht onderwezen diende te worden. De bedoeling van de maatregel was door middel van het Nederlands de culturele integratie van de bevolkingsgroepen te stimuleren. Achteraf kan worden gezegd dat de beoogde assimilatie, die in Suriname ongetwijfeld heeft plaats gevonden, eerder te danken is geweest aan het Sranan dan aan het Nederlands. Het officiële beleid is er in ieder geval op gericht geweest het gebruik van het AN te bevorderen, en dat van de andere talen te onderdrukken. Ondanks dit ontmoedigingsbeleid ten aanzien van de volkstalen hebben vooral het Sranan en het Sarnami zich toch gehandhaafd en zelfs versterkt, en is er ook een levende lokale variant van het Nederlands ontstaan. Er is nog te weinig bekend over de details van de ontwikkelingsgeschiedenis van het SN. | |||||
[pagina 199]
| |||||
Het SN is een zeer heterogeen dialect; het omvat een scala van uiteenlopende variëteiten, die samenhangen met de sociale context, het opleidingsniveau van de gesprekspartners en het onderwerp van gesprek. In Suriname wordt het ene uiteinde van het continuum ‘beschaafd SN’ genoemd, en het andere uiteinde ‘diep SN’. Dit laatste, de taal van vooral de lagere bevolkingsklassen, is voor AN-sprekers soms moeilijk te volgen. Het ‘beschaafd SN’ is bijna niet te onderscheiden van het AN. In hoeverre verschilt nu het hedendaags SN van het AN? Hier volgt ter illustratie een korte passage in het SN, geciteerd uit Edgar Cairo's eerste roman, Kollektieve Schuld (1976): Plotseling zo zei die kleine jongen: ‘Is geen nek! Is keel moet Ouma-Tant' Lien zeggen!’ Charry e.a. (1983: 120) merken op dat Cairo in deze roman vooral in de weergave van de dialogen het gesproken SN zeer dicht weet te benaderen. De verbindende tekst tussen de dialogen door is onmiskenbaar AN. Eigenlijk zou men de tekst moeten horen. Bepaalde klank-elisies en contracties zijn met behulp van de spelling aangeduid. Maar dat de /r/ rollend met de tongpunt moet worden uitgesproken en de /w/ bilabiaal, is iets wat uit de spelling uiteraard niet valt af te leiden. Wat in dit geschreven fragment en in de rest van het verhaal onder meer opvalt is het voortdurend over een weer switchen van de sprekers tussen het SN en het Sranan; in dit stuk staat één hele zin in het Sranan: Mars gwe te bigisma e taki tori!, wat ongeveer betekent ‘Maak dat je weg komt, als grote mensen praten!’. Maar ook in andere opzichten is de invloed van het Sranan op het SN merkbaar, zowel syntaktisch als lexicaal. Voorbeelden van typische syntaktische verschijnselen zijn de zgn. pro-drop, zoals in Is geen nek, of elders in het verhaal, Is goed; de zgn. gekloofde zinnen, zoals in Is keel moet Ouma-Tant' Lien zeggen!, of elders, Is ik kom je storen; het veelvuldig gebruik van gaan voor het futurum, enz. Uitdrukkingen als Hoe lijkt 't of...?, de woordvolgorde van de bijzin in Tante weet zelf dat er is geen werk fo ze, en een werkwoord als baksen zijn via het Sranan ontleend aan het Engels. Het genoemde pro-drop karakter van het SN is een typisch kenmerk van de syntaxis van Creooltalen of van dialecten die Creoolse invloeden vertonen. In veel Creooltalen is geconstateerd dat uitingen geen lexicaal gerealiseerd persoonlijk voornaamwoord bevatten (dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot het Nederlands en het Engels, die niet-pro-droptalen zijn). Ook bij onderzoek op | |||||
[pagina 200]
| |||||
het gebied van de eerste- en tweede-taalverwerving heeft men ontdekt dat pro-drop blijkbaar de ongemarkeerde stand van de universele parameter is. Zo kan de studie van het SN ook op een bijzondere manier ons inzicht in de Universele Grammatika vergroten.
Een lezer die uit de context niet kan opmaken wat het bovengenoemde werkwoord baksen betekent, vindt uitkomst in Van Donselaars nieuwe Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Er staat als eerste betekenis: ‘slaan, i.h.b. slaan in het gezicht’ (vgl. Eng. box (someone's ears)). Daarmee zijn we terug bij Van Donselaar. Ik hoop dat zijn boek aanleiding zal zijn meer aandacht te besteden aan het SN. Er bestaat nog geen grammatika van het SN. In het bovenstaande heb ik hopelijk kunnen duidelijk maken dat dit zwarte dialect van het Nederlands (‘Black Dutch’) voor linguïsten de moeite van verdere bestudering meer dan waard is. Studie van de geschiedenis en de structuur van het SN kan ons inzicht verschaffen in de resultaten van het contact tussen het Nederlands en andere talen in een specifieke (koloniale) context. Een vergelijking met andere soortgelijke varianten van het Nederlands, incl. het Afrikaans, zou interessant zijn. Vooral voor sociolinguïsten en creolisten ligt hier een boeiend onderzoekterrein braak. Er zijn ook direct praktische voordelen verbonden aan een betere kennis van het SN. Communicatieproblemen die zich in het onderwijs en elders vaak voordoen tussen sprekers van AN en SN kunnen vermeden of opgelost worden. Bovendien lijkt volgens, sommigen het SN een geschikte Nederlandse vertaal-equivalent van het zgn. ‘Black English’ of ‘Afro-American English’. Er worden de laatste jaren steeds meer Amerikaanse romans die het zwarte dialect bevatten, bijvoorbeeld van zwarte auteurs als Alice Walker en Toni Morrison, in het Nederlands vertaald, en meestal heel slecht. Eén van de redenen daarvoor is dat het zwart Amerikaans meestal wordt overgezet in een soort gebroken Nederlands, waar geen enkele moedertaalspreker van de taal zich in herkent. Het taaltje dat door sommige vertalers vooral zwarte mensen in de mond wordt gelegd is nogal beledigend (zie bijv. de Nederlanse vertaling door Irma van Dam van Alice Walkers The Color Purple, en de doctoraalscriptie van Philepine Pos over dit onderwerp). Het gebruik van het SN verdient aanbeveling in zo'n geval. Maar ook daarvoor is een betere beschrijving van het SN nodig.Ga naar eind* | |||||
[pagina 201]
| |||||
Bibliografie
|
|