Tabu. Jaargang 18
(1988)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kwantificatie op afstand
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Bindingsproblemen bij kwantificatie op afstandVoorbeelden van kwantificatie op afstand worden in de syntaktische literatuur voor het eerst besproken door Kayne (1975: 29 e.v.). Naast de gewone volgorde in (1) is er ook een constructie mogelijk waarin de kwantor voor het participium staat, zoals in (2):
De kwantoren die in deze constructie voorkomen (beaucoup, peu, assez, pas mal, trop, autant, tellement, etc.) kunnen ook zonder object in deze positie staan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Kayne (1975) is dit een argument om (2) niet transformationeel af te leiden van (1), maar het adverbium direkt voor het participium te genereren. Het genereren van NPs van de vorm de carottes, de livres, etc. wordt verder gemotiveerd door het voorkomen van zulke NPs in negatieve konteksten, zoals:
De object NP in (2) bevat een leeg element gevolgd door de + NP (zonder lidwoord). Scheiding van de kwantor en zijn bijbehorend gedeelte is ook mogelijk bij het vraagwoord combien dat uitgebreid wordt besproken in Obenauer (1976), cf. (5) en (6):
Obenauer stelt voor zinnen als (6) een transformatie voor waarbij alleen het vraagwoord combien naar voren wordt verplaatst en de rest van de NP achterblijft. Obenauer houdt zich niet echt bezig met de vraag waarom in het Frans de kwantor van de NP kan worden gescheiden, terwijl dat in andere talen normaal niet kan. Hij merkt echter op dat scheidbaarheid lijkt samen te hangen met het voorkomen van een prepositie, en illustreert dat met voorbeelden uit het Roemeens en het Duits:
Obenauer voegt hier enkele observaties aan toe over andere groepen die de bevatten, zoals qui d'intéressant, quoi de neuf, rien d'autre, e.d., die eveneens scheidbaar zijn cf:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk is QAD onderworpen aan een aantal restricties die in Kayne (1975), Obenauer (1976) en Milner (1978) uitgebreid worden besproken. Een interessant probleem dat Obenauer (1976:64 e.v.) opwerpt is de ongrammatikaliteit van zinnen als (12) versus (11):
Hoewel uitdrukkingen als pas mal, beaucoup, etc. als zelfstandig adverbium kunnen functioneren zoals in (11) (cf. ook (3)) zijn ze niet toegestaan in QAD-constructies waarin ook combien voorkomt. Kennelijk mogen ze niet staan tussen de kwantor en zijn bijbehorend element. Hetzelfde geldt voor andere gesplitste constructies, cf. (13) en (14):
Obenauer (1976) heeft in eerste instantie geen oplossing voor dit probleem, in zijn artikel van 1984 komt hij er echter op terug. Dankzij de ontwikkelingen van de regeer- en bindtheorie en het lege-categorieprincipe (ECP) kan hij een hypothese formuleren in termen van lokale binding op S-niveau. Net als Kayne (1984) neemt hij als structuur van de object NP aan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Obenauers hypothese van locale binding zegt nu dat het spoor van een kwantor A locaal wordt gebonden door de dichtsbijzijnde binder, A zelf of een potentiële binder dichter bij het spoor. Wanneer als gevolg hiervan A niets meer bindt wordt de zin geblokkeerd, omdat op LF-niveau elke kwantor een variabele moet binden. Op deze manier wordt in (17):
de lege categorie in het object locaal gebonden door beaucoup, hoewel het strict genomen het spoor van combien is. Bijgevolg heeft combien geen variabele meer om te binden en is de zin ongrammatikaal. Locale binding hangt in deze visie dus niet af van (derivationele) coïndicering, maar van de representationele identificatie van lege categoriën. Hoewel de syntaktische struktuur van (17) en (12) hiermee verklaard lijkt te zijn kleven er verscheidene bezwaren aan Obenauers oplossing. Zijn theorie lijkt minder gelukkig voor het geval van (14), want hier is geen bindingsrelatie mogelijk met de dichtstbijzijnde kwantor: (18 a en b) zijn ongrammatikaal:
Nog problematischer is het gedrag van frekwentie-adverbia. Obenauer signaleert in een noot dat ook deze slechte zinnen opleveren in QAD-constructies:
Deze adverbia kunnen echter de lege QP in het object niet binden, gezien de ongrammatikaliteit van:
Intuïtief lijken de feiten van (12), (14) en (19) nauw verwant. Locale | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
binding kan echter slechts één van de drie gevallen verklaren, wat de positie van Obenauers hypothese verzwakt. Dan rijst de vraag of het nu zo vanzelfsprekend is om een lege QP in de object NP te postuleren. QAD wordt vaak in één adem genoemd met negatie en dan zouden we dus in zinnen als (21 a en b) ook een lege QP moeten postuleren:
In Obenauer (1984) wordt negatie niet besproken, maar Kayne (1984) analyseert (21 a en b) inderdaad als een anaforische relatie: de lege QP in het object wordt gebonden door respectievelijk pas en jamais. Hierbij gaat Kayne voorbij aan het feit dat deze adverbia niet op de plaats van de lege QP mogen staan:
Dit opmerkelijke verschil tussen negatie en QAD duidt er misschien op dat er toch sprake is van twee verschillende constructies. Twijfels aan het nut van lege categorieën in negatieve conteksten zijn dan nog geen doorslaggevend argument om Obenauers analyse van kwantificatie op afstand te verwerpenGa naar eind1. Belangrijker in dit verband is het gegeven dat de syntaktische bindingsrelaties die op grond van het lege-categorieprincipe worden geformuleerd geen recht doen aan de interpretatie van QAD-constructies, zoals die in Obenauer (1983, 1984) wordt voorgesteld. Aan deze problematiek is de volgende paragraaf gewijd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Kwantificatie over gebeurtenissenObenauer (1983, 1984) constateert dat er een hele klasse werkwoorden is die geen QAD toestaan: apprécier, impressionner, regretter, ... Volgens hem heeft dit te maken met de interpretatie van beaucoup, peu, etc. Deze adverbia kunnen nl. intensiteit uitdrukken, zoals in (23), of een idee van iterativiteit (24):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verba van het apprécier-type selecteren de intensiteitslezing. De hypothese is vervolgens dat in de QAD-constructie de kwantor alleen de iteratieve interpretatie heeft, d.w.z. kwantificatie van V in termen van ‘X keer’. Deze kwantificatie over gebeurtenissen leidt ertoe dat een (pseudo)distributieve lezing ontstaat. Dit wordt geïllustreerd met het volgende voorbeeldpaar:
(b) betekent dat er veel sportlui waren die (individueel) werden verwelkomd door de burgemeester. Alleen (a) kan (ook) betekenen dat er een hele groep sportlui tegelijk werd verwelkomd. Hoewel deze interpretatie intuïtief aantrekkelijk is en wordt onderbouwd door een groot aantal voorbeelden vinden we er niets van terug in de hypothese van locale binding. Daarin bindt het adverbium de lege QP van het object. De kwantificatie loopt niet via V, maar om V heen en waarom er een (pseudo)distributieve lezing ontstaat is daarmee geenszins verklaard. De syntaktische struktuur die Obenauer voorstaat bevat dus te weinig informatie om als input te dienen voor de semantische representatie. De vraag is nu hoe we Obenauers interpretatie zodanig kunnen aanscherpen dat we daarmee tevens ons inzicht in de bindingsproblematiek vergroten. Een van de restricties waaraan QAD is onderworpen is dat de object NP een argument van het werkwoord moet zijn. Zinnen als de volgende zijn ongrammatikaal:
Kennelijk moet de NP in nauwe relatie staan tot het werkwoord om QAD toe te staan. Het vraagwoord combien heeft in dit opzicht een grotere vrijheid, cf. (26) en (27):
Het syntaktische verschil tussen beaucoup, peu, ... en combien loopt parallel met een betekenisverschil. Beaucoup, peu, ... in QAD-constructies drukt zoals gezegd een kwantificatie uit over gebeurtenissen. Kayne (1975) vermeldt al dat combien geen adverbium kan bevragen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar alleen een relatie legt met een NP. Dit blijkt b.v. wanneer we de vraagzin bekijken die correspondeert met het voorbeeldpaar (25); in (28) is combien gerelateerd aan het object en er is geen reden om een bindingsrelatie met het werkwoord aan te nemen:
Wat bevraagd wordt is de kwantor van de object NP, niet het adverbium van een QAD-constructie. De interpretatie van (28) komt dus niet zozeer overeen met kwantificatie over gebeurtenissen (zoals in (25b)), maar met de betekenis van een standaardconstructie als in (25a). Op grond van deze observaties mogen we veronderstellen dat het geen determinatorrelaties zijn die kwantificatie over gebeurtenissen kunnen uitdrukken, want dan zouden we die interpretatie ook bij combien op afstand mogen verwachten. Beaucoup, peu, etc. zijn adverbia en kunnen kwantificatie over gebeurtenissen uitdrukken zonder dat er een object in de zin staat, zoals in voorbeeld (3). Wanneer beaucoup, peu, etc. in QAD-constructies dezelfde interpretatie krijgen wijst dat erop dat ze als adverbia moeten worden geanalyseerd en niet zozeer als determinator fungeren. Intuïtief vormt het object samen met V een complexe verbale constituent waarover beaucoup kwantificeert. Dat een dergelijk complex geheel alleen kan worden gevormd wanneer de NP een argumen van het werkwoord is lijkt een plausibele restrictie. In het Nederlands vormen we ook groepen als aardappels eten - aardappeleters, maar niet *keren applaudisseren, omdat applaudisseren i.t.t. eten geen direct object neemt. Wanneer we in de semantische representatie een complexe verbale constituent gebruiken is het erg onaantrekkelijk om in de object NP een lege QP te postuleren. Het is dus van belang om meer helderheid te krijgen over de interne structuur van het ‘achtergebleven’ object om te verklaren hoe de hier geschetste interpretatie tot stand komt. In de traditionele grammatika vinden we veelal de opvatting dat de fraises in beaucoup de fraises formeel een complement is bij beaucoup. De combinatie de des is niet toegestaan en de prepositie de wordt dus gevolgd door een kale NP. Hierbij wordt dan opgemerkt dat beaucoup de feitelijk wordt gebruikt als een uitdrukking van hoeveelheid en wordt beschouwd als een determinator bij het nomen. Syntaktisch èn semantisch blijft de partitiefconstructie wel behouden in b.v. beaucoup des fraises, waar des een samentrekking is van de + les. Milner (1978: 66 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
e.v.) geeft voorbeelden van constructies waar beaucoup de zich onderscheidt van beaucoup des en dezelfde distributie heeft als b.v. deux. Op grond hiervan concludeert hij dat beaucoup de niet alleen qua betekenis, maar ook qua syntaktische eigenschappen is te beschouwen als een indefiniete determinator. Hij deelt hiermee de opvatting van Jackendoff (1977) die voor de Engelse ‘pseudo-partitieven’ als a bunch of men, a lot of children dezelfde structuur aanneemt als voor many men. De prepositie de heeft in de gekwantificeerde NP beaucoup de fraises nauwelijks nog betekenis. Wat overblijft is een NP zonder lidwoord die net als de NP des fraises niet kan worden beschouwd als een gegeneraliseerde kwantor. De Smet (1984) beargumenteert dat des N alleen wordt gebruikt om te verwijzen naar een onbepaalde deelverzameling van alle Ns, waardoor de interpretatie sterk afhankelijk is van de contekst. Des N is b.v. uitgesloten van distributieve conteksten waar duidelijk een uitdrukking van kwantificatie is vereist:
Wanneer de NP helemaal geen lidwoord meer bevat is er niet eens sprake van verwijzing naar een deelverzameling van N. Wanneer beaucoup, peu, ... in QAD-constructies worden gebruikt als adverbia bij de VP kan de fraises, de livres ... niet zelfstandig functioneren, maar is de interpretatie afhankelijk van V. Het werkwoord verwijst naar gebeurens van eten, verkopen ..., maar de complexe verbale constituent verwijst naar gebeurens van aardbeien eten, boeken verkopen, etc. Het feit dat de fraises geen kwantificatie uitdrukt blijkt o.a. uit de ongrammatikaliteit van QAD in distributieve conteksten, cf:
Beaucoup in (31) fungeert als een adverbium, niet als een determinator. Aangezien combien geen adverbiale relatie uitdrukt, maar altijd een kwantificationele interpretatie van het object vereist, verwachten we daarvan betere resultaten in een distributieve contekst. Dit blijkt juist te zijn, gezien de volgende voorbeeldzinnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het kader van de GB-theorie is het dan ook een plausibele oplossing om voor combien een bindingsrelatie te postuleren met een lege QP in het object. Voor beaucoup is deze hypothese moeilijk te verdedigen wanneer we de interpretatie in termen van kwantificatie over gebeurtenissen serieus nemen. We kunnen hiermee ook de (pseudo)distributieve lezing van QAD in verband brengen. Juist omdat het object geen kwantor is zijn zinnen als (34) ongrammatikaal:
Het object moet worden gebonden, hetzij direct (door de determinator), hetzij indirect (door één constituent te vormen met het werkwoord waarover dan een adverbium kwantificeert (35)):
Kennelijk is deze indirecte bindingsrelatie alleen mogelijk wanneer er een bepaalde relatie is tussen gebeurtenissen en objecten: dan is er een duidelijk verband tussen V en NP en daarmee tussen het object en de adverbiale kwantor. De distributieve lezing van QAD creëert een één-op-éénrelatie tussen het werkwoord en het object: met elke handeling van drinken is precies één whisky verbonden en iedere whisky is met slechts één gebeuren verbonden. Zonder deze één-op-éénrelatie zou de interpretatie van het object min of meer in de lucht hangen, maar door de verzameling (gedronken) whiskies afhankelijk te maken van het aantal drinkgebeurtenissen wordt het object binnen het bereik gebracht van de adverbiale kwantor. Het betreft hier een specifieke eigenschap van adverbia als beaucoup, peu, etc. want frekwentie-adverbia leveren ongrammatikale zinnen op (cf. 20). Souvent, rarement, e.d. hebben niet dergelijke implicaties voor het object dat wordt geïnterpreteerd onafhankelijk van V. Dit blijkt b.v. uit het feit dat er bereiksambiguïteiten ontstaan. Doordat beaucoup, peu, etc. tegelijkertijd op het gebeuren en het object van de handeling zijn betrokken is het nauwelijks mogelijk om deze adverbia in hun iteratieve lezing te combineren met een gekwantificeerde NP (cf. ook Milner, 1978: 102):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twijfelachtige acceptabiliteit van de (a) zinnen is in tegenspraak met de Hypothese van Locale Binding: de dichtstbijzijnde binder is immers de determinator en het adverbium zou gewoon betrekking moeten hebben op de VP (cf. (3) en (11)). Het contrast tussen (a) en (b) kan worden verklaard door de één-op-éénrelatie die door de iteratieve lezing van beaucoup, peu, wordt geïmpliceerd. Waarom het nu juist deze kwantoren zijn die een (pseudo)distributieve lezing met zich meebrengen is een vraag die ik (nog) niet weet te beantwoorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Een semantisch principe van locale bindingNu we meer inzicht hebben in de semantiek van QAD-constructies is het de vraag of we daarmee ook de problemen op kunnen lossen rond de ongrammatikaliteit van meerdere kwantoren in één zin. Obenauer formuleerde een hypothese van locale binding voor voorbeelden als (17):
maar kon daarmee (14) en (19) niet verklaren:
Hoewel hier syntaktisch geen bindingsrelatie mogelijk is lijken (14) en (19) aan hetzelfde soort principe van localiteit onderworpen te zijn als (17). Wanneer twee elementen semantisch in relatie staan, maar syntaktisch niet noodzakelijk een constituent vormen, ligt het voor de hand te veronderstellen dat wat er in de syntaktische struktuur tussen de twee elementen staat qua betekenis neutraal is, d.w.z. geen invloed heeft op de relatie.Ga naar eind2 Semantisch gezien is er sprake van gerestringeerde kwantificatie. Voorbeelden daarvan zijn alle boeken, iedere taalkundige, geen student. Terwijl ongerestringeerde kwantoren als alles, iedereen, niemand, het hele discussiedomein als domein van kwantificatie kiezen, is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
het domein van gerestringeerde kwantoren beperkt tot een deelverzameling van het discussiedomein. Bij de determinatorrelaties van bovengenoemde voorbeelden wordt de restrictie gegeven door de denotatie van het nomen. In de QAD-constructies zijn de kwantor (b.v. combien) en zijn restrictie (b.v. de fraises) opgesplitst. Op grond hiervan kunnen we een verbeterd principe van locale binding opstellen dat zegt dat zinnen die meerdere kwantoren bevatten alleen bereiksrelaties toestaan tussen volledige kwantoren. M.a.w. een eenzaam achtergebleven restringerend element mag niet voorkomen in het bereik van een andere kwantor, en hetzelfde geldt voor een kwantificerend element waarvan de restrictie onbereikbaar is geworden door tussenkomst van een andere kwantor. Hiermee verantwoordt de notie van gerestringeerde kwantificatie de drie typen van ongrammatikale zinnen, genoemd onder (14), (17) en (18). Qui, quoi en rien in dit soort zinnen zijn nl. zeker ook te beschouwen als gerestringeerde kwantoren waarvan de restrictie wordt uitgedrukt door het complement d'autre, de neuf, etc.Ga naar eind3 Obenauers theorie loopt vast, omdat zijn kwantoren altijd een syntaktische variabele moeten binden. Dat is een acceptabele aanname zolang we ons beperken tot gekwantificeerde NPs waar individuele variabelen zowel syntaktisch als semantisch een belangrijke rol spelen. Het falen van Obenauers Hypothese van Locale Binding toont aan dat het niet eenvoudig is om de huidige regeer- en bindtheorie uit te breiden tot adverbiale bindingsrelaties zoals QAD, waar individuele variabelen slechts op indirecte wijze bij zijn betrokken. Een belangrijk voordeel van de benadering waarvoor in dit artikel wordt gekozen is het behoud van de parallelie tussen syntaktische struktuur en semantische representatie: wat semantisch bij elkaar hoort staat ook syntaktisch bij elkaar, zodat bereiksrelaties worden gerespekteerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. QAD in relatie tot andere adverbiale kwantorenObenauer (1983) merkt op dat QAD wel een kwantificatie over gebeurtenissen uitdrukt, maar toch niet hetzelfde lijkt te betekenen als souvent of als beaucoup de fois. Nu zijn er onafhankelijke argumenten die ervoor pleiten om frekwentie-adverbia als souvent, rarement, etc. te onderscheiden van iteratieve uitdrukkingen als deux fois, à plusieurs reprises, etc. (cf. Ducrot, 1979; de Swart, 1988). Iteratieve uitdrukkingen kwantificeren over gebeurtenissen: alleen het totaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
aantal keren dat zich iets voordoet is van belang. Frekwentie-adverbia drukken proportionele relaties uit; zij hebben betrekking op aantallen gebeurtenissen in relatie tot de tijdsas. Er is sprake van een min of meer regelmatige distributie over het tijdsdomein (cf. Stump, 1981). QAD-constructies scharen zich in dit opzicht onder de iteratieve uitdrukkingen: er wordt gekwantificeerd over gebeurtenissen, maar er wordt geen uitspraak gedaan over de spreiding van die gebeurtenissen in de tijd. Het verschil tussen QAD en souvent, rarement, ... is hiermee duidelijk. Beaucoup, peu, ... onderscheiden zich echter op een belangrijk punt van deux fois, etc. Dit hangt samen met het verschil tussen kwantificatie over ‘mass nouns’ en over ‘count nouns’. Stofnamen als sable, sucre,... zijn niet telbaar, vandaar de ongrammatikaliteit van *deux sucre. De determinatoren beaucoup de, un peu de, ... kunnen wel kwantificeren over niet-telbare nomina: beaucoup de sable, un peu de sucre, etc. Hoewel de grondbetekenis van beaucoup telkens een uitdrukking van hoeveelheid is, treden er verschillende betekeniseffecten op bij mass nouns en count nouns. Wanneer we nu kijken naar adverbiale vormen van kwantificatie zien we dat iteratieve uitdrukkingen kwantificeren over telbare gebeurtenissen:
Beaucoup en peu kunnen zowel kwantificeren over telbare gebeurtenissen (39) als over niet-telbare gebeurtenissen (40):
In zinnen als (40) krijgt het adverbium een intensiteitslezing, omdat tellen van gebeurtenissen niet mogelijk is. Het onderscheid dat Obenauer creëert tussen verba van het type apprécier en het type vendre is dus terug te voeren op het onderscheid tussen kwantificatie over telbare en niet-telbare uitdrukkingen. Kennelijk is QAD alleen mogelijk wanneer er gekwantificeerd wordt over telbare gebeurtenissen. Mogelijk houdt dit verband met het distributieve effect van kwantifi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
catie op afstand. Er schuilt echter een addertje onder het gras. Obenauer geeft nadrukkelijk aan dat de werkwoorden van het apprécier-type niet onverenigbaar zijn met kwantificatie over gebeurtenissen, getuige de gelukkige combinaties met frekwentie-adverbia:
Obenauer geeft geen voorbeelden van iteratieve adverbia. Het verschil dat Obenauer signaleert tussen beaucoup en souvent heeft waarschijnlijk te maken met de verschillende bereiksmogelijkheden van frekwentie-adverbia en iteratieve uitdrukkingen. Frekwentie-adverbia kunnen bereik hebben over het subject: in (39a) wordt gekwantificeerd over realisaties van son regard op verschillende momenten. Iteratieve uitdrukkingen hebben dit vermogen niet en (42) is dan ook vreemd:
Het is alsof dezelfde blik tweemaal indruk moet maken, hetgeen niet voor de hand ligt. Iteratieven kunnen alleen kwantificatie van de VP uitdrukken: herhaling van gebeurtenissen voor één en hetzelfde subject. Alleen wanneer deze interpretatie in de contekst mogelijk is kunnen iteratieve adverbia naast frekwentie-adverbia zonder problemen worden gebruikt. Beaucoup, peu, etc. gedragen zich in meer opzichten anders dan deux fois, à plusieurs reprises, e.d. Voor deze laatste is er b.v. geen reden om een distributieve lezing van het object aan te nemen. We kunnen de klasse van iteratieve adverbia dan ook opsplitsen in ‘numerieke’ en ‘vage’ uitdrukkingen. Van Jaarsveld en Schreuder (1985) bespreken de relatie tussen expliciet gekwantificeerde adverbia als over n minuten/ uren/ weken, n dagen/ maanden/ jaren geleden en vage adverbia als binnenkort, ooit, zojuist, destijds. Beide categorieën hebben betrekking op de temporele locatie van een gebeuren t.o.v. het spreekmoment. Numerieke uitdrukkingen gebruiken daarvoor nauwkeurig vastgelegde tijdsintervallen. Vage adverbia als binnenkort, zojuist, kunnen in hun interpretatie verschillen naar gelang de duur en de frekwentie van de handeling. Mutatis mutandis geldt deze contekstafhankelijkheid ook voor beaucoup, peu, etc. In een zin als: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt niet expliciet vermeld hoeveel keren Linda is gefotografeerd. We kunnen hoogstens een schatting maken in een bepaalde contekst en situatie. Beaucoup fungeert als een graadmeter van gebeurtenissen in een tijdvak: de waarde van zoveel handelingen van dit soort krijgt het etiket ‘veel’. Op dezelfde manier kunnen we ook onderscheid maken tussen numerieke en vage frekwentie-adverbia: deux fois par semaine, mensuellement, etc. geven nauwkeurig aan hoeveel gebeurtenissen er per zekere tijdseenheid plaats vinden. Souvent, rarement, etc. zijn in dat opzicht vaag en hun interpretatie is afhankelijk van contekst en situatie. Ze fungeren als graadmeter voor gebeurtenissen per tijdseenheid. Op grond van deze observaties kunnen we het volgende schema opstellen:
Dankzij dit schema wordt het mogelijk voorbeelden te construeren die de betekenisverschillen tussen de kwantificerende adverbia illustreren. Obenauer (1983) bespreekt het volgende voorbeeldpaar:
We kunnen daar ter volledigheid aan toevoegen:
(44a) kan b.v. gezegd worden in een situatie waarin men na een jaar van afwezigheid terugkomt in het dorp, (44b) is dan niet zo op zijn plaats en (44d) nog veel minder. Het gaat nu nl. om aantallen gebeurtenissen in een bepaald tijdvak, en niet om de distributie van die gebeurtenissen in die periode. M.a.w. er is niets op tegen dat alles in één maand is gebouwd, en daarmee zijn (44b en d) verworpen. Ook (44c) is echter niet gebruikelijk in een dergelijke situatie. Deze zin drukt slechts een kwantificatie over gebeurtenissen uit en heeft geen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkele binding met het resultaat van die handelingen. Doordat beaucoup implicaties met zich meebrengt m.b.t. het object van de handeling betekent (44a) niet alleen dat er veel bouwaktiviteiten hebben plaatsgevonden, maar ook dat er in dat jaar veel bouwwerken zijn bijgekomen. Tot zover de relaties tussen QAD en andere vormen van kwantificatie over gebeurtenissen. Het zal duidelijk zijn dat betekenisverschillen tussen bepaalde typen van kwantificatie niet uit de lucht komen vallen, maar in feite voortvloeien uit het semantische raamwerk waarin ze staan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. ConclusieWas kwantificatie op afstand van oorsprong een zuiver syntaktisch probleem, gaandeweg is gebleken dat misverstanden over de interpretatie van deze constructie een goede syntaktische beschrijving totnutoe in de weg hebben gestaan. De bindingscondities van de huidige GB-theorie zijn van een te beperkte reikwijdte om uitspraken te kunnen doen op het gebied van kwantificatie over gebeurtenissen. De observaties in dit artikel, hoe beperkt ook van opzet, tonen aan dat adverbiale bindingsrelaties niet zijn gebaseerd op idividuele variabelen. Voor deze constructies moeten dus alternatieve syntaktische en semantische analyses worden ontwikkkeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|