Tabu. Jaargang 17
(1987)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Meer dan vijf stafleden minder
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Jackendoff werkt niet met zoiets als QP-shift en kent aan six marbles too many een eigen basisstructuur toe, nl. ((((six marbles) too) many) PROn...), met o.a. dus als kenmerk dat de reeks too many geen constituent vormt. Aangezien te veel een (‘Paardekooperiaanse’) paradigmagenoot is van meer en minder moet volgens Van den Hoek aan te veel wèl constituentstatus worden toegekend. Mede om die reden acht hij ook Jackendoffs analyse voor zes knikkers te veel, 100.000 ambtenaren minder, twee boeken meer, enz. niet aanvaardbaar. Zelf kiest Van den Hoek voor onderstaande structuur (1). Daarin is boeken het hoofd (de kern) en zijn twee en meer beide kwantificerende, resp. prenominale en postnominale attributieve bepaling bij dat hoofd. De stippellijnen geven aan dat een verdere hiërarchie binnen de NP (en daarmee ook een eventueel constituentschap van twee boeken) nog in het midden blijft. Van den Hoek kent aan (1) de volgende voordelen toe. a) Aan een Nederlandse zin als Ik heb er twaalf meer, met kwantitatief er, kunnen we structuur (2a) toekennen, in plaats van, uitgaande van Jackendoffs structuur voor six marbles too many, structuur (2b), waarin er zich, anders dan b.v. in Ik heb er [meer PRO], niet met de (lege) kern-N' maar met een ingebedde specificator-N' zou verbinden.
Voor het optreden van kwant. er moet het hoofd (N') leeg zijn, een voorwaarde waaraan in *Ik heb er twee boeken meer niet voldaan is. Van den Hoek stelt vast dat blijkens de welgevormdheid van zinnen als Ik heb er nog ook de hele NP leeg kan zijn. b) Structuur (1) regelt de eerder genoemde getalscongruentie probleemloos: niet een (meervoudig) PRO-hoofd rechts van many/meer is kern van de constructie, zoals bij Jackendoff, maar boeken. Het hoofdschap van deze N' blijkt uit een groep als één argument meer. Van den Hoek zegt dat er verschillende observaties zijn die het hoofdschap van boeken in (1) bevestigen (266), maar noemt slechts deze ene. Dat het blijkbaar | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de prenominale QP is en niet de gelijkwaardige postnominale QP waarmee N' in getal congrueert, merkt hij niet met zo veel woorden op. c) De (reeds eerder door A. Blom gesignaleerde) onwelgevormdheid van *Ik heb er sommige over het hoofd gezien kan in verband worde gebracht met het distributionele gegeven dat sommige, anders bijv. dan meer, een prenominale QP is: *er [sommige PROn.] tegenover erss [PROn. meer]. d) Structuur (1) opent de (zij het meer speculatieve) mogelijkheid van analogieën in de distributie van kwant, er, in geval van de postnominale QP's meer, minder, te veel en te weinig, èn het prepositionele er. Hier volgen mijn kanttekeningen. 1) We stellen vast dat de postnominale QP's minder c.s. van hun N' gescheiden kunnen worden. Vergelijk (3b) met (3a).
Als we (3b) via topicalisatie afleiden van (3a) (maar misschien is dat niet juist: zie nog punt 3 hierna), kunnen we minder als een ‘floating quantifier’ kwalificeren. Het ligt voor de hand die quantifier op één basisplaats te genereren en wel binnen de desbetreffende NP. De vraag is dan: vóór of achter N' en in het laatste geval: al of niet als deel van een discontinue constituent waarvan de prenominale QP het andere deel is (voorstel-Bresnan)? Nu heeft Van den Hoek iets tegen discontinue constituenten, althans voorzover ze niet voldoen aan Wells’ ‘klassieke definitie’: een reeks elementen kan slechts dan een discontinue constituent vormen als er een corresponderende continue reeks kan worden aangewezen die constituent is in een constructie die ‘semantically harmonious’ is met de constructie waarin de gegeven discontinue reeks voorkomt. Aan die definitie, kan men zeggen, wordt voldaan door six too many in six marbles too many, een reeks immers die synoniem is met six too many marblesGa naar eind3.. Hetzelfde geldt bijv. ook voor (Mary has) more friends than two t.o.v. more than two friends (Bresnan p. 327). Hoewel echter aan six too many marbles géén overeenkomstige Nederlandse reeks beantwoordt is dat t.a.v. more than two friends anders gesteld: niet alleen (a) meer vrienden dan twee maar ook het synoniem te achten 9b) meer dan twee vrienden is immers vlekkeloos Nederlands. Het ligt voor de hand de reeks meer dan twee in de basis vóór N' te | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||
generen, temeer omdat ook het naar rechts verplaatsbare dan twee een ‘floating quantifier’ blijkt te zijn. Vergelijk (4).
Met andere woorden: meer dan twee is in (4) maar ook in de a-groep van daarnet een discontinue constituent. Ook in semantisch opzicht is deze onvermijdelijke conclusie bevredigend: niet alleen is dan twee ook in postpositie syntactisch afhankelijk van meer, de groep specificeert ook de inhoud van (het prenominale) meer. De vraag is nu: hoe is de betekenisrelatie tussen de constituenten b.v. van (We hebben nu) vijf stafleden minder? Anders dan Van den Hoek meen ik dat in een gegeven context met deze woordgroep tot uitdrukking wordt gebracht dat de omvang van de wetenschappelijke staf in kwestie in termen van het aantal leden ervan kleiner is dan op een ander tijdstip. Hoevéél kleiner, d.w.z. hoevéél minder (stafleden) hebben we nu? Antwoord: vijf, vijf minder, we hebben er nu vijf minder, m.a.w. vijf fungeert als kwantificerende bepaling bij minder, anders gezegd: semantisch gezien bevat ook vijf stafleden minder, zo goed als bijv. minder stafleden dan tien, een discontinue constituentGa naar eind4.. Ook in andere gevallen is een overeenkomstige betekenissamenhang aannemelijk. Vergelijk (5).
Moet nu de constructie Een hele plank vol te veel boeken als volstrekt uitgesloten worden aangemerkt? Mijns inziens is twijfel daarover op z'n plaats. Trouwens, hoe moet worden beoordeeld dat veel te veel boeken (veel minder boeken, enz.) ‘gewoner’ is dan veel boeken te veel? Vergelijk ook gevallen als (6):
En wat het ‘ontspoorde’ 100.000 minder ambtenaren betreft: een (beperkte) enquête onder Nederlands sprekende taalgebruikers wijst uit | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dat niet iedereen deze constructie in alle denkbare contexten gelijkelijk onacceptabel vindt. 2) Het enige argument dat Van den Hoek feitelijk tegen discontinueconstituentstructuur van 100.000 ambtenaren minder aanvoert is het probleem van de getalscongruentie in gevallen als één argument meer. Hoewel deze woordgroep contextueel naar een ‘meervoud’ aan argumenten verwijst is zijn numerus blijkens van den Hoeks voorbeeldzin singularis: Eigenlijk werd / *werden er één argument meer verwacht. Hoe is het op dit punt met de vergelijkbare groep meer argumenten dan één gesteld? Het N'-hoofd staat in dit geval in het meervoud, maar in het synonieme meer dan één argument staat ‘datzelfde’ hoofd per se in het enkelvoud, anders gezegd: bij verplaatsing naar de postnominale positie van dan één dwingt niet meer één maar dwingt meer het getal van de N-kern af. Doet dan misschien toch het omgekeerde zich voor in het geval van (a) één meer argument <pl> ⇢ (b) één argument <sg> meer? De numerus van meer dan één argument is op dezelfde manier singularis als die van één argument meer: meer dan één argument werd/ *werden van tafel geveegd. Maar wat te denken van (7)?
Een enkelvoudige persoonsvorm samenhangt in de relatieve bijzin is uitgesloten. Als het enkelvoudige substantief hypothese niettemin het hoofd van meer dan één hypothese is, gaat de stelling dat het getal van de persoonsvorm in een relatieve bijzin altijd correspondeert met het getal van (het hoofd van) het antecedent in die absolute zin niet opGa naar eind6.. In elk geval is er met het getal van de (gehele) NP meer dan één hypothese kennelijk meer aan de hand dan het bedoelde congruentiecriterium uitwijstGa naar eind7..
Dat het de prenominale kwantor (vlak) vóór N' is die het getal van het hoofd bepaalt laat zich ook aan de hand van andere gevallen vaststellen. Denk bijv. aan twee en ('n) halve minuut / *minuten (bedenk dat twee minuut anders dan b.v. twee uur, twee jaar, ongrammaticaal is)Ga naar eind8.. Als van de twee zinnen van (8) de a-zin beter is dan de b-zin is (8a) vergelijkbaar met (7). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Er doen zich t.a.v. de interne en externe (morfologische en syntactische) eigenschappen van complexe NP's meer intrigerende verschijnselen voor dan we hebben aangestipt. Ik noem er nog een enkel in (9)Ga naar eind9., maar laat het bij vermelding. Waar het mij om ging was Van den Hoeks (enige) argument tegen discontinu constituentschap binnen de woordgroep 100.000 ambtenaren minder in een wat ruimer verband te plaatsen en op die manier discutabel te stellen.
3) de ongrammaticaliteit van *Ik heb er sommige over het hoofd gezien moet m.i. niet worden toegeschreven aan het prenominaal zijn van sommige (tegenover meer c.s.) (immers Ed heeft er twee over het hoofd gezien is een normale zin), maar aan het eigen karakter dat door sommige aan NP's wordt verleend. Het houdt o.m. in dat een NP als sommige spelfouten niet indefiniet is in de zin waarin twee spelfouten dat is. Zoals bekend is onbepaaldheid van de desbetreffende (lege) N' een van de voorwaarden voor het optreden van kwant. er. Ik laat overigens in het midden hoe de anaforische relatie tussen kwant. er en de te veronderstellen lege N' precies gezien moet worden. Het is dunkt me aantrekkelijk kwant. er als een vrije anafoor te beschouwen, die q.q. buiten z'n ‘regerende categorie’ gebonden wordt (vgl. Coppen 1985). Een zin als (10b), bovendien niet zonder meer uit (10a) afleidbaar, vormt daarbij, als ik het goed zie, een complicerende factor.
4) uit zinnen als die van (11) kan worden afgeleid dat meer en minder | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||
enerzijds en te veel en te weinig anderzijds niet alle in ons verband relevante eigenschappen delen. Het kan zijn dat (11b) niet algemeen is. In mijn idiolect zijn zinnen als (11b), net als bijv. Ik had geld te min, heel gewoonGa naar eind11.a.
Anders dus dan in (11b) mag in (11d) een gerealiseerde prenominale QP niet ontbreken. Dit zou erop kunnen wijzen dat Van den Hoeks Ik heb er [PROn. meer] (265) toch niet zonder meer met Ik heb er [PROn. te veel] over één kam moet worden geschoren. Laatstgenoemde structuur is overeenkomstig (11b). Maar Ik heb er [PROn. meer] laat zich niet ‘realiseren’ als (11d). Zoals ik met bovenstaande kanttekeningen duidelijk heb willen maken verdient het m.i. overweging of voor reeksen als 100.000 ambtenaren minder structuur (12a) om verschillende redenen toch niet te verkiezen is boven (12b) (aantallen ‘bars’ weggelaten). Mèt Van den Hoek beoordeel ik een zin als Ik heb er nog als welgevormd.
|
|