lege tot haar verlegenheid een delegatie van vrouwen (...) moest ontvangen’, waarbij op het eerste gezicht niet duidelijk, is wie hier eigenlijk in verlegenheid raakte. Een persbericht in de Groninger Gezinsbode begint met de woorden: ‘Het Anjerfonds Groningen wil haar werkzaamheden beter bekend maken (...)’ en spreekt een paar regels verder nog steeds over haar werkterrein. Merkwaardig eigenlijk dat dit toch bij uitstek persoonlijke bezittelijk voornaamwoord juist bij voorkeur gebruikt wordt bij zulke onpersoonlijke collectieve begrippen als het kabinet, het bestuur, het college, het fonds.
De spanning tussen spreektaal en schrijftaal wordt zowel op lexicaal als op syntactisch gebied zichtbaar en hoorbaar. Iedereen kent wel zulke woordparen als vandaag/heden, sturen/zenden, geven/schenken, krijgen/ontvangen, ook/tevens, maar/slechts, enz. enz. Op syntactisch terrein zijn de verschillen misschien minder systematisch van karakter, maar daarom niet minder in het oog springend. De specifieke schrijftaal, zoals men die vooral in circulaires kan aantreffen, heeft bijvoorbeeld een duidelijke voorkeur voor hypotaxis boven parataxis: als de schrijver een opmerking wil maken, zegt hij eerst dat er iets opgemerkt gaat worden en plaatst vervolgens de eigenlijke mededeling in de bijzin. Dus niet: ‘verder stelt het bestuur voor de contributie voor 1986 te verhogen’ maar: ‘Daar-bij zij opgemerkt dat het bestuur voorstelt de contributie voor 1986 te verhogen’. De hypotactische constructie biedt zelfs de mogelijkheid bijzin aan bijzin te rijgen. Men schrijft dan: ‘Voorts wijzen we erop dat de deelnemers er rekening mee dienen te houden dat declaraties voor reiskosten niet later dan 15 maart mogen worden ingediend’ in plaats van eenvoudig te verklaren: ‘Declaraties voor reiskosten moeten vóór 15 maart worden ingediend.’ Is bij de opstellers van zulke circulaires sprake van een horror vacui, angst voor het half lege blad? Of is het dat besef van bezig te zijn met een soort taal van hogere orde dat de schrijvers als het ware dwingt een heel ander register open te trekken?
In een manifest, gepubliceerd in het avant-gardetijdschrift transition (1929), verklaarde Eugène Jolas o.a. dat een schrijver (een ‘literary creator’) het recht heeft, eigengemaakte woorden te gebruiken en zich niets aan te trekken van bestaande grammaticale en syntactische wetten. Jolas dacht hier natuurlijk aan individuele kunstenaars en inderdaad kan men bij schrijvers en ook bij journalisten soms bizarre collages aantreffen, unieke, met de logica spottende uitschieters, zoals wanneer Henk van Gelder over Lanzmann en diens film Shoah schrijft: ‘Het ging hem, zei hij ergens, niet om de herinneringen, maar om het herbeleven. Was hij daarmee de goede heelmeester die gedwongen is stinkende wonden te maken...?’ (NRC-Handelsblad, 6 jan. 1986, nadruk van mij).
Bestaat er echter ook niet zoiets als een collectief scheppingsproces? Een frequent verschijnsel is bijvoorbeeld een zekere verwarring tussen enkelvoud en meervoud in de werkwoordsvorm, een verwarring die het gevolg is van het niet meer doorzien van bepaalde syntactische structuren. Men voelt ‘inlichtingen verstrekken’ als één begrip, één ‘werkwoord’, en schrijft dan: ‘Over geen van de aspecten van die belangenvertegenwoordiging wordt van Nederlandse zijde inlichtingen verstrekt’ (NRC-Handelsblad, 10 febr. 1986, nadruk van mij). Zulke ontsporingen komen ook voor bij uitdrukkingen waarin men de oorspronkelijke structuur niet meer herkent; ik noteerde: ‘Al zijn verwachtingen werden de bodem ingeslagen’, ‘Een congreslid dat hiertegen wilde protesteren, werd duchtig de oren gewassen’ en ‘... acties die door de minister een halt werden toegeroepen’. Zo ook: ‘Als ik me echter indenk hoeveel velddienstoefeningen deze groep dienstplichtigen nog te vachten staat, enz.’ (NRC-Handelsblad, 8 febr. 1986, nadruk van mij).
Er is één zinswending die deze verwarring gemakkelijk in de hand blijkt te werken, namelijk het type ‘een van de vele... die’ zoals in ‘een van de vele veranderingen die in het komende jaar doorgevoerd gaat worden’ of in ‘Een van de landen die slachtoffer dreigt te worden van de daling van de olieprijzen is Mexico’. Beide voorbeelden hoorde ik op de radio, maar dit zijn naar mijn stellige overtuiging geen toevallige versprekingen. Ik heb zelfs al discussies gevoerd met mensen die -althans aanvankelijk- in de hierboven vet gedrukte vormen