| |
| |
| |
Linguïstisch ritme en het triool Nederlands
Ron van Zonneveld en Dicky Gilbers
1. Linguïstisch ritme
Het onderzoek naar ritmische eigenschappen van talen steunt sinds jaar en dag op de aanname dat fonologische frasen als woordgroepen en composita gehoorzamen aan een soort compositionaliteitsprincipe: het ritme van de frase is normaliter gelijk aan de optelling van de ritmes van de samenstellende delen.
Deze aanname, die wij straks met voornamelijk Nederlands feitenmateriaal zullen aanvechten, is een automatisch gevolg van de onaantastbare status van de fonologische cyclus. Sinds Chomsky and Halle (1968) worden immers accentregels gezien als cyclisch werkende regels. Dat wil zeggen dat de hoofdaccenten per enkelvoudig woord worden doorgegeven naar het niveau van het samengestelde woord c.q. van de woordgroep. Een eenmaal verleende relatieve prominentie (een accentpositie) blijft dus gehandhaafd, terwijl de afwezigheid van prominentie eveneens post-cyclisch wordt gehonoreerd. We kunnen de cyclische werking van accentregels, voor wat het effect ervan betreft, dan ook wel omschrijven volgens (1).
(1) |
Fonologische Cyclus: |
|
|
a |
Eens prominent, dan altijd prominent; |
|
b |
Ooit niet-prominent, dan nooit prominent. |
Volgens dit principe zijn alleen de gemarkeerde vocalen prominent in bijvoorbeeld de volgende composita: feitenmateriaal, woordgroepen, accentbotsing, trioolritme.
Het cyclisch principe volgens (1) is niet volledig, in de zin dat er geen aanvulling nodig zou zijn om via een omweg extra prominentie in te voeren, en het is niet absoluut dwingend, in de zin dat er geen uitzonderingen bestaan. Er is bijvoorbeeld aanvulling nodig om in materiaal ook de beginklinker prominentie te geven, hoewel deze prominentie nergens in de cyclus voorkomt, en er zijn uitzonderingen bekend welke worden toegeschreven aan reacties op accentbotsingen, zoals de verandering van het cyclische tandpasta in het ritmische tampesta. Dergelijke veranderingen zijn in strijd met (1a), terwijl het type materiaal (1b) op losse schroeven zet. Dit laatste type is sinds de ontwikkeling van de metrische fonologie niet erg interessant meer, omdat deze theorie op natuurlijke wijze voorziet in aanvullingen op (1b): als materiaal in één cyclus wordt geanalyseerd, dan krijgt de laatse vocaal de cyclische accenttop en de eerste vocaal een ritmische accenttop. Er zijn verschillende manieren om deze prestatie te leveren: via bomen, via grids, via autosegmentele lagen, etcetera. We laten al deze verschillende ‘kaders’ voor wat ze zijn en we concentreren ons alleen op het positieve deel van de fonologische cyclus, te weten (1a). Een type uitzonderingen waarop in de literatuur de aandacht gevestigd is, valt onder de categorie ‘reactie op stress clash’. Van Zonneveld (1983) definieert zelfs elke vorm van linguïstisch ritme als zo'n reactie: (s staat voor ritmisch ‘strong’, w voor ritmisch ‘weak’).
(2) |
Linguïstisch Ritme |
|
|
Ritme = *s s / s s --> s w, waar s= 1 accent van compositum |
|
s s --> w s, elders |
Volgens dit principe valt te verklaren dat in eenvoudige composita als eiwit en
| |
| |
stopverf een accentbotsing resulteert in verzwakking van het tweede lid, en dat de stress clash elders het omgekeerde effect heeft. Bij dit ‘elders’ kan men zich de ritmische accentverschuivingen bekend onder de naam ‘Iambic Reversal’ voor de geest halen (thirteen mèn wordt thirteen mèn), waar de verschuiving links van het fulcrum (de accent top van de frase) plaats vindt, alsook verschuivingen rechts van het fulcrum, door Gussenhoven (1984) ‘Trochaic Reversal’ gedoopt. Laatstgenoemde vermeldt een morfologische en een fonologische conditie op accentverschuiving rechts van het fulcrum:
In Dutch, this Trochaic Reversal is common in nominal compounds, provided the embedded item is not itself compound and the shifted syllable contains a short (or [-tense]) vowel. (Gussenhoven 1984: 305)
Verschuiving zou dan moeten uitblijven in dansleraar en postgiro. Ook het genoemde tampesta-voorbeeld zou hij wellicht niet accepteren. De morfologische conditie (‘provided the embedded item is not itself compound’) vertoont in onze ogen teveel respect voor de fonologische cyclus (1) en te weinig voor het linguïstisch ritme (2). Vergelijk in dit licht de volgende samenstelling:
(3) |
Reacties op stress clash (cijfers staan voor accentwaarden) |
|
|
cyclisch |
ritmisch |
|
|
1 2 3 |
1 3 2 |
|
privé-vliegtuig |
privé-vliegtuig |
privé-vliegtuig |
|
w s s w |
w s w s |
|
1 2 3 |
1 3 2 |
|
|
gasaansteker |
gasaansteker |
gasaansteker |
|
s s w w |
s w s w |
|
1 2 3 |
1 3 2 |
|
|
basisopstelling |
basisopstelling |
basisopstelling |
|
s w s s w |
s w w w s |
In de ritmische patronen ontbreekt de stress clash die afkomstig is van de fonologische cyclus. Het cyclische patroon reflecteert de morfologische structuur van het compositum, het ritmische doet dat niet: het valt in geval van privé-vliegtuig, als men verder niets weet, ritmisch niet uit te maken of er gedoeld wordt op het tuig van een privé-vlieg dan wel op het vliegtuig van een privé-persoon. Met deze analyse zijn we het principe van de Fonologische Cyclus (1a) nog maar op een overzichtelijke manier aan het ondergraven: het principe blijft geldig, maar het maakt een buiging voor stress clashes. Toch ziet het er voor dit principe somberder uit dan men tot dusver zou kunnen vermoeden.
| |
2. Triool-Nederlands
Samenstellingen van de vorm als besproken onder (3) lenen zich voor tenminste twee ritmische analyses: een strikt volgens de cyclus (1) en een volgens de accentbotsingoplossing (2). Volgens Gilbers (1984) is er veel meer ruimte voor ritmische variatie: daar wordt met zoveel woorden gesteld dat ritmische structuren variabele eenheden zijn. Een aardig voorbeeld ter illustratie van de juistheid van deze stelling is de uitspraak van het compositum fototoestel.
| |
| |
(4) |
|
fototoestel |
|
|
|
a |
[[foto] |
[[toe] |
[stel]]] |
|
|
1 |
1 |
1 |
|
|
1 |
2 |
|
|
|
1 |
2 |
3 |
volgens cyclus |
|
|
b |
[foto] |
[toe] |
[stel] |
|
|
s w |
s |
s |
|
|
s w |
w |
s |
volgens (2) |
Als we cijferwaarden zouden toekennen aan beide patronen van (4), dan zou het cyclische patroon 1 3 2 3 zijn en het ritmische 1 4 3 2. Over de wijze waarop deze waardering tot stand komt willen we het in dit verband niet hebben. Waar het om gaat is, dat een cyclische waardering niet tot een accentbotsing leidt bij fototoestel, maar bijvoorbeeld wel bij lijntoestel dat vergelijkbaar is met privé-vliegtuig in (3). Daarbij moet bovendien bedacht worden dat de cyclische uitkomst bij fototoestel een alternantiepatroon is dat voldoet aan welgevormdheidsprincipes voor metrische telramen (‘grids’), volgens Selkirk (1984) en Hayes (1984). De laatste stelt bijvoorbeeld de ‘disyllabic rule’ voor, als een van een setje ‘eurithmicity rules’, die bij fototoestel de volgende grid zou leveren:
(4) |
c |
fototoestel |
|
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
x |
x |
x |
volgens Hayes (1984) |
Het trocheïsche patroon van (4c) zou van Prince (1983) het predikaat ‘perfect two-level grid’ krijgen. Kortom, er is ritmisch helemaal niets mis met het patroon van (4c), dat rechtstreeks afleidbaar is volgens de fonologische cyclus (4a), maar niettemin behoort (4b) tot de mogelijkheden en is dat, volgens (2) zelfs het enig juiste patroon. De grid behorend bij (4b) is die van (4d), in strijd met HayeS′ ‘eurithmicity rules’ en ook met het ‘Basic Beat Integrity Principle’ van Selkirk (1984). Immers, volgens de cyclische structuur van fototoestel komt toe in aanmerking voor een ‘basic beat’, welke afwezig is in (4d).
(4) |
d |
fototoestel |
|
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
x |
x |
x |
grid bij (4b) |
De ingebedde dactylus fototoe analyseren we, à la Gilbers, als een triool, de maximale maat in een 2/4 maat-analyse van het talige ritme. In zo'n analyse zijn naast triolen ook maten mogelijk die volgemaakt worden door twee kwartnoten (trocheeën), waarbij een kwartnoot altijd ‘nul’ kan zijn.
Deze analyse brengt met zich mee dat de varianten (c) en (d) ritmisch gezien als gelijkwaardig beschouwd moeten worden. Beide varianten voorzien in twee maten, zij het dat de variant (d) de maat ingeleid door stel met een ‘nul’ vol moet maken. Zie voor details Gilbers (1984).
Kan de stress clash-uitweg die openstaat voor schendingen van het cyclische principe niet alsnog bewandeld worden met de fototoestel-analyse (4a)? Immers, het cijferpatroon 1 2 3 verandert bij de triool-variant in 1 3 2, hetzelfde patroon dat ook onder (3) als resultaat van een accentbotsing tevoorschijn komt. Als men deze uitweg zou willen benutten, dan zou men kunnen opperen dat de stress clash in (4a) zich niet voordoet op het niveau van de syllabe, maar op dat van de metrische voeten. De bisyllabische sterke voet foto zou, in zo'n visie, botsen
| |
| |
met de monosyllabische sterke voet toe, de sterke zuster van de relatief zwakke voet stel. Vergissen wij ons niet, dan zou een theorie als die van De Haas (1985) de zaak zo wel rechtzetten. De bedoelde voetniveau-accentbotsing wordt in diagram (4e) zichtbaar gemaakt: geen botsing op syllabeniveau, wel op dat van de voeten (woorden).
(4)e
Als er aanleiding zou zijn om een dergelijke botsing op het niveau van de kapitalen verantwoordelijk te stellen voor de triool-variant, dan zou deze situatie zich voordoen ongeacht de stand van zaken op het onderkastniveau van de syllaben. Dus zou het te verwachten zijn dat composita als fototoestel, maar met één syllabe meer in het eerste lid, dezelfde reactie op een (vermeende) voetniveau-stress clash te zien zouden geven. Beschouw het compositum radiotoestel. Vraag u af of toe daar relatief zwakker zou kunnen zijn dan stel, na vastgesteld te hebben dat radiotoestel, vanuit ons gezichtspunt, maar in één opzicht verschilt van fototoestel: het eerste lid telt één syllabe meer en vormt dus een triool. Wij zijn er vrij zeker van dat de cyclische analyse van radiotoestel geen concurrentie ondervindt van een analyse die doet in stress clashes op voetniveau en wij nemen dus aan dat de uitspraak rádiotoestèl niet bestaat. De trioolvariant van fototoestel doet zich dus los van cyclisch geproduceerde stress clashes voor: fototoe vormt een maximale maat, stel een minimale. Daarentegen is radiotoe niet als één maat te analyseren, omdat er één lettergreep te veel in zit.
Het kan geen kwaad om een en ander met wat feiten te ondersteunen. Naast de cyclische variant is er een trioolvariant voor samenstellingen als onder (5), overeenkomstig de fototoestel-varianten.
(5) |
opinieweekblad, kinderoppas, regelafstand, cylinderinhoud, vakantietoeslag, tekenpotlood. |
Het triool-Nederlands beperkt zich niet tot deze fototoestel-gevallen. Een van de drie voorbeelden onder (3), namelijk basisopstelling, betreft trioolvorming (basisop) in reactie op een stress clash (opstel). In het compositum opstelling is deze botsing (s s w) niet te vermijden, maar in combinatie met basis kan het geheel de vorm krijgen van een triool plus twee kwartnoten. De samenstellingen onder (6) bevestigen ons vermoeden dat de triool goede diensten verleent bij het opheffen van cyclisch afgeleide stress clashes. Als deze woorden zijn van het type basisopstelling.
(6) |
damesafdeling, waterhuishouding, zusterinstelling, avondvoorstelling, oorlogsmisdadiger, bouwvakarbeider, wielerliefhebber, fractievoorzitter, bliksemafleider, cylinderdoorsnede, boekenbijlage, studietoelage, continuer ingsaanvrage, politieoptreden, kinderpostzegel. |
Het aardige van deze collectie is, dat er een tot dusver niet gesignaleerde soort van reactie op een stress clash mee aangetoond wordt, en wel een soort dat in strijd is met de toonaangevende opvattingen in dezen, als bijvoorbeeld neergelegd
| |
| |
in de ‘eurithmicity rules’ van Hayes en het ‘Basic Beat Integrity Principle’ van Selkirk, waarbij ritmische reparaties van cyclische accentbotsingen steeds trocheïsche vormen aannemen. Dat het hier botsingen betreft op syllabeniveau, en niet op enig niveau daarboven, laat zich bewijzen in de lijn van het al besproken paar fototoestel en radiotoestel. Een analoog paar wordt gevormd door voorwielophanging en achterwielophanging: de triool is mogelijk in het eerste geval (voorwielop), maar niet in het laatste. De enige manier om aan de accentbotsing (ophanging: s s w) te ontkomen is de trochee-uitspraak, door wielop als één maat te realiseren. Deze trochee-oplossing hebben wij bij onze praktische observaties niet aangetroffen. Wij nemen dan ook voorlopig aan dat de stress clashes in samenstellingen onder (7) normaal gesproken in stand blijven, ook al voorziet, theoretisch bekeken, trocheïsche alternantie in een oplossing.
(7) |
ondergoedafdeling, overheidshuishouding, verzekeringsinstelling, liefdadigheidspostzegel, uitzonderingsmaatregel |
In deze paragraaf hebben we enkele ritmische eigenaardigheden van het Nederlands aan de orde gesteld, zonder de lezer nader in te lichten over het waarom van dit soort belangstelling. Vandaar dat de slotparagraaf een en ander in een wat ruimer perspectief plaatst.
| |
3. Besluit
Het lijkt er soms op dat de ritme-fonologie bij uitstek het domein is van taalkunde-freaks die theorieën hebben over boomstructuren, grids of autosegmenten (als Hoeksema en Van Zonneveld 1984), en daarmee inmiddels al lang bekende feiten over accent en ritme nog eens te lijf gaan. In deze omstandigheid vinden wij het nodig om te benadrukken dat er nog bijzonder weinig bekend is over de factoren die de vormen van ritmische variatie, als hiervoor te berde gebracht, bepalen. Zo weten wij niet waarom sommige sprekers meer trioliseren dan andere. Wij vermoeden dat spreektempo en lexicalisering er iets mee te maken hebben, maar wij hebben dat nog nauwelijks kunnen bevestigen of ontkrachten. Daarnaast willen wij erop wijzen dat tal van fonologische processen ritmegevoelig zijn, om niet te zeggen ritme-afhankelijk. Dat betreft processen als hersyllabificatie, assimilatie en vocaalreductie. Bijvoorbeeld: wanneer ‘P.S.V.’ een ritme-patroon van drie maten heeft, het yell-ritme, dan is vocaalreductie binnen de tweede lettergreep onmogelijk en dan blijft ook stemassimilatie uit (sv --> sf). Wanneer loonpolitiek in drie maten wordt gerealiseerd, dan blijft nasaalaanpassing (np --> mp) achterwege, terwijl daar in de trioolvariant nauwelijks aan te ontkomen valt. Laten wij de gevoeligheid van vocaalreductieprocessen voor linguïstisch ritme nog maar eens illustreren met een voorbeeld uit Gilbers (1984).
(8) |
a |
| |
Zuid |
|
| |
afri |
| |
kaans |
|
| |
|
|
s |
ø |
|
s |
w |
|
s |
ø |
|
drie Gilbers-maten |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
|
(x grudweergave van ø) |
|
|
b |
| |
Zuid |
|
afri |
| |
|
kaans |
|
| |
|
|
s |
|
w |
w |
|
s |
ø |
|
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
|
In de drie-maten-analyse (8a) is vocaalreductie binnen de tweede lettergreep niet
| |
| |
mogelijk, maar in de trioolanalyse (8b), resulterend in twee maten, komt deze lettergreep wel degelijk voor reductie in aanmerking. Dit woord verschilt van de samenstellingen die we eerder besproken hebben, in de zin dat het frase-accent zich aan het woordeind bevindt en dat de triolisering daarom links van het fulcrum moet plaatsvinden. Frasen waarin dezelfde variatie geboden wordt zijn de volgende:
(9) |
bladzijde drie, recht voor zijn raap, Roomskatholiek, Jan Griffioen, Alblasserdam. |
Dat ook het Engels een dergelijke varatie kent wordt gedemonstreerd door Fats Domino's uitspraak van ‘Blueberry Hill’, een waarneming die in de theorie van het linguïstisch ritme niettemin nergens te vinden is. Wij hopen dan ook in dit niet al te lange artikel interesse te hebben opgeroepen voor de theoretische aspecten van onze triool-onderneming. Met name in relatie tot het oplossen van stress clashes blijkt de triool een zeer populaire maat. Een van de opmerkelijkste observaties in dit verband is wel deze: in sommige gevallen kiest men in het enkelvoud voor het cyclische ritme en in het meervoud voor de triool. Vergelijk bijvoorbeeld (10a) en (10b).
(10) |
a |
| |
voetbal |
| |
uitslag |
| |
|
|
1 |
|
2 |
|
|
s |
w |
|
s |
w |
|
|
b |
| |
voetbaluit |
| |
slagen |
| |
|
1 |
|
2 |
|
|
s |
w |
w |
|
s |
w |
|
In onze visie is de triool eveneens mogelijk naast (10a), precies als fototoestel, maar deze maat verdient de voorkeur bij (10b), omdat zo de cyclisch geproduceerde stress clash (uitslagen is s s w) omzeild kan worden. Elders (Van Zonneveld 1986) is betoogd dat de meervoudsvorming in het algemeen, dus los van het triool-Nederlands, allergisch is voor accentbotsingen.
Tussen neus en lippen door hebben wij melding gemaakt van ritmische eigenaardigheden van het Engels: ‘Blueberry Hill’ zou een trioolvariant hebben, naast de cyclische clash (blueberry is s s w). Voor zover wij hebben kunnen nagaan, voorziet het Engels wel in trioolvarianten links van het fulcrum, dus bij ‘phrasal stress’, maar niet rechts daarvan. Een Engelse pendant van fototoestel, in trioolvorm, hebben wij niet aangetroffen. Een mogelijke verklaring is te vinden in de ‘Lexical Category Prominence Rule’ van Liberman and Prince (1977), die, als fototoestel een Engels compositum was, het hoofdaccent aan toe zou geven. Overtuigd zijn wij echter geenszins. Daarom nemen wij ons voor de verschillende eigenschappen van het Nederlands en het Engels, voor wat betreft hun ritmische voorkeuren, in de nabije toekomst nader te onderzoeken.
| |
Literatuur
Chomsky, N. and M. Halle (1968) The sound pattern of English. New York. |
Gilbers, D.G. (1984) Ritmische variabiliteit en vocaalreductie. In: TABU 14, 41-66. |
Gussenhoven, C. (1984) On the Grammar and Semantics of Sentence Accents. Dordrecht. |
Haas, W. de (1985) Ritmische Accentverschuiving in Samenstellende Afleidingen in het Nederlands. In: GLOT 8, 129-158. |
Hayes, B. (1984) The Phonology of Rhythm in English. In: Linguistic Inquiry 15, 33-74. |
| |
| |
Hoeksema, J. en R. van Zonneveld (1984) Een autosegmentele theorie van het Nederlandse woordaccent. In: Spektator 13, 450-472. |
Liberman, M. and A. Prince (1977) On stress and linguistic rhythm. In: Linguistic Inquiry 8, 249-336. |
Prince, A. (1983) Relating to the grid. In: Linguistic Inquiry 14, 19-100. |
Selkirk, E.O. (1984) Phonology and Syntax. Cambridge, Mass. |
Zonneveld, R.M. van (1983) Affix-grammatica. Een onderzoek naar woordvorming in het Nederlands. Dissertatie, Groningen. |
Zonneveld, R.M. van (1986) Over de vormgevoeligheden van de morfologische operatie PL. In: GLOT 9, te verschijnen. |
|
|