Tabu. Jaargang 16
(1986)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Homorgane glijders - een ander chapiter: klank zonder spelling
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord en flexiemorfeem (of: de j-klank als auslaut van het basiswoord) genoteerd dient te worden. In RND 16 blijken er twee varianten voor te komen die belangrijk van elkaar verschillen: (fonet.: nei(j)e en nèje). De laatste vorm is betrekkelijk duidelijk aan een geografische bepaaldheid te relateren: Finsterwolde, Hoogezand, Veendam, Oude Pekela, Stadskanaal en Wessingtange (Rottum laten we in dit overzichtje maar buiten beschouwing, maar daar staat het óók genoteerd). De vorm komt voor in twee zinnen, namelijk 74 en 135. Ze komen in de RND zó voor (+ = nèje, - = nei(j)e):
Arbitrariteit lijkt ook enigermate een rol gespeeld te hebben bij de varianten neie en neije. Wij gaan er van uit dat de vorm mèt j alléén kan voorkomen en dat er binnen Groningen geen fonetisch correlaat is met de twee orthografische varianten neie en neije die in RND 16 genoteerd staan. Eenzelfde overzicht als hierboven maar nu voor het paar neie/neije toont het volgende (+ = neie, - = neije):
Kan men bij (i) nog spreken van mogelijke vocaalvariatie bij de informanten, bij (ii) lijkt het niet erg plausibel dat de vermeende ø/j-variatie toegeschreven moet worden aan de ondervraagde native speakers. Niet alleen bij de dialecten, maar ook bij het standaard Nederlands doet zich het probleem voor van uitspraak- en oordeelsvariatie van de informanten, en interpretatievariatie van de taalkundige waarnemer. Een extra factor kan daarbij soms ook nog interactie van het schriftbeeld zijn, een kwestie waarover in Sassen (1977) veel behartigensvaardigs wordt vermeld. Dat Paardekoopers Uitspraakgids van het ABN (1978) nauwelijks hulp biedt bij de bestudering van de hier onderzochte kwesties, is opmerkelijk. De overgangsklanken worden niet of mondjesmaat genoteerd. Van de door ons bestudeerde gevallen wordt slecht Kaïn in het boekje genoemd. Onder de paragraaf ‘Letter en klank’ wordt dat onder j (1978: XIV) en w (1978: XV) ook toegegeven ‘In voorden als breien, bijeen enz. kun je er niet buiten om een tussenklank-j te laten horen, dus om brei-je en bij-jeen te zeggen. Die kleine tussenklank heb ik na ɛi niet weergegeven.’ Voor de w geldt blijkens p. XV m.m. het zelfde. Een vraag die zich in dit verband regelmatig voordoet, betreft de scheiding tussen (gemakshalve zo te noemen) ‘fonetische feiten’ enerzijds en de ‘notatie van die feiten’ anderzijds. Zo wordt in Hermkens (1971) uitvoerig ingegaan op de fonetische schrijfwijze van de overgangsklanken tussen twee klinkers (1971: 39) waarbij de verschillende praktijken van de diverse fonetici worden uiteengezet zonder dat nu volledig duidelijk wordt of het hier steeds alleen gaat om notatie-verschillen dan wel om observatie-verschillen. In het nu volgende deel van onze bijdrage geven we aan hoe de feiten met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betrekking tot homorgane glijders worden gepresenteerd door een aantal auteurs; vervolgens zal een anders gerichte benaderingswijze worden geïntroduceerd in het kader waarvan zinvol empirisch onderzoek kan plaatsvinden. Met de resultaten van een dergelijk onderzoek sluiten wij onze bijdrage af. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Homorgane glijders tussen vocalenOver het verschijnsel van de aan- of afwezigheid van een glijder tussen twee vocalen bestaat een vrij uitgebreide literatuur die zich uitstrekt over meer dan een halve eeuw, waarbij wij zo vrij zijn het decennium van Zwaardemaker en Eijkman (1928) als beginpunt te kiezen. Zwaardemaker en Eijkman (1928: 152 e.v.) -en, zoals verwacht mag worden, ook Eijkman (1937)- vormen echter, opvallend genoeg, een uitzondering en wel in die zin, dat er juist géén sprake is van glijderinvoeging en woorden als drieën, zeeën dus zonder j worden voorgesteld. Vrijwel alle andere auteurs maken daarentegen melding van in te voegen glijders tussen aangrenzende vocalen. De onderlinge verschillen betreffen in ieder geval de gebruikte terminologie; wanneer we ons tot de wat recentere publikaties beperken, treffen we bijvoorbeeld aan: ‘hiaatvulling’ (Van den Berg 1978: 48), ‘homorganic glide insertion’ (Zonneveld 1978: 64), ‘halfvocaal-invoeging’ (Booij 1981: 105) en ‘homorgane hiaatdelging’ (Trommelen en Zonneveld 1982: 69). Voor het overige neemt alleen Van den Berg (1978) een bijzondere positie in, door ook de n als hiaatvuller in zijn observaties en descriptieve regels te betrekken. Omdat de n niet tot de glijders gerekend kan worden, en het bij n-insertie om een andere klasse van verschijnselen gaat, laten wij de intervocalische n (van het type Zag je-n-em niet?) hier verder buiten beschouwing. Welke glijders komen nu precies in aanmerking als hiaatvullers? Gelet op de eenstemmigheid van diverse auteurs op dit punt, lijkt het beeld ongecompliceerd: er vordt òf een j òf een w ingevoegd. In alle andere gevallen blijft het intervocalische hiaat gewoon bestaan. ‘In het Nederlands wordt tussen twee vocalen een [j] of [w] ingevoegd, de [j] na een voorvocaal, en de [w] na een achtervocaal (...). Alleen na de [a] wordt geen halfvocaal ingevoegd, zoals blijkt uit de uitspraak van woorden als chaos, aorta, paëlla, Kaunda, Kaïn en algebraïsch’, aldus Booij (1981: 105). In Zonneveld (1978), waar de onderhavige materie uitvoeriger behandeld wordt, zijn er ook slechts drie mogelijkheden: j- of w-insertie of überhaupt geen glijder-insertie (1978: 66-68 en 68-69). Trommelen en Zonneveld (1979: 68-69) is hier geheel mee in overeenstemming. De hier gereleveerde voorstelling van zaken verdient onzes inziens evenwel enige nuancering, als we er van uit gaan dat het glijder-systeem van het Nederlands behalve de j en de w ook nog de h en de glottisslag (') omvat. De rol van deze laatste glijder lijkt geheel te worden veronachtzaamd bij de descriptie van intervocalische ‘hiaten’ en de ‘opvulling’ daarvan. Voor een uitvoeriger argumentatie ten aanzien van de fonologische status van de glottisslag moet op deze plaats volstaan worden met een verwijzing naar Reker (1983). Vanwege een onderliggend aan te nemen segment ['] op de plek van de ‘lege’ onset van een syllabe, is het ook juister van ‘glideversterking’ te spreken, wanneer de zwakke glijder ['] overgaat in een sterke glijder [j] of [w] (Reker 1983: 133). In de volgende secties van deze bijdrage zullen wij nog herhaaldelijk terugkomen op de rol van de overige glijders, naast j en w. Behalve over de glijders zelf, spreken de auteurs zich ook uit over de context die bepalend is voor de keuze van de betrokken glijder. Het zijn altijd de kenmerkspecificaties van de linker vocaal die de keuze van de in te voegen glijders vastleggen. ‘De inherente overgangsklanken hangen samen met de aard van de voorafgaande klinker’ (Hermkens 1971: 40). De features [rond] en [achter] zijn daarbij steeds beslissend. ‘Hiatus-glide insertion in Dutch is governed bij the leftmost vowel: front non-round vowels take [j], and back round ones take [w]’ (Zonneveld 1978: 66). Trommelen en Zonneveld (1979) geven een eenvoudiger constellatie: ‘Het is duidelijk dat juist de j na voorvocalen wordt ingevoegd omdat het een voorconsonant is, terwijl de w na achtervocalen wordt ingevoegd omdat het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een achterconsonant is’ (1979: 69). Booij (1981) geeft in beginsel dezelfde contextspecificatie (‘de [j] na een voorvocaal, en de [w] na een achtervocaal’), maar deelt, zo blijkt, de zienswijze van Trommelen en Zonneveld (1979) op de ‘voor- en achterconsonanten’ j en w niet. De aanduiding van de glijder w als achterconsonant ligt ook niet erg voor de hand, zeker niet als de w (Trommelen en Zonneveld 1979: 19, 21) qua articulatie bij de labialen wordt ingedeeld. Onder verwijzing naar Van den Berg (197A: 40, 49; 1978: 38, 39) en Cohen e.a.(1961: 38) volgen wij Booij waar hij het onderscheid tussen j en w primair met [± rond] aangeeft, en het kenmerk [achter] buiten beschouwing laat. Dit betekent dat wij de voorkeur geven aan een [α rond]-waarde voor de glijder, die via de α-conventie gekoppeld kan worden aan (in elk geval) de [α achter]-waarde van de linkervocaal. Zoals hierboven al aangestipt, vindt in de omgeving van de [a] als linker vocaal geen glijderinsertie plaats. Zonneveld (1978) neemt daarom het kenmerk [-low] in de context op (1978: 69); Booij sluit deze vocaal uit met de feature-keuzecombinatie
De aldus gepresenteerde data laten zien dat een voorklinker (= groep A) een j selecteert, en een achterklinker (= groep B) een w. In principe verantwoorden de geformaliseerde regels deze samenhang. Ter illustratie geven we hier de regel zoals Booij (1981: 105) hem voorstelt (onder vereenvoudiging van enkele details): (iv) Voor de groep C van overzicht (iii) voorspelt deze regel telkens de glijder j; opvallend genoeg vermeldt Booij echter geen voorbeelden met de vocaal [ø] en is zijn observatie met betrekking tot de uitspraak van het woord fluor een andere dan die van Zonneveld. De regel van Zonneveld, die gebruik maakt van een dubbele α-conventie, lijkt juist te zijn geconstrueerd om het door hem beoogde verschil tussen de hoge voorklinkers [i] en [y] wat betreft hun glijder-selectie uit te drukken. ‘(....) among the high vovels HGI is governed bij roundness, while among the mid vowels it is governed bij backness’ (Zonneveld 1978: 68). Terzijde merken wij op dat deze behandeling voor de eveneens hoge (achter-)klinker [u] geheel redundant is. Zonneveld geeft zijn regel in een aantal versies (1978: 67,69,73); onze weergave ervan doet recht aan de essentie (maar vereenvoudigt een aantal ondergeschikte punten): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(v) De concurrentie die j en w van elkaar ondervinden in groep C is ook door de genoemde auteurs opgemerkt. ‘Verder zijn er enkele woorden waar na de [y] ook de [w] kan optreden. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat de [y] rond is, evenals de [w]’ (Booij 1981: 105). Zonneveld formuleert het net andersom: ‘For some speakers, including myself, there is a further twist to HGI after [y] in that they allow [j] after stressed [y] (...)’ (1978: 69). Ook Hermkens (1971: 40) spreekt zich in die zin uit. In totaal zijn er nu in het observationele en descriptieve vlak voor groep C, naast mogelijkheid (0), drie mogelijkheden: (0) er blijkt alsnog een systematiek te bestaan met betrekking tot de glijderdistributie; dat wil zeggen de (aan te passen) regel selecteertòf j òf w; (1) j en w zijn beide mogelijk, of, onder nadere condities, soms beide mogelijk; dat wil zeggen de regel wordt eventueel verder aangescherpt en bevat een optioneel element; (2) de keuze tussen j en w blijft problematisch; dat wil zeggen de regel lijkt (voorlopig) niet goed formuleerbaar; (3) de keuze mag meer omvatten dan j of w, en laat ook een j-achtige w toe (of w-achtige j, zo men wil). In Zonneveld (1976: 31-32) en Gussenhoven (1980: 177-178) wordt vooral deze laatste mogelijkheid uitgewerkt. Naast j en w, die zij resp. als [-achter, -rond] en [+achter, +rond] karakteriseren, onderscheiden zij ook nog ẅ, met de kenmerken [-achter, +rond]. Door niet langer één α-waarde te gebruiken, maar [achter] en [rond] elk een aparte waarde te geven, kan de correlatie met de vocaal worden beschreven. De regel bevat dan informatie van het type [αachter, β rond]. Wij volstaan hier met een verwijzing naar de bespreking van de resultaten van ons onderzoek, waar wij opnieuw enige aandacht schenken aan de hier gegeven mogelijkheden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Andere glijder, andere richting, andere dataZoals wij hierboven al betoogd hebben, is het dienstig het glijdersysteem van het Nederlands ruimer op te vatten dan uitsluitend de klasse van j en w. Indien ook de glottisslag' in de beschouwing wordt betrokken, kan het uitzonderlijke gedrag van de [a] als linkervocaal teruggebracht worden tot een ‘normaal’ geval van glijder-selectie. De intervocalische glijders j, w en' vertonen dan een distributie die voor j en w bepaald wordt door de lage vocaal [a]. Een dergelijke analyse vindt niet alleen steun in tal van argumenten (zie Reker 1983), maar doet ook recht aan de fonetische werkelijkheid; woorden als Aäron, Naäman of naäpen worden immers uitgesproken met een glottisslag tussen de vocalen. Het verband tussen de glottisslag en de klinker [a] beperkt zich overigens niet tot verschijnselen in Germaanse talen. Met het oog op enkele groepen in het materiaal dat in de volgende sectie wordt geïntroduceerd, kan alvast gewezen worden op de uit het (bijbels) Hebreeuws bekende voorliefde van de laryngale h en' voor de korte a-klank, daar ‘patah’ (=‘opening’) geheten. ‘They prefer before them, and sometimes after them (...), a short A-sound, because this vowel is organically the nearest akin to the gutturals’ (Gesenius-Kautzsch 1970: 77). In feite is het verschijnsel algemener van aard, en strekt het zich uit tot de Semitische talen: ‘The pharyngal and laryngal consonants frequently occasion a change of other vowels to a (...)’ (Moscati 1969: 58). Hoe moet nu het verband worden gezien tussen' en a? Als we aannemen dat het typerende verschil tussen j en w wordt uitgedrukt door middel van het kenmerk [±rond] (of desgewenst de kenmerkencombinatie [±rond, ± achter]), dan valt het op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[+rond] (of desgewenst de kenmerkencombinatie [±rond, ± achter]), dan valt het op dat de zwakke glijder' voor het kenmerk [rond] geen inherente specificatie heeft. Voor de klinker [a] geldt hetzelfde. De klinker [a] -en ook de [ə] - is ‘blank’ voor dit distinctieve feature. In het kader van een discussie over gepalataliseerde en gelabialiseerde consonanten in de omgeving van de vocaal [a] (van het Nupe) stelt Hooper dan ook: ‘Thus the only low vowel will be [a], and its archi-segmental representation may be blank for back and round’ (Hooper 1976: 68). Wanneer wij er nu van uit gaan dat er eigenlijk geen intervocalische ‘hiaten’ bestaan en dat de ‘lege’ onset van de syllabe van de rechter vocaal onderliggend het segment' bevat, is het niet onaannemelijk dat de glottisslag behouden blijft; bij ‘glijderversterking’ zou de vocaal zijn feature(s) immers aan de glijder moeten overdragen. Wij hebben ons tot nu toe alleen bezig gehouden met de linker vocaal van de glijdercontext ‘V - V’; het is echter niet op voorhand uitgesloten dat ook de rechter vocaal van enige invloed kan blijken. Het is zeker niet zo dat zulke rechter vocalen in beginsel geen assimilerende invloed op de aangrenzende consonant kunnen hebben. Bekend is, hoe in Romaanse talen de vroegere k-klank uit het Latijn zich wijzigde tot òf een s- òf een k-klank op grond van een direct volgende vocaal. Voor een achterklinker bleef de ‘achter’-medeklinker k gehandhaafd, voor een voorvocaal raakte de velaire k als het ware gefront tot een s; vandaar het verschil tussen Petrarca (lees: PatrarkaGa naar eind2.) en Gallicisme (lees: Gallisisme). Vergelijken we nu de intervocalische glijderselectie met de distributie van diezelfde glijders aan het einde van een syllabe, dan zien we zekere overeenkomsten, maar ook bepaalde verschillen:
De overeenkomst bestaat hierin dat de achterklinkers (1e kolom van schema (vi)) de glijder j naast zich kunnen hebben, en de voorklinkers (2e kolom) de glijder w. Er is hier echter sprake van een spiegelbeeld van de intervocalische glijders: [α achter] vocalen vereisen hier een [-αrond] segment. Deze observatie vinden we bijvoorbeeld in Cohen e.a. (1961: 102) en Trommelen (1984: 146). De merkwaardige afwezigheid van enige glijder na [ø] (zie kolom 3 van (vi)) wordt overigens door Cohen e.a. wel opgemerkt, maar door Trommelen niet gesignaleerd. Een opvallend verschil is ten slotte het gedrag van de klinker [a]. Intervocalisch selecteert deze vocaal j noch w; aan het einde van een syllabe heerst er evenwel een negatieve conditie met betrekking tot een combinatie met w en geldt er een positieve combineerbaarheid met j, met andere woorden: de vocaal [a] gedraagt zich hier als een ‘gewone’ achterklinker.' Het maakt kennelijk nogal wat uit of de glijder deel uitmaakt van de rhyme van een syllabe (of zelfs een status aparte verkrijgt, zoals Trommelen (1984: 148) wil), dan wel als overgangsklank functioneert. Hoewel de betrokken regels in beide gevallen ‘linkskijkend’ zijn, gaat het om verschillende zaken. De restrictie die *boew verbiedt, regelt een deel van de syllabestructuur en is daarbij contrastief fonologisch gemotiveerd (boei vs *boew). De regels voor intervocalische glijders lijken eerder een fonetisch-fonologische achtergrond te hebben. Er is immers juist geen tegenstelling in α-waarden voor de features, terwijl er voorts voor de glijders evenmin een contrastieve rol is weggelegd. De aard van de glijder in intervocalische positie stemt overeen met het sluitingsprodukt van de klinker zèlf in geïsoleerde gevallen (zie ook Hermkens 1971: 40). Fonetisch kennen wij voor zee en kano de realiseringen [zej] en [kanow]; de overgangsklanken in zeeën en kanoën (resp j en w) corresponderen daarmee. Het karakter van de regel voor intervocalische glijders is dus assimilerend in onze visie: een onderliggende glottisslag wordt (gedeeltelijk) gelijkgetrokken met een aangrenzende vocaal. Het is verleidelijk, aan te nemen dat zo'n fonetisch-fonologische regel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangrenzende vocaal. In deze bijdrage onderzoeken wij daarom de hypothese dat onder bepaalde voorwaarden ook de rechtervocaal van invloed is. De regel blijft dan primair ‘linkskijkend’, maar verandert van richting als dat niets oplevert. Te verwachten valt dat bij een [a] als linkervocaal, de regel ook ‘rechtskijkend’ wordt. Deze benadering levert het volgende verwachtingspatroon op:
Niet zonder reden hebben wij ons tot nu toe enigszins terughoudend opgesteld waar het de ‘feiten’ van intervocalische glijderselectie betreft. De aard van het formalisme van de generatieve fonologie geeft zeker aanleiding zulke feiten enigszins zwart-wit voor te stellen: het is bijvoorbeeld òf [-rond], dus j, òf [+rond], dus w. Wij hebben de indruk dat deze data steeds voortkomen uit introspectie van de betrokken auteurs. Deze introspectie geeft niet altijd een volledig betrouwbaar beeld: ‘Our introspections tend to be categorical (...)’ (Labov 1975: 42). Labov (1975) bepleit dan ook de variabiliteit van het taalgebruik te bestuderen. De tot nu toe gevolgde beschouwingswijze kunnen wij in ieder geval verbreden door de observationele basis anders te kiezen. Daarbij hoeft het verschil in benadering niet zo groot te zijn als bijvoorbeeld tussen Koopmans-van Beinum (1980) en Booij (1981: 149) waar het om klinkerreductie tot schwa gaat. Wanneer wij een niet te kleine, geselecteerde groep informanten aan een meerkeuze elicitatie-experiment laten deelnemen, kunnen wij beschikken over een grote hoeveelheid data. Deze data zullen een genuanceerder beeld vertonen, waarin mogelijk patronen en tendensen kunnen worden aangewezen. Eerder geformuleerde verwachtingen met betrekking tot coarticulatieverschijnselen vanwege bijvoorbeeld een rechter vocaal (zie schema (vii) B) lenen zich op deze wijze voor toetsing. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Opzet en uitvoering van het onderzoekVoor een onderzoek dat gericht is op tendensen in linguïstische oordelen is een kleinschalige data-verzameling niet zo geschikt; de beschouwingswijze die wij voorstaan zoekt voor nadere evidentie naar uitkomsten die gebaseerd zijn op grotere bestanden. Hoewel wij telkens voorlopige conclusies verbinden aan deelverzamelingen (of clusters daarvan) omvat ons materiaal in zijn totaliteit ca. 13.000 gegevems. Deze gegevens zijn verkregen door aan 57 geselecteerde proefpersonen oordelen te ontlokken via een schriftelijke enquête. De proefpersonen bestonden uit propedeutische studenten-Nederlands aan de RUG, die zich -in deze studiefase- uitvoerig hadden beziggehouden met fonetische transcripties. Voor 57 woorden moesten zij telkens aangeven welke uitspraak hun voorkeur had en welke uitspraak het minst in aanmerking zou komen, en wel door zo'n uitspraak resp. te omcirkelen en door te strepen. Aangezien het enquête-formulier telkens per woord 4 uitspraakvarianten aanbiedt, wordt tegelijkertijd zichtbaar welk tweetal in het tussengebied tussen positief en negatief gesitueerd dient te worden. Het totaal aantal gegevens komt daarbij dus op 57 × 57 × 4 = 12.996. De verschillende uitspraakvarianten worden steeds in dezelfde volgorde aangeboden en stellen een uitspraak voor met de glijders [?] (glottisslag), [h], [j] en [w]. Wie zijn favoriete uitspraak in geen van deze kolommen kan herkennen, mag gebruik maken van de rubriek ‘anders’; bij de uitwerking zal met deze mogelijkheid verder rekening worden gehoudenGa naar eind3.. Ter illustratie volgt hieronder een klein deel van het enquête-formulier: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anders dan in Zonneveld (1978) waar de gekozen voorbeelden uit allerlei strata van het lexicon zijn genomen, wat de subgroepen een nogal heterogeen karakter verleent, hebben wij gestreefd naar homogeniteit van het lexicaal materiaal. Wij hebben ons beperkt tot een selectie ‘Israel-woorden’ (in grote meerderheid geput uit lijst III van het Aanhangsel van Van Dale (1984)). Deze, voornamelijk bijbelse, namen vormen vanuit lexicografisch gezichtspunt al eeuwen lang één verzameling. Belangrijker is echter dat deze groep in fonologisch opzicht een zeer rijke variatie in segmentele contexten te zien geeft; daarenboven geldt als voordeel dat er telkens subgroepen op te stellen zijn mèt en zònder gespelde [h] waardoor orthografische factoren vrij gemakkelijk kunnen worden opgespoord. Het niet te miskennen belang van de ‘gespelde-h’-woorden voor onze problematiek zal hierna nog uitvoerig aan de orde komen. De volledige lijst met bevraagde woorden is als bijlage (nr. 1) toegevoegd. Volledigheidshalve vermelden wij nog dat alle verkregen gegevens in gecodeerde vorm zowel op proefpersoon als op bevraagd woord in een computerbestand zijn ingebracht. De bewerkingen zijn uitgevoerd op een IBM-PC, met gebruikmaking van het programma dBase iii. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De groepenHet aan de informanten voorgelegde materiaal bestaat uit 57 verschillende vormen. Op grond van hun orthografie èn op basis van onze realisering, zijn deze -ofschoon in willekeurige volgorde aan de respondenten aangeboden- ondergebracht in diverse groepen en sub-groepen. Alle namen waarin een h gespeld staat vormen samen een aparte klasse (de B-groepen): hier gaat het immers om vormen waarin de glijder gespeld staat, in tegenstelling tot de andere (de A-groepen). Het is op voorhand een logische veronderstelling dat de uitkomsten bij de vormen van de B-groepen eenduidiger zullen zijn dan die van de overige groepen. Een minder voor de hand liggend antwoord is te geven op de vraag, waar bij de vormen van de A-afdeling de h als glijder gekozen zal worden. Anders dan althans de j en de w (en naar onze mening ook de') geldt de h sensu strictiori niet als een overgangsglijder, maar hooguit als één die ‘er al was’ en die niet door verzwakking (elisie) of versterking (tot j of w) verdwijnt. De h vertoont in dit opzicht gelijkenis met de j van ajuin of de w van lawaai, die eveneens een onafhankelijke status hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 1ADe eerste groep van A omvat die vormen waar in de spelling twee klinkers opeenvolgen en waarvan de eerste een a is (meestal een gespannen a, soms een ongespannen α, zoals voor sommige sprekers in het geval van Kanaän en Izaäk). De 18 vormen die onder 1 A thuishoren, laten zich in vier sub-groepen onderverdelen op de volgende wijze:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij elk van deze sub-groepen is één vorm vetgedrukt, namelijk één variant die verderop als vertegenwoordiger van de groep aan de orde kan komen. Bij het type Kaïro behoort nog één opmerkelijk geval toegevoegd, namelijk Beëlzebul (resp. -bub). Deze vorm was aanvankelijk ondergebracht bij groep 3 A (zie verderop), maar vormde daar een extreem geval in de uitslagen, waarover verderop nader. Het cijfermatige patroon dat Beëlzebul te zien geeft, is precies dat van groep 1 A2 en dat is op zich niet verrassend voor wie de eerste ‘e’ als een schwa realiseert. Dat de schwa en de a één lijn volgen voor wat betreft de homorgane glijder-selectie werd al elders betoogd (zie Reker 1983: 134). De cijfers èn de klankleer gaan hier niet hand in hand, in het vervolg zal blijken dat de fonologische indeling precies strookt met de getalsmatige patronen die de verkregen antwoorden vertonen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 1 BDe tegenhanger van groep 1 A wordt gevormd door groep 1 B, waarin ondergebracht zijn die 7 vormen waarin een a gevolgd wordt door een h die op zijn beurt weer gevolgd wordt door een vocaal, het type Abraham. Het betreft: Abraham (+ Ahazia, Nahor, Nahum, Joahaz2, Ahikam, Ahasveros) Bij Joahaz staan drie grafemen vetgedrukt, op de wijze zoals dat op het vragenformulier voor de respondenten gebeurde bij àlle vragen. Joahaz is een vorm die namelijk in twee groepen thuishoort: 1 B (Joahaz) en in groep 2 A2 (Joahaz). De laatste vorm noemen we gewoon Joahaz, de eerdere vorm geven we aan als Joahaz2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 2 AHet algemene kenmerk van deze groep is andermaal twee opeenvolgende klinkers, maar nu is de linker-klinker rond (dat wil zeggen y of o). Het betreft acht vormen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 2 BDe pendant van groep 2 A is de kleinste, twee leden omvattende groep 2 B: Johannes en Menuhin. De ronde vocaal wordt gevolgd door een h en vervolgens door een willekeurige klinker. Het type Johannes. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 3 AEen niet-ronde eerste vocaal, direct gevolgd een een willekeurige tweede klinker is het algemene patroon van deze derde A-groep. De 15 varianten zijn in twee subgroepen ondergebracht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groep 3 BEigenlijk vormt groep 3 B alleen maar de h-parallel van groep 3 A1: twee klinkers gescheiden door een h waarvan de eerste een niet-ronde is (maar geen a). In enkele gevallen is een schwa-lezing mogelijk, maar het heeft ons geen aanleiding gegeven tot een meer gedetailleerde indeling over te gaan: Het type Bethlehem (+ Nehemia, Yehudi, Pinehas, Rehoboth, Rehabeam, Gehazi).
De gegevens zijn samengevat in overzicht (ix).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BevindingenZoals in sectie 5 hiervoor is uiteengezet, worden de bevraagde vormen verdeeld in twee hoofdgroepen, A en B. Elk van de drie groepen correspondeert met een parallelle groep. Bij B is er telkens maar één groep, bij de drie A-categorieën zijn onderverdelingen gemaakt: in de j- en w-categorieën, alsook binnen de '-groep. Waar nodig, wordt gebruik gemaakt van deze subgroepen. De gepresenteerde gegevens kunnen op meer dan één manier benaderd worden:
De eerste twee benaderingen spreken voor zich; een enkele maal combineren wij deze beide uitkomsten door de negatieve score af te trekken van de positieve score, en de ‘resultante’ in onze bespreking te betrekken. De laatste benadering kan bijvoorbeeld dienstig zijn als de vraag centraal staat in hoeverre een j als overgangsklank minder onwenselijk is dan een w of juist omgekeerd; men denke aan die gevallen waar de glottisslag de primaire keuze is van de meerderheid van de informanten. Bestudering van de getallen levert als eerst conclusie op dat in geen der groepen een 100%-score bereikt wordt. Dat is althans niet het geval voor de positieve keus, die staat weergegeven op de eerste rij van iedere tabel. (Deze tabellen zijn als bijlagen (nr. 2-11) afgedrukt). Bovendien wordt sporadisch op deze rij een 0.0%-score aangetroffen: weergave van het nimmer gekozen worden als eerste keus door één of meer van de informanten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze uitkomsten zijn inherent aan de gevolgde onderzoeksmethodiek, die primair patronen en tendensen zichtbaar maakt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.1. De eerste ronde: de meeste stemmen.De A- en B-groepen vertonen een helder beeld met betrekking tot de meest gekozen glijder. De positieve (voorkeurs-)keuze is telkens ondubbelzinnig te interpreteren. Het algemene beeld bij de A-groepen is als volgt: (x) De B-groepen hebben alle een uitgeproken voorkeur voor de (hier ook gespelde) h. Het algemene beeld is te zien in (xi)(zie volgende pagina). Lijdt het geen twijfel, wat als dominante glijderkeuze moet worden gezien, er is wel verschil, vooral op subgroepsniveau, in de mate van overwicht van bepaalde glijders. Dat varieert van 90,1% voor de j bij het type Daniël (= groep 3 A2) tot 51,3% voor de glottisslag bij het type Naomi (= groep 1 A4). (Voor de nadere analyse van subgroepen volstaan wij, waar mogelijk, met een verwijzing naar de bijlagen). De eerste algemene conclusie kan zijn dat de in sectie 2 besproken regels voor homorgane glijders globaal bevestigd worden. Op de eveneens in sectie 2 behandelde fluor-kwestie kan licht geworpen worden als we groep 2A opsplitsen in 2 Al (type Samuel) en 2 A2 (type Boaz). Voor groep 2 Al geldt als eerste (positieve) keuze duidelijk de glijder w (64,9%). Deze uitkomst steunt dus Zonneveld (zie figuur (iii) van sectie 2). Een nadere bestudering van de relatieve cijfers in combinatie met de tweede benaderingswijze (namelijk de negatiefscores) kan het algemene beeld evenwel nog verder nuanceren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2. De tweede ronde: de tweede keusHet is evident dat de scores voor de tweede plaats in zoverre informatief zijn, dat zij de vastgestelde regels als het ware moeten onderbouwen of zelfs verhelderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(xi) Dat geldt in de eerste plaats voor de B-groepen. Als hier sprake is van een zgn. ‘strengthening’ van de gespelde h tot een sterkere glijder, dus een j of een w, dan ligt het voor de hand dat de aan de h onmiddellijk voorafgaande vocaal daarop beslissende invloed zal hebben en wel in volledige overeenstemming met de eerdergenoemde regelmatigheden. Maar ook bij de A-groepen moet deze systematiek duidelijk worden. De zes hoofdgroepen (driemaal A en driemaal B) zijn op deze wijze kort te karakteriseren:
Daarbij is de onderverdeling zodanig dat 1B onder 1A zou behoren als er geen rekening was gehouden met de h, 2B bij 2A en 3B bij 3A. De voorspelling luidt nu uiteraard, dat de tweede keus van de B-groepen vast staat, namelijk voor 1B de', voor 2B de w en voor 3B de j. De werkelijkheid is als volgt:
Het resultaat is het voorspelde, waarbij op te merken is dat de keus voor j/w duidelijker scoort dan die voor. ‘Dit is in overeenstemming met het zoëven genoemde verschijnsel van “strengthening” van h die wel gaat in de richting van de sterke glijders, maar zich (voor zover bekend) niet uitstrekt tot de’. Hoe staat het met de tweede keus bij de A-groepen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De w bereikt de tweede plaats nergens, de j maar eenmaal: de zwakke glijders ‘en h zijn kennelijk een soort van eerste invaller, vooral de’. Over de percentages in deze tweede-keus tabellen valt weinig te zeggen, aangzien zij afhangen van de overtuiging waarmee de eerste keus gedaan is. Wel kunnen we de diverse percentages onderling vergelijken bij de verschillende subgroepen. De score van 11,5% voor de glottisslag bij groep 3 A1 is bijvoorbeeld beduidend hoger dan de score van 4,2% voor ‘bij groep 3 A2. Op dezelfde wijze is er ook een verschil tussen de 2A-groepen: in 2 A1 scoort de' op de tweede plaats ook relatief lager dan bij 2 A2, namelijk percentages van 11,4 tegen 26,8%. Betrekken wij ook tegelijk de negatieve scores erbij, dan wordt de uitkomst nog opmerkelijker; de' résultante’ voor ‘bij 2 A1 wordt dan -3,5%, terwijl die voor 2 A2 23,3% is. (xii) Bij deze 2A-groepen is er voor wat betreft de afwijzing van een glijder eveneens een opvallend verschil: de j wordt bij 2 A1 in ‘slechts’ 50,0% van de gevallen als de minst gewenste aangemerkt (laagste negatieve top), terwijl de j bij 2 A2 in 79,4% van de gevallen afgewezen wordt. In combinatie met een positieve score van welgeteld 0,0% is dit laatste zeker bijzonder. De vraag is, of dit soort feiten zich laat verklaren. Uit de eerste keus bij de A-groepen en de tweede keus bij de B-groepen bleek hierboven reeds dat de j, w en ‘primair gerelateerd dienden te worden aan resp. de vocalen i/e, y/o en a. De niet gespelde h is nooit de eerste keuze van de respondenten gebleken en staat daarmee voorlopig buiten het systeem. Aan de rand van de bekende klinkerdriehoek van de gespannen vocalen van het Nederlands kunnen wij nu de glijders op de volgende wijze een plaats geven (zie figuur xii). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beperken wij ons nu tot de hierboven genoemde discrepanties, dan kunnen wij een verschil vaststellen voor de tolerantie van de glottisslag bij de subgroepen van 2A en 3A. Wij herhalen nog even enkele cijfers:
Het lijkt plausibel, als verklaring voor de verschillen te wijzen op de factor ‘afstand’. De y ligt verder van de' dan de o en is daarmee minder homorgaan, zoals ook de i een grotere afstand heeft dan de e tot de'. Het domein van de' boet dus aan effect in, naarmate het zich verder uitstrekt: maximale homorganie bij a, een tussenpositie bij e en o, en minimale correlatie bij i en y. Men moet bij dit alles overigens bedenken dat de klinkerdriehoek van figuur (xii) sterk gestileerd is en niet alle denkbare relatieve posities volledig evenredig weergeeft. Voorts geldt, dat de positionering van de drie glijders hier alleen gemotiveerd wordt door de verkregen cijfers en niet door op voorhand aangenomen andere parameters. Dat het begrip ‘afstand’ ook elders in de fonologie goede diensten kan bewijzen, is inmiddels aangetoond door Hoppenbrouwers (1982: 65 e.v.). Voor een nadere toetsing van de juistheid van onze veronderstelling kunnen we nagaan, hoe het staat met de tolerantie van de j in het domein van de w en andersom: grotere afstand moet hier op dezelfde wijze minder tolerantie impliceren. Het resultaat is dit:
De j ligt dichter bij de y dan bij de o en wordt bij de y meer getolereerd, de w ligt ongeveer even ver van de i en e en wordt bij beide nauwelijks toegelaten. Met andere woorden: de drie betrokken glijders hebben hun plaats aan de rand van de klinkerdriehoek en bezitten elk een in sterkte afnemend homorgaan domein. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3. De derde ronde: de laatste keusHet begrip ‘laatste keus’ vatten we hier op als zowel de laagst gescoorde positieve keus als de hoogst gescoorde negatieve keus. Hiertussen is een logisch verband, ze zijn vrijwel steeds omgekeerd evenredig: wat het minst kan, komt het laatst als mogelijkheid aan bod. Het is steeds een sterke glijder die in deze ronde een rol speelt, nooit de h of de'. Groep 3 (zowel A als B) kiest als laatste voor de w, groep 2 A en B even logisch en verwacht als laatste voor de j. In groep 1 is het bijna steeds de w als laatste keus, hij scooort bij de positieve reeks achtereenvolgens 0,7%, 0,0%, 0,0%, 7,0% en (bij 1B) 1,0%. Kortom, extreem laag, behalve bij de groep Naomi en daar zal de ronde volgvocaal niet vreemd aan zijn (vergelijk de resultaten bij een volgende paragraaf over de 1A-groepen). Deze groep is overigens ook de enige waar een geringste positieve keus niet samengaat met een hoogste negatieve keus. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.4. De keus voor j of w.Nagegaan kan worden, of er verschil te constateren is in de mate waarin (positief of negatief) gekozen wordt voor de sterke glijders j en w en of het daarbinnen nog verschil uitmaakt welke voorafgaande vocaal daarbij betrokken is. We beginnen met de A-groepen. Voor de groepen 2 en 3 kunnen wij de volgende rangorde opstellen:
De uitkomsten zijn consistent wat betreft de samenhang tussen positieve en negatieve scores: de rangorde voor de negatieve scores vormt een spiegelbeeld van die van de positieve scores. De betrokken linkervocalen zijn achtereenvolgens:
De tendens die hieruit valt af te lezen, is dat glijderversterking het meest wordt bevorderd door de featurewaarden [-rond] en [-achter]. In de B-groepen van 2 en 3 wordt de j nauwelijks meer gekozen dan de w bij positieve keuze, het beeld is uiteraard alleen andersom (resp. 0,0%/16,7% en 16,8%/0,0%). De negatieve keuze bij deze B-groepen bevestigt echter het beeld glijderversterking tot j plaatsvindt dan tot w: 2B negatief voor j: 61,4% vs 3B negatief voor w: 71,9%. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.5. De rechtercontextZoals wij eerder vermeld hebben, is de glijder van de a de glottisslag. In sectie 3 hiervoor werd verondersteld dat onder bepaalde voorwaarden óók de rechtervocaal van invloed zou kunnen zijn. Aan de hand van de subgroepen van 1A zullen we nu trachten na te gaan in welke richting de versterking van de glottisslag kan gaan, wanneer de linkervocaal geen strengthening oproept. Groep 1 A1 geeft zoals verwacht geen uitsluitsel (j en w elk voor 0,7% positief gekozen); de rechtervocaal is hier eveneens a (of α). Groep 1 A3 geeft ook nauwelijks uitkomst: j = 0,5%, w = 0,0%. Dat zou in overeenstemming zijn met onze ‘afstands’-notie uit een vorige paragraaf. De volgvocaal [ε] is immers gesitueerd tussen de e en de a, en hoort als zodanig eerder in het glottisslag- dan in het j-domein. Weerspreekt deze uitkomst onze gedachten over de volgvocaal niet, in groep 1 A2 en 1 A4 lijkt er zelfs enige ondersteunende evidentie voorhanden te zijn. Groep 1 A2 (type Kaīro) geeft voor j een 18% positieve score tegenover 0,0% voor w. Deze klasse heeft als rechtervocaal de i, die de kenmerken [-rond] en [-achter] bezit, waarover wij hebben opgemerkt dat die maximaal glijderversterkend functioneren. Groep 1 A4 tenslotte zou met zijn 7% score voor w met wat goede wil in dit beeld ingevoegd kunnen worden. Ten opzichte van de andere 1A-groepen is deze score relatief nogal hoog (vergelijk ook de relatief lage score van 53,1% voor de negatieve keuze). Het belang van de rechtercontext vindt dus enige steun in tweede (of derde) keuze-scores van de sub-groepen van 1A. Naast deze vrij krachtige invloed van de linkervocaal, moeten deze cijfers vooral op het tweede plan onder secundaire coarticulatieverschijnselen geïnterpreteerd worden. Dat ons materiaal nog andere verfijndere en complexere analyses toelaat, willen we graag beamen. Onze pretenties reiken echter niet verder dan een verkenning van een grensgebied waar oog en oor elk een eigen weg volgen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlagen(1) lijst van gevraagde woorden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|