Tabu. Jaargang 16
(1986)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De superlatief-constructie in het Frans
|
(1) | Je cherche une maison qui soit (subj.)/est (ind.) spacieuse. |
‘ik zoek een huis dat ruim is’ | |
(2) | Je ne vois pas de voiture qui soit (subj.)/est (ind.) mal garée. |
‘Ik zie geen auto die slecht geparkeerd is’ | |
(3) | Tu vois une voiture qui soit (subj.)/est (ind.) mal garée? |
‘Zie je een auto die slecht geparkeerd is?’ | |
(4) | Si tu vois une voiture qui soit (subj.)/est (ind.)mal garée, préviens-moi. |
‘Als je een auto ziet die slecht geparkeerd is, waarschuw mij’ |
Het bereik van een element wordt op het niveau van de logische vorm (LF) bepaald; deze structuur is de output van o.a. de regel QR (quantifier raising) waarvan de input de S-structuur is. QR hecht een gekwantificeerde NP aan S via Chomsky Adjunctie. Doordat QR vrij is kan één S-structuur twee LF representaties krijgen zoals in het geval van de genoemde zinnen. Aan (5), de oppervlaktestructuur van (1), corresponderen twee LF's, namelijk (6) en (7):
(5) | [s Je cherche [NP une maison [s̄ quix1 [s e1 être spacieuse]]]] |
(6) | [s Je cherche [NP une maison [s̄ qui1 [s e1 être spacieuse]]]] |
(7) | [s [NP une maison [s̄ qui1 [s e1 être spacieuse]]]2 [s je cherche e2]] |
(6) kan alleen de LF zijn van de subjonctief-zin die een opake lezing heeft en (7) die van de indicatief-zin die een transparante lezing heeft.
Op deze wijze kan het gebruik van de subjonctief versus de indicatief in bovengenoemde contexten op één en dezelfde manier verklaard worden. Moeilijker blijkt het echter om het voorkomen van de subjonctief na een superlatief op diezelfde manier uit te leggen. In dit artikel zal ik ingaan op de moeilijkheden en de mogelijkheden die er zijn om bovengenoemde oplossing eveneens te gebruiken ter verklaring van de subjonctief nà de superlatief. In het eerste gedeelte zullen zinnen aan de orde komen die het gebruik van de subjonctief na de superlatief illustreren en zal er ingegaan worden op de verschillen met de hierboven gegeven zinnen. Tevens zal uitgelegd worden waarom het toch wenselijk is om beide series zinnen op analoge wijze te behandelen. Daarna zal de formele representatie van wat ik van nu af aan de superlatief-constructie zal noemen, gegeven worden, zowel op het niveau van de D-structuur (DS) als op dat van de S-structuur (SS),
om te laten zien dat de SS van de subjonctief-zinnen anders is op dat punt dan die van de indicatief-zinnen, waardoor er een bereiksverschil ontstaat.
1. De subjonctief na een superlatief
In tegenstelling tot de in de inleiding vermelde contexten (1)-(4), is er na een superlatief geen alternantie subjonctief/indicatief mogelijk, zoals blijkt uit de zinnen (8)-(12) waarin een verandering van modus tot agrammaticaliteit leidt:
(8) | J'ai la maison la plus spacieuse que vous puissiez (subj.)/*pouvez (ind.) imaginer. |
‘Ik heb het ruimste huis dat U zich kunt voorstellen’ | |
(9) | Je connais l'homme le plus capable que la France ait (subj.)/*a (ind.) vu. |
‘Ik ken de meest capabele man die Frankrijk heeft gekend’ | |
(10) | Je possède la voiture la plus rapide qui soit (subj.)/*est (ind.) en vente. |
‘Ik bezit de snelste auto die te koop is’ | |
(11) | Leurs enfants sont les plus beaux que la terre ait (subj.)/*a (ind.) portés. |
‘Hun kinderen zijn de mooiste die er op aarde voortgebracht zijn’ | |
(12) | Vous me vendez le plus beau livre que vous ayez (subj.)/*avez. |
‘U verkoopt mij het mooiste boek dat U heeft’ |
De subjonctief is verplicht, althans in de vermelde zinnen, hetgeen tot de conclusie zou kunnen leiden dat het gebruik van de subjonctief een automatisme is na een superlatief en daardoor theoretisch niet zo interessant. (13) en (14) spreken deze conclusie echter tegen: in deze zinnen wordt de indicatief gebruikt, de subjonctief is in (14) zelfs uitgesloten.
(13) | Vous m'avez vendu hier le plus beau livre que vous aviez (ind.)/?eussiez (subj.). |
‘U heeft mij gisteren het mooiste boek verkocht dat U had’ | |
(14) | Le lien de maître à élève fut un des liens les plus solides qui S′établirent (ind.)/*S′établissent (subj.) entre nous. |
‘De band van de meester tot leerling was een van de sterkste banden die tussen ons tot stand kwam’ |
Hoewel er dus geen sprake is van een echte subjonctief/indicatief alternantie na een superlatief, moet er een verklaring gegeven worden voor het feit dat één van beide modi gebruikt moet worden in bepaalde contexten en uitgesloten is in andere.
In zinnen (8)-(12) is de superlatief verantwoordelijk voor het gebruik van de subjonctief: zodra er geen sprake meer is van een superlatief zoals in (12) is de zin agrammaticaal met een subjonctief zoals blijkt uit (15):
(15) | *Vous me vendez le beau livre que vous ayez. |
‘U verkoopt mij het mooie boek dat U heeft’ |
(15) is echter correct als de indicatief gebruikt wordt. Het tweede verschil met de in de introductie genoemde zinnen is dat het element dat het gebruik van de subjonctief noodzakelijk maakt zich klaarblijkelijk binnen de complexe NP be-
vindt. Het lijkt derhalve onmogelijk om de keuze van de modus te verklaren in termen van een bereiksverschil dat zich zou baseren op de verplaatsing van de complexe NP via QR.
Twee observaties leiden echter tot de hypothese dat de notie van bereik ook hier wel degelijk een rol speelt. De eerste heeft betrekking op het mogelijke gebruik van negatief-polaire uitdrukkingen in de subjonctief-bijzinnen van (8)-(12). Dit wordt ook door Fauconnier (1980) gesignaleerd. Hij geeft o.a. de volgende voorbeelden, waarin ik de negatief-polaire uitdrukkingen vet heb gedrukt.
(16) | Ce cadeau est le plus beau qu'on m'ait (subj.) jamais fait. |
‘Dit cadeau is het mooiste dat men mij ooit gegeven heeft’ | |
(17) | Gustave est l'homme le plus compétent qui soit (subj.) le moindrement intéressé par ce travail. |
‘Gustave is de meest competente man die zich enigszins voor dat werk interesseert’ |
Zo kan ook in zin (12) jamais heel goed ingevoegd worden zoals blijkt uit (18):
(18) | Vous me vendez le plus beau livre que vous ayez jamais eu. |
‘U verkoopt mij het mooiste boek dat U ooit heeft bezeten’ |
Opvallend is dat deze negatief-polaire uitdrukkingen uitgesloten zijn in de indicatief-bijzinnen. Dit wordt echter niet door Fauconnier gesignaleerd, doordat hij negatief-polaire uitdrukkingen vanuit een ander perspectief bestudeert. (14), waar een indicatief wordt gebruikt, wordt agrammaticaal als jamais in de bijzin wordt gezet, zoals blijkt uit (19):
(19) | *Le lien de maître à élève fut un des liens les plus solides qui S′établirent jamais entre nous. |
‘De band van meester tot leerling was een van de sterkste banden die ooit tussen ons tot stand kwam’ |
Hiermee wordt bevestigd dat de in (13) en (14) gebruikte indicatief niet een vervangende vorm is voor de niet veel meer gebruikte verleden tijdsvorm van de subjonctief (imparfait du subjonctif), maar dat er wel degelijk een belangrijk verschil is tussen indicatief- en subjonctief-zinnen na een superlatief.
Welnu, ik heb in Kampers-Manhe (1985) vastgesteld dat deze negatief-polaire uitdrukkingen alleen gebruikt kunnen worden als zij zich o.a. in het bereik van de ontkenning, van WH of van conditioneel si bevinden. Zodoende is verklaard waarom zij wel in de subjonctief-zinnen (2), (3) en (4) kunnen voorkomen, maar niet in de corresponderende indicatief-zinnen. De volgende hypothese ligt nu voor de hand: jamais, en daardoor de bijzin waarin het zich bevindt, ligt in (16), een subjonctief-zin, in het bereik van de superlatief, hetgeen niet het geval is met jamais in de (agrammaticale) indicatief-zin (19).
Een tweede observatie, die van semantische aard is, bevestigt deze hypothese; de relatieve bijzin in (8)-(12) is volkomen ondergeschikt aan de superlatief. Zin (12) bijvoorbeeld betekent: ‘U bezit geen mooiere boeken dan die welke U mij verkoopt’ en (11) betekent: ‘Er zijn geen mooiere kinderen dan die van hen’. De relatieve bijzin is er alleen om het superlatieve karakter van het antecedent te benadrukken en brengt verder geen belangrijke informatie met zich mee. Dit geldt echter niet voor de zinnen (13) en (14). Hier wordt de nadruk niet gelegd op le(s) plus. Zo zou je (13) kunnen parafraseren als: ‘Van de boeken die U had heeft U mij de mooiste verkocht’. Wij zullen op dit semantisch verschil tussen de twee categorieën zinnen in paragraaf 2.1.2.2. terugkomen.
Ervan uitgaande dat het bereik op LF-niveau vastgesteld wordt, moeten wij ons afvragen wat de LF van de voorbeeldzinnen is, maar allereerst zal moeten worden
bepaald, wat hun D- en S-structuren zijn.
2. Derivatie van de voorbeeldzinnen
Relevant voor ons onderwerp is niet zozeer de structuur van de hele zin als wel die van de constructie die ik eerder de superlatief-constructie heb genoemd, dat wil zeggen [le plus A S̄]. Voorlopig blijven we met opzet nog vaag.
2.1. D-structuur van de superlatief-constructie
De aandacht zal uitgaan naar de volgende twee constituenten: de superlatief zelf en de relatieve bijzin die erbij hoort.
2.1.1. De superlatief
Selkirk stelt voor de Engelse superlatief in the three most interesting reports de volgende derivatie te geven (Selkirk 1977: 315):
(20)a
(20)b
Opvallend is daarbij dat de determinator the in de AP zelf voorkomt. Het argument dat Selkirk hiervoor geeft is dat the altijd aanwezig is bij een superlatief, ook al is er geen NP, bijvoorbeeld als het een bijwoord betreft.
Voor het Frans is het aannemen van le, de definiete determinator, des te meer gegrond omdat ditzelfde argument ook voor het Frans geldt, zoals blijkt uit (21), en daarnaast bij een NP de definiete determinator zelfs herhaald moet worden als het bijvoeglijk naamwoord achter het substantief staat, zoals in (22).
(21) | Il court le plus vite. |
(22) | C'est l'étudiant le plus sérieux. |
Het voorstel van Selkirk volgend, stel ik voor de NP le plus beau livre de volgende DS voor:
(23)
Wat betreft de determinator die in feite te veel is stelt Selkirk voor om die uit de QP te deleren. Ik stel voor om dit te doen met behulp van een kakofonie-regel die de tweede determinator uitwist.
2.1.2. De relatieve bijzin
Verschillende vragen komen op wat betreft de representatie van wat gewoonlijk de relatieve bijzin genoemd wordt: is het wel een relatieve bijzin? En zo ja, wat voor type? Vormt het één geheel met het substantief dat in het algemeen zijn antecedent wordt genoemd, of is het in feite het complement van de superlatief, zoals que Jean dat van de comparatief is in (24):
(24) | Pierre est plus intelligent que Jean. |
‘Pierre is intelligenter dan Jean’ |
Ik zal in de volgende twee paragrafen deze vragen in de hierboven gestelde volgorde proberen te beantwoorden.
2.1.2.1. Status van de bijzin.
Twee syntactische observaties geven aanwijzingen over de categorie waaronder de bijzin zou moeten vallen: ten eerste kan het onderschikkende woord geen complementizer zijn, omdat het een variabele vorm heeft, afhankelijk van zijn functie in de bijzin: qui als onderwerp (zie (10)), que als lijdend voorwerp (zie (11)), dont in combinatie met het voorzetsel de (zie (25)).
(25) | C'est l'affaire la plus sérieuse dont je me sois occupé. |
‘Het is de ernstigste zaak waar ik mee bezig ben geweest’ |
Ten tweede, indien de werkwoordsvorm van de bijzin een samengestelde vorm is, krijgt het voltooid deelwoord het geslacht en getal van de voorafgaande NP via wat dan het betrekkelijk voornaamwoord genoemd kan worden. Dit is geïllustreerd in (11), die wij hieronder herhalen:
(11) | Leurs enfants sont les plus beaux que la terre ait portés. |
Daarom stel ik voor dat er in de DS van de bijzin een NP [+ wh] aanwezig is die dezelfde kenmerken heeft als wat ik het antecedent zal noemen. Deze NP wordt door de tranformatie WH-verplaatsing (Chomsky 1977) verplaatst naar de COMP-positie van de ingebedde zin. Aan de ingebedde zin geef ik de status van relatieve bijzin of deze nu in de subjonctief dan wel in de indicatief staat.
De volgende vraag die nu beantwoord moet worden is: zijn de subjonctief en indicatief bevattende relatieve bijzinnen beperkend of niet?
2.1.2.2. De subjonctief/indicatief relatieve bijzin binnen de complexe NP
W. Kemp (1982) heeft het gebruik bestudeerd van expletief pas in wat hij noemt de superlatieve bijzin in het Frans van Québec zoals deze voorkomt in (26):
(26) | C'est le pire bandit qu'il y a pas au monde. |
‘Het is de ergste boef die er op aarde is’ |
Door pas krijgt de bijzin een sterk algemeen karakter. Kemp weigert deze bijzin als een beperkende relatieve bijzin te beschouwen om twee redenen: Het is onmogelijk om zelfs de eenvoudigste relatieve bijzin tussen de superlatief en de superlatieve bijzin in te zetten, terwijl dit gewoonlijk wel mogelijk is tussen een beperkende relatieve bijzin en zijn antecedent. Zo is de door Kemp geciteerde zin (27) agrammaticaal:
(27) | *C'est la plus belle table qui est scandinave que tu peux (pas) trouver. (fr. du Québec) |
‘Het is de mooiste tafel die Scandinavisch is die je kunt vinden’ |
Voor het standaard Frans is dit argument echter niet bruikbaar. Een zin als (28) lijkt mij wel mogelijk. Wel moet opgemerkt worden dat de modus van de tussengevoegde zin een indicatief-vorm moet bevatten. Hier komt ik in paragraaf 2.2. op terug.
(28) | Vendez-moi le plus beau livre qui appartient (ind.) aux héritiers de Hugo que vous ayez (subj.). |
‘Verkoop mij het mooiste boek dat van de erfgenamen van Hugo is dat U heeft’ |
Misschien is in (27) de keuze van de copula + A bepalend geweest voor het oordeel van Kemp: in plaats van qui est scandinave zegt men liever eenvoudigweg scandinave.
Welnu, het tweede argument van Kemp betreft de semantiek van de bijzin: in tegenstelling tot een beperkende relatieve bijzin beperkt de superlatieve bijzin met pas geenszins het door de hogere NP afgebakende domein. Zo zegt Kemp dat de bijzin in (26) moeilijk te interpreteren is als een beperking op de klasse van boeven of op die van ergste boeven. (26) maakt alleen een keuze uit de verschillende manieren die er zijn om een algemeenheid te presenteren. Verder concludeert hij dat de bijzin een vergelijkingsdomein aangeeft waarin specifieke restricties
geen plaats hebben. Deze conclusie lijkt mij volkomen juist voor de subjonctief-bijzinnen. Het bevestigt wat ik in paragraaf 1. heb gezegd, met name dat de bijzin volledig ondergeschikt is aan de superlatief en slechts zeer algemene informatie geeft: de tijd van het werkwoord is de présent, dus neutraal; dezelfde werkwoorden komen steeds terug zoals être, exister, connaître en deze zijn weinig informatief, zelfs bijvoorbeeld in geval van lire, dat in combinatie met livre een algemeen karakter krijgt. In al deze gevallen geeft de bijzin slechts een zo groot mogelijk vergelijkingsdomein aan. Dat de subjonctief-bijzinnen geenszins beperkend zijn blijkt uit het volgende: als ik (29) uit, zou de reactie van de toehoorder kunnen zijn dat ik wel een beetje overdrijf.
(29) | C'est le plus beau livre que j'aie (subj.) lu. |
‘Het is het mooiste boek dat ik ooit gelezen heb’ |
Om mijn uitspraak dan enigszins af te zwakken zou ik kunnen zeggen:
(30) | En tout cas c'est le plus beau des livres que j'ai (ind.) lus. |
‘In ieder geval is het het mooiste van de boeken die ik gelezen heb’ |
Opvallend is dat er dan een indicatief gebruikt wordt.
Daarom kies ik ook voor de term superlatieve bijzin om de subjonctief-bijzinnen aan te duiden, een bijzondere categorie relatieve bijzinnen en beschouw ik die als volledig afhankelijk van de superlatief en niet van de N, die traditioneel als antecedent beschouwd wordtGa naar eind1..
Mij baserend op de tot nu toe gedane observaties stel ik (31) voor als representatie van de complexe NP in zin (12) op DS:
(31)
Voor de indicatieve zinnen (13) en (14) gelden echter de argumenten voor een dergelijke representatie van de complexe NP niet meer. De bijzin beperkt hier wel degelijk de klasse aangegeven door het antecedent N en bevat wel veel informatie door het gebruikte type werkwoord en de gebruikte werkwoordstijd (imparfait/passé simple: twee werkwoordstijden waartussen een groot verschil bestaat). Zo kan (13) geparafraseerd worden door (32):
(32) | Vous m'avez vendu hier celui des livres que vous aviez qui était le plus beau. |
‘U heeft mij gisteren dat boek van de boeken die U had dat het mooiste was verkocht’ |
Daarom kies ik voor de complexe NP in (13) de representatie (33) op DS-niveau:
(33)
In deze structuur bezet de bijzin de plaats van een beperkende relatieve bijzin.
2.2. S-structuur van de superlatief-constructie.
Op (31) moeten twee belangrijke transformaties toegepast worden: WH-verplaatsing en Extrapositie van S̄. Ik zal hier niet op de details ingaan van de toepassing van de eerste transformatie, noch zal ik een discussie aangaan over de aard van het uiteindelijk zichtbare que. Daarvoor verwijs ik naar Kayne (1975). Wat de tweede transformatie betreft neem ik de Extrapositie-regel aan die Bresnan (1973: 331-2) voor het complement van de comparatief voorstelt: dat wordt via Chomsky-adjunctie aan de AP gehecht.
Voor de superlatief stel ik voor om S aan NP te hechten: (34) is dan de representatie van (12) op SS-niveau.
(34)
Op (33) hoeft er alleen WH-verplaatsing toegepast te worden. Op dit verschil na is SS dan gelijk aan DS (33). Deze representaties (34) en (33) geven een uitleg voor het feit dat in (28) de volgorde S̄2 S̄3 niet omgekeerd kan worden: de indicatief bijzin S̄2 wordt geplaatst onder N̄ in een structuur gelijk aan (34) zoals de S̄ van (33) en de subjonctief bijzin S̄3 wordt onder de hoogste NP geplaatst, zoals S̄j in (34).
(28) | S̄1 [Vendez-moi le plus beau livre S̄2 [qui appartient aux héritiers de Hugo] S̄3 [que vous ayez]] |
Het is nu tijd geworden om de consequenties van het aannemen van twee verschillende S-structuren te bekijken in termen van bereik.
3. LF en het bereik van de superlatief
Op het niveau van de logische vorm zullen de complexe NP's ongeveer dezelfde structuur hebben als respectievelijk (33) en (34). Op dat niveau wordt het bereik van elementen bepaald. Hieronder geef ik de definities van bereik van c-commanderen, zoals gegeven in May (1983):
(35) | Het bereik van A is de verzameling knopen die A c-commandeert in LF. |
(36) | A c-commandeert B dan en slechts dan als de eerste vertakkende knoop die A domineert ook B domineert (en A domineert B niet). |
In (34) bevindt S̄ zich niet in het bereik van de superlatief, maar het spoor ervan wel: de eerste vertakkende knoop die Q̄ domineert is QP.
Als wij naar (33) kijken moeten wij constateren dat S̄ buiten het bereik van de superlatief valt. Zoals gedaan voor de in Kampers-Manhe (1985) bestudeerde zinnen, kan het gebruik van de subjonctief/indicatief na een superlatief verklaard worden in termen van bereik: in het geval van de subjonctief bevindt de subjonctief ingebedde S zich in het bereik van de superlatief, in het geval van de indicatief bevindt de indicatief ingebedde S zich buiten het bereik ervan.
Gezien het feit dat de negatief-polaire uitdrukkingen uitsluitend in de subjonctief bijzinnen kunnen voorkomen, kunnen wij concluderen dat zij dan alleen gebruikt kunnen worden als zij zich binnen het bereik van de superlatief bevinden.
4. Conclusie
De twee verschillende structuren die ik op onafhankelijke gronden heb aangenomen voor de superlatief constructie maken het mogelijk om de hypothese die in Kampers-Manhe (1985) werd opgesteld te bevestigen: de subjonctief is een scopemarker, hij geeft aan dat de NP, waarin hij voorkomt, zich in het bereik van een intensioneel werkwoord, van de ontkenning, van WH of van conditioneel si moet bevinden, of dat de S, waarin hij gebruikt wordt, zich (via zijn spoor) in het bereik van een superlatief bevindt.
Resteert nog het probleem van die uitdrukkingen die traditioneel beschouwd worden als vergelijkbaar met de superlatief: le seul, l'unique, le principal etc. Deze heb ik hier niet behandeld omdat zij een totaal ander gedrag vertonen en daardoor een probleem apart vormen. Niettemin is deze analyse een belangrijk begin voor de verklaring van het gebruik van de subjonctief na deze uitdrukkingen.
Literatuur
Bresnan, J.W. (1973) Syntax of the Comparative Clause Construction in English. In: Linguistic Inquiry IV 3, 273-343. |
Chomsky, N. (1977) On WH-movement. In: P.W. Culicover, T. Wasow, A. Akmajian (eds.), Formal Syntax. New York etc. |
Fauconnier, G. (1980) Etudes de certains aspects logiques et grammaticaux de la quantification et de l'anaphore en français et en anglais. Université de Lille III, Paris. |
Kampers-Manhe, B. (1985) Le subjonctif dans la relative: une question de champ. In: H. Bennis and F. Beukema (eds.), Linguistics in the Netherlands. Dordrecht, 67-75. |
Kayne, R. (1975) French Relative ‘Que’. In: Recherches Linguistiques 2, Université de Paris VIII/Vincennes. |
Kemp, W. (1982) Les superlatives les plus expressives que tu peux pas avoir: pas explétif dans la subordonnée superlative. In: La syntaxe comparée du français standard et populaire: approches formelles et fonctionelle II. Québec, 247-294. |
May, R. (1977) The Grammar of Quantification. (Unpublished doctoral dissertation M.I.T.), Cambridge. (Mass.) |
May, R. (1983) Logical Form as a Level of Linquistic Representation. Paper Indiana University Linguistics Club. |
Selkirk, E. (1977) Some remarks on noun phrase structure. In: P.W. Culicover, T. Wasow and A. Akmajian (eds.), Formal Syntax. New York etc. |
Vergnaud, J.-R. (1974) French Relative Clauses. (unpublished dissertation M.I.T.). |
- eind1.
- Ook Bresnan (1973) beschouwt deze bijzinnen in het Engels als complementen van de superlatief, net als de complementen van de comparatief die met as of than beginnen.