in (11c) krijgt het objectief casus van de prepositie door; en in (lid) krijgt men veer nominatief casus. Ook in passieven kan men dus voorkomen. De verplichte nominatief casus voor men verklaart tevens de ongraminaticaliteit van een van men tegenover de grammaticaliteit van een van ons. De prepositie van geeft geen nominatief casus en een van men moet vergeleken worden met het ongrammaticale een van wij.
De regelmaat die Carlson voor het Engels waarnam, geldt onverkort voor de Nederlandse perceptie-werkwoorden. De complementen van zien bevatten in de perceptie-betekenis van het werkwoord altijd stadium-predikaten. De kale infinitief valt om onafhankelijke redenen af als complement. Het subject heeft in de kale infinitief namelijk geen nominatief casus, zodat men op die positie niet mogelijk is. Vandaar dat in (11a), (11c) en (11d) een complementzin met dat gekozen is. De complicerende factor hierbij is dat zien met een dat-complement ook gebruikt kan worden in de betekenis van concluderen. Deze twee lezingen moeten goed onderscheiden worden, aangezien alleen de perceptie-lezing de juiste diagnostische omgeving is voor stadium-predikaten.
Het stadium van een object of een soort is een tijd/plaats-manifestatie van dat object of die soort. Hieruit volgt dat in een zin met stadium-aanduidingen plaats- en tijdsbepalingen mogelijk zijn. Als men ook stadia kan aanduiden, moet het mogelijk zijn plaats- en tijdsbepalingen in een zin met men als subject te inserteren. Deze voorspelling komt uit.
(12) |
a |
Men vertrok gisteren vanaf het station. |
|
b |
Men landt morgen om drie uur op Schiphol. |
Men heeft hier de lezing van ‘een bepaalde groep mensen’.
Maar het voornaamwoord men kan ook in generische zinnen optreden. De interpretatie van men is dan niet ‘een bepaalde groep personen’, maar eerder ‘de meeste mensen’. In zulke generische zinnen komen alleen algemene plaats- of tijdsbepalingen voor (zie (13)).
(13) |
a |
In Australië fietst men weinig. |
|
b |
In Spanje hecht men zich aan z'n geboortegrond. |
Men heeft hier de interpretatie: de meeste mensen in Australië of in Spanje. Er is in dergelijke gevallen geen sprake van een bepaalde groep personen.
Het voornaamwoord men kan ook samengaan met een object-niveau predikaat en verwijst dan evenals bij de stadium-predikaten naar een bepaalde groep personen. Deze groep betreft in voorbeeld (14) het Franse voetbalelftal en zijn begeleiders. Men is daar dus niet te interpreteren als een willekeurige groep Fransen. Het onderscheidt zich hierin van het kale meervoud (zie (14b)).
(14) |
a |
Het Franse voetbalelftal gaat per boot naar Mexico want men haat lange vliegreizen. |
|
b |
Het Franse voetbalelftal gaat per boot naar Mexico want Fransen haten lange vliegreizen. |
Men is ook te combineren met typische soort-niveau predikaten. Relevante voorbeelden zijn moeilijk te construeren, maar (15) lijkt zeker acceptabel. Verspreid is typisch een soort-niveau predikaat. Een opvallend kenmerk is het afwezig zijn van impliciete kwantificatie van het subject bij zulke predikaten.
(15) |
a |
In Australië leeft men verspreid over het hele land. |
|
b |
Muskusratten leven verspreid over de hele aarde. |
In generische zinnen komen alleen algemene of generische plaats- en tijdsbepalingen voor. Generische plaatsbepalingen zijn bijvoorbeeld in Denemarken, in