Tabu. Jaargang 16
(1986)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Richting in een non-directionele categoriale grammaticaGa naar eind*
|
(1) | De verdachte heeft [PP op [NP welke advocaat]] vertrouwd |
(2) | *[NP Welke advocaat] heeft de verdachte [PP op -] vertrouwd |
(3) | [PP Op [NP welke advocaat]] heeft de verdachte vertrouwd |
(4) | Het gifterrein strekt zich uit [PP tot [PP achter de vogelbroedplaats]] |
(5) | *[PP Achter de vogelbroedplaats] strekt het gifterrein zich uit [PP tot -] |
(6) | [NP Tot [PP achter de vogelbroedplaats]] strekt het gifterrein zich uit |
(7) | Het gifterrein strekt zich uit [PP tot [PP waarachter]] |
(8) | *[PP Waarachter] strekt het gifterrein zich uit [PP tot -] |
(9) | [PP Tot [PP waarachter]] strekt het gifterrein zich uit |
(10) | De ongenode gasten bleven [PP tot [S′ dat de bus vertrokken was]] |
(11) | *[S′ Dat de bus vertrokken was] bleven de ongenode gasten [PP tot -] |
(12) | [PP Tot [S′ dat de bus vertrokken was]] bleven de ongenode gasten |
We zien dat geen enkel object uit een prepositionele woordgroep verwijderd kan worden, of dit nu een nominaal object (2) is, een prepositioneel object (5), een postpositioneel object (8) of een zinsobject (11). In Zwarts (1978) werd de beperking op verplaatsing uit voorzetselconstituenten geformuleerd als in (13).
(13) | Geen enkel element kan verwijderd worden uit de omgeving [PP X - Y]PP |
Proberen we deze feiten te verklaren in een richtingloze categoriale grammaticaGa naar eind1, zoals voorgesteld door Ades and Steedman (1982) en verder uitgewerkt in Houtman (1984), dan kan deze PP-beperking geformuleerd worden door middel van een conditie op de gehanteerde reductieregelsGa naar eind2. Op grond van de ongrammaticaliteit van zin (14) lijkt de conditie op de regel voor links-applicatie (15) een goed uitgangspunt.
(14) | *De verdachte heeft vertrouwd zijn advocaat op | ||
NP | PP/NP | ||
(15) | Y X/Y → X, waar X ≠ PP |
Regel (15) verantwoordt dat preposities hun argument altijd rechts zoeken. In de zinnen (16) t/m (19) blijkt echter dat we de verschijning van een object links van de prepositie toch niet kunnen tegenhouden, omdat regel (15) door tussenkomst van functiecompositie omzeild wordt. Na compositie is het niet meer de categorie PP/Y. die zijn argument links vindt, maar zijn het de samengestelde functoren S/NP (in (16) via tweevoudige compositie), S/PP (in (17 en (18)) en S/S′ (in (19)) die hun argument uiteindelijk links aantreffen.
(16) | *Welke advocaat heeft de verdachte op vertrouwd |
|
(17) | *Achter de vogelbroedplaats strekt het gifterrein zich uit tot |
|
(18) | *Waarachter strekt het gifterrein zich uit tot |
(afleiding volgens (17)) | |
(19) | *Dat de bus vertrokken was bleven de ongenode gasten tot |
|
Dit betekent dat aanvullende restricties op compositie (en applicatie) nodig zijn om de ongrammaticale extracties te verantwoorden. In (20) is een overzicht gegeven van alle mogelijke restricties die gehanteerd zouden kunnen worden om de afleiding van de zinnen (16) t/m (19) tegen te houden.
(20) | a | X/Y Y/Z → X/Z, waar Y ≠ VP en Y ≠ PP | (n.a.v. (16) t/m (19)) |
b | Y/Z X/Y → X/Z, waar Y ≠ PP | (n.a.v. (16)) | |
c | X S/X → S, waar X ≠ NP, X ≠ PP en X ≠ S | (n.a.v. (16) t/m (19)) |
Als (20a) geldt kunnen S/VP en VP/NP (zin (16)), S/PP en PP/PP (zinnen (17) en (18)) en S/PP en PP/S′ (zin (19)) niet samengesteld worden.
Als (20b) geldt kunnen PP/NP en VP/PP (zin (16)) niet samengesteld worden en als (20c) in werking treedt worden de afleidingen NP S/NP → S, PP S/PP → S en S′ S/S′ → S tegengehouden.
De gewraakte zinnen worden met (20) dus uitgesloten maar (20) heeft tevens het effect dat de grammaticale zinnen (21) t/m (25) niet meer afgeleid kunnen worden, waardoor de geldigheid van (20) ernstig in twijfel getrokken moet worden.
(21) | Waar heeft hij op vertrouwd |
|
(22) | Waar denk jij aan |
|
|
(23) | De tegenstander heeft hij overrompeld |
|
|
(24) | Dat hij een fout zou maken verwachtte de grootmeester niet |
|
(25) | Tot achter de vogelbroedplaats strekt het gifterrein zich uit |
|
Aangezien een richtingloze grammatica met eventuele restricties op de reductieregels ontoereikend is om het verbod op extractie uit PP's te verklaren is het wellicht beter een verklaring te zoeken in een grammaticamodel met zowel richtingloze als richtinggevoelige functoren. Preposities zouden in een dergelijk model beschouwd moeten worden als richtinggevoelige functoren. In de voorbeelden (1) t/m (12) worden preposities gecategoriseerd als PP/NP, PP/PP en PP/S′, waarbij '/` aangeeft dat de functor rechtszoekend is. Bij composities met richtingloze functoren wordt het rechtszoekende karakter van de prepositie overgedragen op de samengestelde functor. Hierdoor wordt uitgesloten dat een samengestelde functor het object links vindt waar de prepositie zijn object alleen rechts kan vinden. In een gecombineerd model moeten de reductieregels uitgebreid worden. Zo'n uitbreiding wordt gegeven in (26) en (27).
(26) | X/Y Y → X | |
(27) | a | Z/X X/Y → Z/Y |
b | X/Y Z/X → Z/Y | |
c | Z/X → Z/Y | |
d | Z/X X/Y → Z/Y |
Aan de hand van deze regels is een juiste voorspelling te doen omtrent de ongrammaticaliteit van (2), (5), (8) en (11), hier herhaald als (28) t/m (31).
(28) | *Welke advocaat heeft de verdachte op vertrouwd |
|
|
(29) | *Achter de vogelbroedplaats strekt het gifterrein zich uit tot |
|
|
(30) | *Waarachter strekt het gifterrein zich uit tot |
(afleiding als in (29)) | |
(31) | *Dat de bus vertrokken was bleven de ongenode gasten tot |
|
Zwarts noemt drie klassen van uitzonderingen op regel (13), die respectievelijk vertegenwoordigd worden door (32b), (33b) en (34b). De eerste betreft vooropplaatsing van een voorbepaling bij de voorzetselconstituent, de tweede extrapositie van een relatieve bijzin bij een in een PP ingebedde NP en de derde vooropplaatsing van een postpositioneel object.
(32) | a | Het gifterrein ligt [PP hoeveel meter [P, van de vogelbroedplaats af]] |
b | Hoeveel meter ligt het gifterrein [PP - [P, van de vogelbroedplaats]] af | |
(33) | a | De verdachte heeft [PP met [NP de advocaat [S′ die hem zou verdedigen]]] gesproken |
b | De verdachte heeft [PP met [NP de advocaat -]] gesproken [S′ die hem zou verdedigen] | |
(34) | a | De inbreker voont [PP waar naast] |
b | Waar woont de inbreker [PP - naast] |
De uitzonderingen leidden er in Zwarts (1978) toe dat regel (13) aangevuld moest worden met de bepaling dat verplaatsing van het meest rechtse of het meest linkse lid van de PP wel mogelijk is, weergegeven in (35).
(35) | Geen enkel element kan verwijderd worden uit de omgeving [PP X-Y]PP tenzij X=e of Y=e (waarbij e de nulrij voorstelt) |
Het blijkt dat de categoriale reductieregels in staat zijn om de grammaticaliteit van (32b), (33b) en (34b) te voorspellen enkel en alleen aan de hand van het strikt rechtszoekende karakter van voorzetsels. Een extra aanpassing in de trant van (35) is niet nodig. Bij (32b) volgt dit uit het feit dat de voorbepaling hoeveel meter in geen enkel stadium van de afleiding het argument is van een strikt rechtszoekende functie. In het extrapositiegeval van (33b) wordt de woordgroep met een advocaat gesproken samengesteld tot een strikt rechtszoekende functie, die zijn argument vervolgens ook rechts vindt. We geven hier de afleiding van (32b) en (33b) als (36) en (37).
(36) | Hoeveel meter ligt het gifterrein van de vogelbroedplaats af |
|
|
(37) | De verdachte heeft met de advocaat gesproken die hem zou verdedigen |
|
Bij (34b) willen we op grond van overeenkomsten met (38) naast categoriseren als voorzetsel, dus als PP/NP. Het feit dat waar nooit rechts van naast aan te treffen is duidt erop dat waar geen argument bij naast is.
Dat betekent dat waar een functie is die naast als argument neemt en samen daar-
mee een PP vormt. De categorie voor waar is daarom de verhoogde categorie PP / (PP/NP). Meer in het algemeen is de verhoogde categorie voor waar X / (X/NP), waarbij X een variabele is over categorieën. Met deze aanpak is niet alleen verklaard waarom (39) grammaticaal is, maar is tevens voorspeld dat (40) grammaticaal is, zonder dat een tussenstadium, zoals (41) die Zwarts nodig heeft om aan regel (35) te voldoen, aangenomen hoeft te worden.
(38) | De inbreker woont [PP naast [NP de rijke bankier]] |
(39) | Waar woont de inbreker naast |
|
|
(40) | Waar woont de inbreker vlak naast |
|
|
(41) | De inbreker woont [PP waar vlak [PP, - naast]] |
De vraag rijst wat het criterium is voor het toekennen van directionele categorieën. Dat dergelijke categorieën niet alleen voor preposities gelden maar ook bijvoorbeeld voor determinatoren (NP/N) duidt erop dat ze bij uitstek geschikt zijn om functoren te behandelen die samen met hun argumenten een ‘eiland’ vormen. Zin (42) laat een voorbeeld zien waarin vooropplaatsing vanuit een NP geblokkeerd is. Dat ook hier, evenals bij de extractie uit PP, geen beroep gedaan kan worden op restricties op de reductieregels (bijvoorbeeld (43)) wordt geïllustreerd aan de hand van (44).
(42) | *Autowrakken de sloper koopt de |
|
(43) | X/Y Y/Z → X/Z, tenzij Y=NP |
(44) | De spoorlijn loopt voor het oude en achter het nieuwe station langs |
|
Overigens zegt dit systeem tot nu toe alleen iets over extractie van objecten uit dergelijke eilanden en niets over de extractie van functoren. De regels in (26) en (27) lijken de verplaatsing naar voren van preposities en determinatoren niets in de weg te leggen.
(45) | *Naast ligt de centrale het gifterrein |
|
|
(46) | *... dat de verdachte zijn vertrouwt advocaat |
|
Voor de regels (26) en (27) zijn daarom aanvullende restricties nodig, zoals de conditie bij (27b) dat X/Y → NP/N, maar die vallen buiten het kader van dit artikel.
Literatuur
Ades, A.E. and M.J. Steedman (1982) On the order of words. In: Linguistics and Philosophy 4, 517-558. |
Bouma, G. (1986) Onvolledige constituenten. In deze bundel, 19-27. |
Houtman, J. (1984) Een kategoriale beschrijving van het Nederlands. In: TABU 14, 1-27. |
Zwarts, F. (1978) Extractie uit prepositionele woordgroepen in het Nederlands. In: A. van Berkel e.a. (eds.), Proeven van Neerlandistiek, Groningen, 303-399. |
- eind*
- Deze onderzoekingen werden gesteund door de Stichting Taalwetenschap, die wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (ZWO).
Ik bedank Gosse Bouma voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit artikel.
- eind1
- In een richtingloze categoriale grammatica zien de reductieregels er in hun meest algemene vorm zo uit: meest algemene vorm zo uit:
Applicatie - A/B B → A; B A/B → A Compositie - A/B B/C → A/C; B/C A/B → A/C
- eind2
- Dit is niet de enige mogelijkheid om de overgenererende kracht van de grammatica in te tomen. Een andere strategie is gevolgd in Bouma (1986). Hij gaat uit van een definitie van mogelijke categorieën die onderscheid maakt tussen basiscategorieën, complexe categorieën en afgeleide categorieën en legt vervolgens beperkingen op aan de klasse van afgeleide categorieën. Zo zou in zijn theorie de afgeleide categorie PP//X uitgesloten zijn, met als gevolg dat extractie uit PP verhinderd wordt. Het effect van het feit dat de beperkingen gelegd worden op de klasse van afgeleide categorieën is dat de reductieregels onbeperkte geldigheid behouden. Overigens zijn in Bouma (1986) afleidingen als in (36) niet mogelijk omdat zijn systeem vooropplaatsingen van functoren verbiedt (zie zijn regel (24i)).